Bij de vriendelijke conciërge Berend Zuur voelden de leerlingen zich thuis
Groningen
Twee jongens slepen de matten de sportzaal van het Gomarus College uit. Het is bijna vakantie, en het gebouw voor de havo/vwo-leerlingen is al leeg, maar zij moeten nog een ochtend nakomen. Voor straf. Eerder dit schooljaar hebben ze lessen verzuimd. Goedgeluimd slaat conciërge Berend Zuur de verrichtingen van de tieners gade. ‘Moi’, groet hij ze vriendelijk, Gronings voor hallo. ‘Lukt het jongens?’, vraagt hij belangstellend. ‘Prima’, antwoorden ze vrolijk. De klus blijkt goed te klaren, en de conciërge is allesbehalve onredelijk. Als ze klaar zijn, mogen ze eerder naar huis. ‘Je kunt lachen met meneer Zuur’, zegt een van de tieners. ‘En je krijgt ook weleens een bakje koffie tussendoor.’ De conciërge knikt bevestigend. ‘Het moet wel gezellig blijven.’
De scène is typerend voor Berend Zuur (65), die over een paar dagen – officieel per 1 september – afzwaait als conciërge van de gereformeerde middelbare school uit Groningen. Daarmee komt na 41 jaar een einde aan een tijdperk. Generaties christelijke tieners uit de regio – eerst alleen vrijgemaakt-gereformeerd, later van allerlei kerken – maakten de man mee die op school faam verwierf als baken van rust in een immer hectische omgeving, en boven alles: die altijd aardig en belangstellend is. In al die jaren moeten het er zo’n twaalfduizend zijn geweest, heeft hij berekend. ‘Sommige docenten heb ik nog meegemaakt als scholieren.’
Trots laat Zuur zijn ‘hok’ zien, een kleine ruimte met een imposante kopieermachine waar hij al die jaren tonnen aan papier moet hebben weggewerkt. Aan de muur hangen klassefoto’s van leerlingen. Een geheugensteuntje? Nee, eerder decoratie, want Zuur weet bijna alle leerlingen bij naam te noemen, zelfs als ze al jaren van school zijn. Hij kan goed namen onthouden, in combinatie met de juiste gezichten. ‘Ik vind het belangrijk elke leerling te kennen. Als een moeder belt dat een leerling ziek is, weet ik meteen of dat vaker is gebeurd. Dan kan ik polsen of er iets aan de hand is. Een leerling is tenslotte geen nummer.’
keuken als crisiscentrum
Hét domein van de conciërge is de keuken, die grenst aan de aula, slechts gescheiden door een open balie. In het midden staan een tafel met twee looptelefoons en wat gebruikte plastic koffiebekertjes. Een aquarium op het aanrechtblok en enkele opgezette vogels aan de muur geven de ruimte een knusse aanblik. ‘Welkom in het crisiscentrum’, grapt Zuur. Talloze leerlingen haalden er, als ze niet op tijd waren, een telaatbriefje, leenden bandenplakspullen of klopten aan voor raad en daad. Niet zelden vervoegde zich een docent bij de balie om zijn hart te luchten.
Zuur bleef altijd de rust zelve en had altijd een luisterend oor. ‘Ik deed alles voor de leerlingen, waarmee ze ook maar kwamen. Een leerling met problemen thuis mocht mij altijd bellen. Dat mag niet volgens de protocollen, maar ik deed het gewoon.’ Hij herinnert zich een scholier die zich met zijn vriendin bij hem meldde. Zij was zwanger geraakt, maar durfde dat thuis niet te vertellen. ‘Ik heb heel rustig hen ervan overtuigd dat het beter was ervoor uit te komen. Zoiets komt toch uit.’ Echtscheidingen, familieruzies, psychische nood en tal van andere sores bereikten het oor van de conciërge. Zuur beaamt dat hij wel iets had van een maatschappelijk werker. ‘Ik was een vertrouwenspersoon. Altijd voerde ik gesprekjes met de leerlingen. Het is zo belangrijk dat ze zich thuisvoelen op school. Als ik iemand zag huilen, zei ik tegen die persoon: “Je weet me te vinden, hè?” In dat soort situaties moet je jezelf nooit opdringen. Meestal kwamen ze ook.’
Leerlingen en docenten, ook uit vroeger tijden, hebben de afgelopen dagen afscheid genomen van de conciërge. De aula zat vol bij zijn afscheid, maar hoeveel mensen er op de receptie zijn geweest, weet hij niet precies. Nuchter: ‘Ik heb ze niet geteld.’ Ter gelegenheid van zijn vertrek kreeg hij een boek met allerlei getuigenissen en dankwoorden. Een hommage die maar één conclusie toelaat: Zuur was zeer geliefd.
straf
Hoe zit dat nu precies met leerlingen die straf kregen? Als het gezellig is, en ze bovendien eerder naar huis mogen, zijn ze dan nog bereid hun gedrag aan te passen? Zuur ging altijd met de pubers in gesprek. Daar bereik je volgens hem meer mee. ‘Ik ben nog nooit boos geweest op een leerling. Dat werkt averechts. De volgende keer proberen ze je weer kwaad te krijgen. Iedereen heeft er baat bij als je de relatie goed houdt. De sfeer blijft goed en ik kon prima afspraken maken: “Nu mag je niet meer te laat komen. Ik wil je de eerste twee weken niet meer zien.” Dat hielp.’
Bij ‘toeval’, door Zuur als zegen ervaren, kwam hij in het vak van conciërge terecht. Gevormd aan de lagere technische school werkte hij een aantal jaren in de constructiebouw tot hij van een stalen geraamte viel. Daarbij raakte zijn rug beschadigd, een kwaal die hem tot op de dag van vandaag parten speelt. Hij besloot als 24-jarige te solliciteren bij het Gomarus en mocht na een tijdje blijven. ‘Dat was een geluk bij een ongeluk.’
In de eerste tijd van zijn loopbaan zaten er alleen vrijgemaakte tieners op de school. Het klimaat was strenger dan nu. De meisjes waren verplicht een rok te dragen. ‘Dat was niet mijn idee. Ik kreeg de opdracht onderaan de trap te controleren of de meiden een broek droegen. Keek ik vanuit die positie ongewild zo onder de rokken. Tegen de directeur zei ik: “Dat wil ik niet. Ik ben nog een jonge vent’. Daarna hoefde ik dat nooit meer te doen.’
Allengs verschoot het Gomarus van kerkelijke kleur. De school werd opengesteld voor kinderen uit andere kerken en gemeenten dan alleen de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt. Tegenwoordig zitten er leerlingen uit allerlei denominaties op: van gereformeerd tot rooms-katholiek en baptist. Merkte de conciërge een verschil? ‘Nee, de sfeer was altijd goed. Een leerling blijft een leerling. Zij zijn ook niet bezig met de vraag uit welke kerk je komt. Dat vind ik prima. We zijn allemaal christen en dienen één en dezelfde God.’
Wat gaat de scheidende conciërge straks doen? ‘Dat zie ik nog wel. Ik ga me niet druk maken en pin me voorlopig nergens op vast.’ Bang voor het ‘zwarte gat’ is hij niet. ‘Waarom? Ik vind het heerlijk om vrij te zijn.’ Als conciërge liep hij veel op de gangen en door de lokalen. Als pensionado krijgt hij minder lichaamsbeweging. ‘Voor mijn zwakke rug ga ik in ieder geval elke dag een flink stuk lopen.’ <