Festival en boek voor Rarekiek: die mysterieuze figuur die altijd alles ziet

Groningen, de plek waar de Rarekieks zich afspelen. Foto: Archief DvhN

Groningen, de plek waar de Rarekieks zich afspelen. Foto: Archief DvhN

In een krant hoort nieuws: serieus, belangrijk om te weten, niet zelden kommer en kwel. Maar voor één hoekje in Dagblad van het Noorden gelden heel andere regels. Deze zomer krijgt Rarekiek een eigen boek en een festival op Noorderzon.

Hoofdredacteur Evert van Dijk van Dagblad van het Noorden zit in maart 2008 met zijn vrouw in restaurant Boven Jan aan de Grote Markt als hij 35 naakte jongemannen over het plein ziet rennen. Nou ja, naakt, ze dragen dassen en sokken en schoenen, maar dat is het wel. Zo hollen ze van Vindicatsociëteit Mutua Fides naar het bordes van het Stadhuis, om het daar op een zingen te zetten.

Van Dijk staat op van tafel, laat zijn vrouw zitten en springt op de fiets naar de redactie. Dit, weet hij ogenblikkelijk, dit was een Rarekiek. En die moet morgen in de krant.

Anoniem schotschrift neemt hotemetoten op de hak

De Rarekiek is al zeventien jaar de knipoog van de krant. Geen hard nieuws, wel actueel; een stadse scène, door een anonieme auteur in zoveel geuren en kleuren beschreven dat de lezer het gevoel krijgt er zelf bij te zijn geweest. Deze zomer krijgt Rarekiek een eigen festival tijdens Noorderzon. Ook verschijnen tachtig van de mooiste afleveringen in een boek.

Dat het zover zou komen, had Van Dijk niet verwacht toen hij in 2002 als chef van de stadsredactie met het idee voor de Rarekiek kwam. ,,We wilden iets dat de voorpagina een stads karakter zou geven. Een beetje zoals de Kronkels van Carmiggelt, maar dan echt Gronings: taferelen in de stad die iedereen meegemaakt zou kunnen hebben.’‘ De naam Rarekiek leende Van Dijk van een schotschrift waar tussen 1775 en 1785 vijf afleveringen van verschenen. Alle hotemetoten van Groningen werden erin op de hak genomen, maar niemand wist door wie.

Zo’n type met een lange regenjas en een hoed

De Rarekiek in Dagblad werd beurtelings geschreven door Van Dijk, Eric Nederkoorn, Cees Vellekoop en Inki de Jonge - maar nooit met hun namen erbij. En dat werkte sommige lezers danig op de verbeelding. ,,M’n tandarts zei eens: wie is die Rarekiek toch, en hoe kan het dat-ie alles ziet?’‘ herinnert Van Dijk zich lachend.

,,Ze maken er altijd een ‘hij’ van’‘, zegt ook Inki de Jonge. ,,Zo’n type met een lange regenjas en een hoed.’‘ De rubriek hoorde meteen tot de meest geliefde van de krant, weet ze. ,,Mensen sturen er brieven over en je hoort het ook in je omgeving wel terug. Waar die populariteit vandaan komt? Het herkenbare, denk ik: het is eigen en Gronings, en niet particulier, maar van iedereen.’‘

Iedereen kan een Rarekiek meemaken, maar niet iedere journalist kan er een schrijven, vindt Van Dijk. ,,Net zomin als niet iedereen een voorpaginaverhaal kan schrijven. Je moet er wel een bepaalde pen voor hebben.’‘ De Jonge ziet het anders: ,,Als je de goeie blik maar hebt. De regels kun je wel leren.’‘

Rarekiek kan niet zonder slotzin

De belangrijkste, vindt De Jonge, is de krul in de staart: de laatste zin, die de clou bevat waarin alles op z’n plek valt. Dat maakt de Rarekiek anders dan gewone krantenartikelen, waar het belangrijkste bovenaan staat en het naar beneden toe steeds minder relevant wordt. De Jonge zal nooit de keer vergeten dat een nietsvermoedende eindredacteur haar slotzin schrapte. Hij had ruimtegebrek, en het kon wel, dacht hij. ,,Ik heb ‘m stijfgevloekt’‘, zegt De Jonge; inmiddels kan ze erom lachen, maar ze was des duivels.

Lukt het ook wel eens niet? ,,Tuurlijk. Soms weet je niets, of je merkt al schrijvend dat je een clou mist.’‘ In zo’n geval gaat De Jonge de straat op, op jacht in de stad. ,,En dan vind je altijd wel iets. Als je de Rarekiekbril eenmaal op hebt, krijg je ‘m niet meer af.’‘

‘Je moet de lezer op het verkeerde been zetten’

De verhalen van schrijver A. L. Snijders (die in werkelijkheid Peter Müller heet en 81 is) hoeven, anders dan de Rarekiek, niet echt gebeurd te zijn; toch put ook hij graag uit wat hij om zich heen ziet. Dat moet: ,,Ik zou het wel willen, maar iets helemaal verzinnen lukt mij niet.’‘ Net zomin lukt het hem om lange verhalen te schrijven, zegt hij zelf, en dus houdt hij het bij Zeer Korte. Ze verschijnen in De Standaard en de VPRO-gids en Snijders leest ze ‘s zondagochtends voor op NPO Radio 4.

Op het Rarekiekfestival komt hij ook korte verhalen voorlezen. ,,En een beetje uitleggen wat ik eronder versta. Nou, dat is het liefste wat ik doe, dus dit was een ideale uitnodiging.’‘ Waarin schuilt volgens hem het geheim van het korte verhaal? ,,Dat kan ik alleen voor mezelf zeggen, ik vind niet dat een ander het óók zo moet doen. Maar wat mij betreft moeten er dingen instaan die niet goed te begrijpen zijn. Al moet het ook weer niet zo zijn dat de lezer er geen bal van snapt. Je moet ‘m een beetje op het verkeerde been zetten.’‘