Direct naar artikelinhoud
Essay

Hoe angstaan­jagend het virus ook is, het is geen menselijke vijand

Dit coronatijdperk wordt vaak vergeleken met een oorlogssituatie. Hoe ernstig ook – die vergelijking gaat niet op, stelt Jessica Durlacher. ‘Dit is wat ons mensen maakt: ons weren tegen die onverbiddelijkheid, oplossingen verzinnen, vechten, overleven.’

‘We zijn eindelijk weer eens eensgezind – we zijn de wereld van de mensen, beseffen we.’Beeld Getty Images/EyeEm

Het bos lag er ver­laten en verbouwereerd bij toen ik vanmorgen ging hard­lopen – als een huisdier wiens baasje dood is, dacht ik. Ik corrigeerde mezelf meteen. Het bos een huisdier? Antropomorf geleuter, wat kan het het bos schelen dat wij mensen ziek, misschien ziek, of bang om ziek te worden, thuis ­zitten? Wíj zijn het huisdier, dat dacht dat het een baas was!

Het bos veert hoogstens op, stralend en on­genaakbaar nu het even niet meer wordt gesnoeid of gewied, de auto’s wat minder rijden, en de fabrieken wat minder roken. Kan me ook geen maart herinneren dat het weer zo schitterend was. Met zulk helder licht, schitterende schaduwen, zuivere kleuren, een hemel zo strakblauw. April zou de wreedste maand zijn, nou, maart overtroefde haar deze keer met al deze onverschillige triomfantelijke schoonheid. Dat symbool van hoop, dat nu zo vals lijkt. Natuurschoon biedt meestal troost maar wat kopen we in deze situatie voor voorjaar, en voor al dat domme zachte groen dat uit de knoppen aan de bomen breekt?

Schuldig landschap, muntte Armando, waarbij hij doelde op misdaden die eerder ter plekke waren begaan en waarmee hij het landschap ogen gaf, en daarmee medeplichtigheid. In deze pandemie is de hele aarde opeens schuldig: al het landschap, het weer, de zon, de maan… schuldig, wreed zelfs: wrede bomen, met wrede groene knopjes, wrede zon, wrede maan, wrede jaargetijden.

Onzin natuurlijk – de natuur is niet wreed, de natuur ís. De enige die wreed is, wreed kan zijn, dat is de mens. Helaas. Maar we zitten momenteel wel mooi vast in onze huizen omdat we net zo besmettelijk en te besmetten zijn als dieren.

We waren hovaardig en verwend, vóór corona, dat we zo onbekommerd van de schoonheid van de natuur genoten. Nu zijn we ermee in gevecht. Het is geen decor meer, of een tere kostbaarheid die we moeten redden, nee, we zijn er onderdeel van geworden, zo is ons te verstaan gegeven, nederige onderdanen (tot slaaf gemaakten) misschien wel, van machten die we de baas dachten te zijn.

Hulpeloos en stuurloos

Met diezelfde nederigheid dienen we ons voorzichtig een nieuwe positie te verwerven. Een vaccin, een medicijn, een formule om besmetting en sterfte in te dammen. Een plan. De controle die we dachten te hebben – na onze millennialange strijd om de natuur naar onze hand te zetten – bleek een illusie. En bij gebrek aan controle is ineens ook de toekomst vaag.

De correlatie tussen macht en toekomst vond ik een pijnlijke ontdekking. Gebrek aan macht betekent een onzekere toekomst. Plannen maken voor de toekomst gaat hand in hand met controle over de natuur, over onze levens, over de luxe iets te kunnen willen. Zonder die macht, zonder die controle zijn we hulpeloos en stuurloos. Niet langer zijn we in staat onze levens zo vooruit te plannen als we deden. De natuur/toekomst is onvoorspelbaar, woordeloos en eng.

Het voelt als oorlog, zegt men. De bevrijding is dit jaar 75 jaar geleden, de Tweede Wereldoorlog zélf langer. De vieringen ervan, overal in het land met zoveel zorgvuldigheid en inzet georganiseerd, moeten wijken voor de maatregelen om de huidige oorlog te winnen. Een wrange, krankzinnige samenloop van omstandigheden. De oude oorlog was ons ijkpunt. Nou ja, het ijkpunt van de naoorlogse generatie, dezelfde generatie die nu beter kan binnenblijven.

Onderduiken, dat woord hoor ik steeds. Deze crisis dwingt onwillekeurig tot vergelijken. De nazi’s hebben mijn vader van zijn dertiende tot zijn zeventiende vernederd, uitgehongerd en gepijnigd in de kampen van Polen en Duitsland, en zijn ouders werden vermoord in iets wat wel de grote catastrofe wordt genoemd, de Holocaust. De Shoah, de ondergang, iets abstracts, groots en onvoorstelbaars, bijna een natuurramp. Alleen had de natuur hier weinig mee van doen. Dit was maakwerk, misdadigers met plannen zaten achter de knoppen. Mensen lieten andere mensen creperen, mensen weerhielden hun slachtoffers ervan zich te weren tegen de meedogenloosheid van ziektes, bederf, honger en kou. De mensen stierven omdat andere mensen hen vermoordden, en en passant van de wereld een dystopische hel maakten.

Wiegeliedje

Onder invloed van mijn vaders verhalen ken ik de angst voor herhaling. Angst voor een tijd waarin de wereld opnieuw ophoudt herkenbaar te zijn, angst voor het einde van alles waaraan ik gewend ben. Maar deze nieuwe crisis met zijn kolossale consequenties tart ook de verbeelding van neurotische fantasten als ikzelf. De gedachte dat je je op zoiets kan voorbereiden, is totale arrogantie. En net als iedereen blijk ik me in slaap te hebben laten sussen met het wiegeliedje dat de wereld after all gedurende dit leven veilig zou blijven… dat er in dit deel van de wereld voldoende te eten zou blijven, kou en hitte naar behoeven te reguleren zouden zijn en ik me zou kunnen verplaatsen waarheen ik wilde. Al was ik me nog zo bewust van de iele lijn tussen het behagelijke en de totale ondergang die in mijn vaders leven ineens zo onverbiddelijk ophield te bestaan. (Ik ben hierdoor kortom goed in paniek.)

Isolement

Een aantal jaar terug was ik voor het toneelstuk Anne intens bezig met het dagboek van Anne Frank, de bekendste onderduikster ter wereld. Ik moet dezer dagen veel aan haar denken. Als ik niet kan werken, omdat ik me opwind over wat er met ons gebeurt, en met kloppend hart de websites en de tv bekijk en de kranten spel, denk ik aan haar en haar isolement. Hoe ze alle dagen vroeg opstond, schreef, huiswerk maakte, Frans en wiskunde oefende, droomde en nadacht. De discipline. De hoop. Terwijl ze zich verborgen moest houden, niet voor het raam mocht staan, met niemand anders dan haar medeonder­duikers contact had. Zij probeerde gezond te blijven door iets te scheppen voor de liefhebbende denkende intelligente buitenwereld die ze zich droomde bij gebrek aan Facetime of Zoom.

Twee jaar lang… waarna ze alsnog werd opgepakt. En stierf. Die gedachte bemoedigt niet. En toch hou ik hem vast. Ik bewonder Anne en alle mensen die intelligent, inventief en hoopvol hun lot te lijf gaan, en ik vind het belangrijk om me het essentiële onderscheid in te prenten tussen toen en nu. Zij schuilde niet voor een wreed redeloos virus, maar voor de redeloze wreedheid van de nazi’s, mensen (nou ja, soort van) die de macht hadden gegrepen en de toekomst van deze wereld wilden bepalen met een doelgerichte moordlust waaraan niets willekeurig was. Als je naar het aantal doden kijkt kun je moeilijk anders vaststellen dan dat de nazi’s een eind gekomen zijn met hun pandemie van haat. Maar het verzet ertegen won wel, uiteindelijk.

Bruisend van levenswil

Wij houden ons bezig met de anderhalve meter afstand, we zitten thuis, massaal, bang voor het virus, angstig voor de economie, denkend aan en vrezend voor een toekomst die we opeens niet meer kunnen overzien – we zijn de macht kwijt, onze vrijheid, de toekomst is bleek en mistig maar vooralsnog facetimen we met onze oma’s, we doen yoga en luisteren naar concerten via Zoom, we halen eten in gedesinfecteerde winkelwagentjes met rubberhandschoentjes aan en we weten dat de hele wereld hetzelfde doormaakt.

We houden ons stil, doen ons best, werken ons suf, bruisend van levenswil zijn we, en we zijn eindelijk weer eens eensgezind – we zijn de wereld van de mensen, beseffen we. Af en toe staan we versteld van de goedheid, slimheid, humor en menselijkheid om ons heen. Hoe angstaan­jagend het virus ook is, het is geen menselijke vijand, geen menselijk kwaad, het is de natuur zelf. We weten straks vast allemaal donders goed wat ons te doen staat. Dit is wat ons mensen maakt: ons weren tegen die onverbiddelijkheid, oplossingen verzinnen, vechten, over­leven. Dat moet lukken. Wij zijn zelf ook natuur hoor.
30 maart 2020