Direct naar artikelinhoud
Theodor Holman

De meeste jongeren weten niet hoe een grafkrans ruikt

Theodor Holman.Beeld Artur Krynicki

Ik liep over de Albert Cuyp en zag mensen zonder mondkapje.

Moest ik ze aanspreken?

Eergisteravond lieten de Holmannetjes hun vlooientapijtje uit en zagen zij dat jongeren in de Falckstraat een feestje hielden.

Veel te veel jongens en meisjes, veel te dicht op elkaar. Wij besloten er niets van te zeggen, maar… Ik kon me niet inhouden en ging vlak voor het raam staan en deed net of ik de politie aan het bellen was en zei luid: “Ja, drugsgebruik ook… veel te dicht op elkaar… lachgas en cocaïne denk ik… Op het balkon staat iemand met een droge hoest die het erg benauwd heeft… Maar ik maak me hoofd­zakelijk zorgen over de anderhalvemetermaatregel… Ja, agent er worden ook drugs verhandeld… U komt eraan? Fijn, dank u. Tot ziens.”

Mevrouw Holman vond het erg kinderachtig, maar was het in essentie met me eens. De jongelui hadden wel iets opgevangen en tot mijn grote genoegen kwamen twee van hen verhaal halen, waarna de oude Holman ze ranselde met een oudtestamentische vloek- en scheldpartij, waar ze een mager ‘kankerklootzak’ tegenover stelden.

Kortom: niks heeft zin.

We weten hoe het komt: de jonge mens is slecht, op genot hebben ze recht en oude mensen zijn dingen die voorbijgaan.

Voorwaar, ik zeg u: het moet nog erger worden voor men zijn gedrag gaat aanpassen.

En vergeet niet dat covid momenteel in de handen van de jeugd een dodelijk wapen is geworden. Een pistool waarmee ze oudjes als mussen van het dak kunnen schieten.

Nu gebeurt dat nog niet, omdat ze de lol er nog niet van inzien. Maar dat duurt niet lang meer.

De jongeren in de Falckstraat en op de Albert Cuyp zullen rond 2000 zijn geboren. De meesten zullen niet weten hoe een grafkrans ruikt en hoe het deksel van een doodskist van een dierbare klinkt die voor het laatst wordt gesloten en dichtgeschroefd. Wanneer er wordt gesproken over doden die je niet kent, kun je daar met een glimlach naar luisteren.

Moge het nog lang duren voordat de jeugd de zoevende zeis niet meer kan mijden.

Maar ik hoor die zeis. Ik moet af en toe voor hem wegspringen.

Het boek dat ik wil schrijven over de slechtheid van de mens wordt meer dan 3 miljard pagina’s dik. Ik denk trouwens dat de meesten wel weten wat er in staat.

Theodor Holman (1953) is columnist, schrijver, televisie- en radiomaker. Elke dag, uitgezonderd zondag, lees je hier zijn column. Lees al zijn columns terug in het archief.

Reageren? t.holman@parool.nl.