Direct naar artikelinhoud
ReportagePuinruimen in Beiroet

Levens redden is in Beiroet ook een politieke kwestie

Reddingsploegen uit de hele wereld zijn in allerijl naar Beiroet gekomen om te helpen zoeken naar overlevenden. Maar daar stuiten ze op nogal wat tegenstand. ‘We zijn te gast en kunnen niet onze manier van werken opleggen.’

Een lid van de reddingsploeg Urban Search and Rescue (USAR) in de haven van Beiroet. Het team zoekt naar overlevenden, drie dagen na een verwoestende explosie in de Libanese hoofdstad.Beeld ANP

Als Libanon niet het land was dat het is, dan zou dit verhaal gaan over Silke. Silke is een zwarte Hollandse herder met een oranje halsband. Vrijdag, vier dagen na de explosie die de Libanese hoofdstad Beiroet uiteenreet, snuffelt Silke rond in een verwoeste loods waar een auto metershoog tussen de omgebogen stalen pilaren hangt. In het puin vindt Silke de telefoon van een slachtoffer.

Silkes bazen, meer dan 60 Nederlandse reddingswerkers die deze week vanuit Eindhoven naar Beiroet zijn gevlogen, zouden het fantastisch vinden als dit verhaal daarover ging. ‘De hond maakt kabaal’, zegt een van hen, ‘dat is in onze wereld iets om serieus te nemen.’ Ze willen mensen redden. Slachtoffers levend onder het puin vandaan halen. Ze staan te popelen om dat te doen. Ze vertellen daar graag over.

‘Dat we daar gewoon staan ondanks die hele covid’, zegt Martijn Boer, staff officier resources, ‘daar kan ik echt heel blij van worden.’

Maar het Nederlandse reddingsteam, dat formeel Usar heet (Urban Search and Rescue) opereert in Libanon. In Libanon zijn veel zaken politiek. Inclusief het redden van levens. Zo kan het gebeuren dat Usar en reddingsteams uit een dozijn andere westerse landen de afgelopen dagen niet naar slachtoffers konden zoeken in de door de explosie zwaar getroffen woonwijken, waar vrijwel geen enkel huis meer ramen heeft. Puin ruimen en zoeken naar slachtoffers is daar in de eerste plaats een taak van vrijwilligers, die slechts gewapend zijn met bezems, keukenhandschoenen en afzakkende mondkapjes.

Een ravage in de haven van Beiroet. Drie dagen na de verwoestende explosie in de hoofdstad van Libanon, wordt er nog gezocht naar overlevenden.Beeld ANP

Het waren de beelden van deze chaos die Nederland en andere Europese landen, maar ook Rusland, Turkije en Qatar, deden besluiten om gespecialiseerde reddingsteams naar Beiroet te sturen. Maar bij aankomst was er een verrassing. Het Libanese leger bepaalt met een handgetekende kaart van het rampgebied welk land waar mag werken. Hulp in de zwaargetroffen stadsdelen was de afgelopen dagen niet toegestaan.

‘Wij zijn te gast’, zegt Arjan Stam, het hoofd van het coördinatiecentrum dat namens de Verenigde Naties (VN) de internationale reddingsteams aanstuurt. ‘Wij kunnen niet onze manier van werken aan anderen opleggen. Als wij ruzie maken, dan zijn we weg.’

Stam, die alle Usar-missies deed sinds 2004 en bovendien ‘nogal wat ervaring heeft bij de VN’, benadrukt: de opstelling van de Libanese autoriteiten wijkt niet af van die in andere brandhaarden. Het is een spanningsveld. Reddingswerkers willen gelijk na aankomst aan de slag. De eerste uren kun je immers nog levens redden. Lokale overheden willen de buitenlandse gasten eerst leren kennen. Daar gaat tijd over heen. In de praktijk een dag. Dan zijn er de lokale gebruiken, die reddingswerkers te accepteren hebben.

‘Het Libanese leger,’ zegt Stam, ‘houdt graag de controle. Ze wijzen aan welke landen waar mogen werken. Dat doen wij eigenlijk liever zelf.’ Hoe hij daarmee omgaat? ‘Heel voorzichtig.’

Leden van de reddingsploeg Urban Search and Rescue (USAR) in de haven van Beiroet. Het team zoekt naar overlevenden, drie dagen na een verwoestende explosie in de Libanese hoofdstad.Beeld ANP

De reddingswerkers zijn alleen welkom in de haven van Beiroet, het epicentrum van de explosie. Op dinsdagavond ontplofte hier door onbekende oorzaak een loods vol ammoniumnitraat, een uiterst giftige stof. Op vrijdag verbazen Nederlandse reddingswerkers, in oranje overalls met bijpassende helmen, zich tijdens een bezoek over de schade.

Te popelen

‘Kijk eens, die loodsen zijn geïmplodeerd. Maar die staan juist weer bol. De schokgolf gaat natuurlijk ook weer terug.’ Zware terreinwagens zijn golvend omgebogen alsof er een windvlaag overheen ging. In de haven worden nog steeds arbeiders vermist, dus hier naar mensen zoeken is waardevol. Alleen: in de dichtbevolkte woonwijken zijn mogelijk nog veel meer slachtoffers.

‘Als we in de binnenstad hadden mogen werken, hadden we mogelijk meer kunnen bereiken’, zegt Claudia Prins, die bij de brandweer werkt en specialist is op het gebied van opslag van gevaarlijke stoffen. Ook mensen met een politie- en defensie-achtergrond maken deel uit van Usar. ‘We staan te popelen. Maar ja, ook dit hoort erbij.’Vanuit de haven kijkt Prins naar de torenflats van Beiroet. Door de explosie zijn ze veranderd in rammelende karkassen waar bijna alle ramen uitgeblazen zijn. Honderdduizenden inwoners zijn dakloos.

‘Veel moderne hoogbouw. Dat had ik niet verwacht.’ Wat in Libanon ook anders is dan hoe Prins vooraf had gedacht, ‘hoe het hier is voor de dames.’ Begrijp haar niet verkeerd, maar Libanon, dat is een Arabisch land en ze was er nog nooit geweest, dus ze vroeg zich af of ze daar bijvoorbeeld als vrouw een hoofddoek zou moeten dragen. Dat blijkt niet het geval. Ze zag ook vrouwen hardlopen, nou ja, snelwandelen, in sportkleding. Dat had ze helemaal niet verwacht.

Tussen Claudia Prins en Search & Rescue-groepsleider Ton Muilwijk ontspint zich even later iets dat Muilwijk omschrijft als een ‘brandweergesprekje’. Over de manier waarop ammoniumnitraat was opgeslagen in de haven van Beiroet. Of dat gesprekje alsjeblieft niet in de krant hoeft. Ze willen het bij Usar niet politiek maken. Ze willen gewoon hun werk doen: mensen redden.

Bij de reddingswerkers komt een ‘onrustige melding’ binnen. Twee honden zijn achter elkaar aangeslagen op dezelfde plek in de loods. Daar moet iets zijn. Honden doen dit niet zomaar. Reden voor nader onderzoek. Silke wordt gehaald.

Een man zit tussen het puin in zijn huis in Beiroet.Beeld AP

Het speurwerk van Silke in de loods wekt de belangstelling van het Libanese leger, dat de verrichtingen van het Nederlandse reddingsteam in de haven nauwkeurig volgt. De Libanezen hebben zelf ook honden. Ze komen nieuwsgierig kijken. Muilwijk loopt met een reddingswerker met een defensieachtergrond weg voor ‘een goed gesprek’. Hij aarzelt achteraf wat hij erover kwijt kan. ‘Over de effectiviteit van onze inzet. Zijn wij hier wel het meest nuttig?’

Frans bewind

Niet alle landen trekken zich iets aan van de wensen van de Libanese autoriteiten. Franse reddingswerkers waren de afgelopen dagen niet alleen actief in het onbewoonde havengebied, waar zij zeker vier lichamen bergden in de buurt van de loods waar het ammoniumnitraat lag opgeslagen, maar gingen ook aan de slag in de zwaar getroffen woonwijken.

Frankrijk heeft als de voormalige koloniale machthebber een unieke positie. De Franse president Emmanuel Macron nam donderdag bij een bezoek aan Beiroet openlijk stelling tegen de Libanese regering. Ondanks de corona-uitbraak knuffelde hij met getroffen bewoners. Het leverde Macron zoveel krediet op dat in Libanon nu wordt gepleit voor een terugkeer van het Franse bewind. Alles is beter dan de huidige regering die wegkeek terwijl een uiterst explosieve stof jarenlang in een loods in de haven lag opgeslagen, vinden veel inwoners van Beiroet.

Donderdagavond werd een protest tegen de regering met traangas uiteengedreven. De Libanese ambassadeur in Jordanië nam ontslag vanwege ‘totale verwaarlozing’ door de overheid. Nederland en andere Europese landen zien het niet zitten om financiële hulp rechtstreeks aan de overheid te geven. Bij Usar blijven ze ver weg van zulke overwegingen. ‘In Libanon functioneert de overheid normaal’, zegt plaatsvervangend teamleider Job Kramer. ‘Wat we daar met onze Nederlandse blik misschien ook van mogen vinden.’

De haven van Beiroet ligt in puin na de explosie die op dinsdag 4 augustus plaatsvond.Beeld AFP

Als blijkt dat speurhond Silke een telefoon in het puin heeft gevonden, komt een Libanese militair met groot nieuws. ‘De commandant van het leger wil jullie spreken.’ Als de Nederlandse reddingswerkers daarop niet onmiddellijk in het gelid gaan staan op het smoorhete haventerrein, roept een ander: ‘Jongens, schiet alsjeblieft op!’

Daar scheuren vier zwarte pantserbakken de hoek om. ‘Dit zie je alleen in Homeland,’ zegt Claudia Prins. De Libanese commandant der strijdkrachten, Joseph Aoun, stapt uit. Achter hem staat een beveiliger met een uitklapbaar kogelwerend scherm, tot fascinatie van de Usar-mannen en vrouwen. Generaal Aoun bedankt de Nederlanders in perfect Engels. ‘Laat mij weten wat wij voor jullie kunnen doen zodat jullie ons kunnen helpen.’

‘Wij zijn hier om slachtoffers te redden en niet om handen te schudden met generaals’, zegt planning officer Marco Gaebler. Hij wil dit duidelijk hebben: als ze een levend slachtoffer onder het puin zouden hebben gevonden, dan werkten ze hier niet op dit moment aan mee. Maar hier is geen levend slachtoffer gevonden, dus is er tijd. ‘En dit is het systeem waarin het Libanese leger werkt. Het is mooi dat ze ons willen bedanken.’

Later op vrijdag, in een loods op een Libanese marinebasis waar op plastic tuinstoelen namens de VN de internationale reddingsinzet wordt gecoördineerd, komt goed nieuws binnen. Usar mag met de gemeente Beiroet ‘in overleg’ om de komende dagen mogelijk toch toegang te krijgen tot woonwijken.

Silke is net als haar collega-speurhonden niet gewend aan de hitte van een Arabische zomer. Daarom krijgt ze tijdens het werk in de haven veel water te drinken. Mineraalwater van Bar le Duc, minder krijgt een hond als zij niet.