Direct naar artikelinhoud
reportageBeira

Met Rotterdamse mentaliteit het getroffen Beira weer op de been helpen

Vluchtelingen uit overstroomd gebied vinden in de havenstad Beira droge grond onder de voeten.Beeld Andrew Renneisen / Getty Images

In het de door de orkaan Idai zwaar getroffen Beira moeten ze het vooral zelf doen, klaagt burgemeester Simango. Maar in de haven is de directeur van een Rotterdams scheepvaartbedrijf hulpverlener geworden.

De burgemeester van Beira staat vrijdag om 8 uur ’s ochtends driftig te gebaren in de modder. ‘Opschieten!’, bast Daviz Simango naar de bestuurders van zeven laadtrucks die de wegen van Beira moeten vrijmaken van ontelbare omgeblazen bomen. Simango draagt een vale spijkerbroek, bruine bergschoenen, een wit T-shirt met daarover een blauw overhemd met de knoopjes open. Hij overziet het volgooien van de benzinetanks van de trucks bij een schroothoop-annex-pompstation van de gemeente. ‘Sneller!’

Het herstelwerk in Beira na orkaan Idai is van levensbelang voor een hele regio. Buurlanden zijn – net als een deel van Mozambique zelf – aangewezen op de haven van Beira voor de in- en uitvoer van voedsel, kunstmest, olie en mijnbouwproducten. Beira is voor dit deel van Afrika een soort van Rotterdam. Maar de wegen van en naar de stad van een half miljoen mensen zijn onbegaanbaar geworden door de overstromingen na de orkaan. Burgemeester Simango: ‘Zimbabwe, Zambia, maar ook Malawi: ze wachten allemaal op ons.’

Simango stapt in zijn zwarte Nissan-terreinwagen en gaat achter het stuur zitten om de voortgang van het opruimwerk te controleren. Voordat hij wegrijdt, foetert hij zijn vijfkoppige mediateam uit. ‘Waarom staan er geen foto’s van mijn activiteiten op onze Facebook-pagina?’, wil hij weten. Medewerker Samuel sputtert iets over het internet dat nog goeddeels plat ligt. Simango: ‘Ja, maar af en toe komt er toch ook wel wat doorheen!’

De nasleep van orkaan Idai is natuurlijk óók politiek: Simango zit niet bij de regerende partij van Mozambique, Frelimo. Dit deel van het land is oppositiegebied, en de mensen hier verwachten zeker in crisistijd wat van hun burgemeester. De internationale hulporganisaties die het vliegveld van Simango’s stad innemen en er hun operaties opzetten, stemmen hun werk echter vooral af met de centrale regering van Frelimo. Simango zegt dat enkele hulporganisaties uitstekend werk doen: ‘Ze redden levens’. Maar anderen ‘coördineren vooral een boel en plannen een boel zonder dat op straat dingen verbeteren. Sommige buitenlandse organisaties zitten nog te slapen en Mozambikaanse hulporganisaties proberen alleen maar geld te verdienen aan de buitenlanders. We moeten dus vooral leren het zelf te doen.’

Tijdens zijn rit door Beira wijst Simango op een lange rij vrouwen en meisjes met gele jerrycans bij een van de nog werkende waterkranen in de stad. Hij neemt een kijkje bij het voetbalveld in het Estadio Municipal da Beira: het rode dak van golfplaat boven de tribune is in de volle breedte naar beneden gekomen. In de duinen langs de oceaan betrapt de burgemeester op heterdaad vier mannen die zand weg scheppen en in een kleine laadtruck overbrengen. ‘Stop!’, roept Simango. Hij stapt als een sheriff uit zijn Nissan en klaagt: ‘Verderop scheppen de mensen zand dat door de orkaan wegwoei netjes bijeen om het terug te brengen naar de duinen, die ons beschermen tegen de zee, en dan stelen jullie hier zand?’ Simango roept zijn media-assistent erbij. ‘Samuel! Stap in de laadtruck en rij deze vier dieven naar de politie! En maak foto’s van ze!’

Rotterdamse haven

Burgemeester Simango mag dan een man zijn van ‘geen woorden maar daden’, hij kan het niet helemaal alleen. De haven van zijn stad is in de praktijk vooral de verantwoordelijkheid van Cornelder, een scheepvaartbedrijf uit Rotterdam. De Nederlandse rol dateert al van de jaren negentig, toen Mozambique zoals zoveel Afrikaanse landen staatsbedrijven privatiseerde onder druk van de Wereldbank en het IMF. Cornelder is voor twee derde eigenaar van de haven van Beira.

Op de kade is Jan Laurens de Vries een soort burgemeester. De directeur van Cornelder in Mozambique werkt dezer dagen als een halve hulpverlener. Op deze vrijdagmiddag staat hij met een walkie-talkie net buiten het terrein van Cornelder, op het gedeelte van de kade waar overlevenden van de watersnood rond Beira aan land worden gezet en worden opgevangen door artsen van het Rode Kruis en van de Indiase marine, die hierheen is gestuurd door de Indiase regering. De Vries overlegt druk met de hulpteams als er een houten vissersboot met zo’n 45 geredde mensen aanmeert. Een oude vrouw strompelt naar een ambulance, ze wordt ondersteund door een man met een geel hesje met op de achterkant in het blauw ‘Cornelder de Moçambique’.

De Vries legt naderhand uit: ‘De overheid vroeg ons na de orkaan of wij kunnen helpen. We hebben in Beira wel een zeilclub met verstand van varen, maar daar viel een boom op dus de club ging naar de klote. Nu leveren wij als bedrijf brandstof voor vissers met buitenboordmotoren, zodat die kunnen uitvaren om mensen te redden. We betalen de vissers ook contant, 200 metical (2,80 euro) voor iedere persoon die ze mee terug nemen, de gebruikelijke prijs hier voor vervoer per boot. Zo zijn er zo’n 1.600 mensen teruggebracht.’

Uiteindelijk wil Cornelder natuurlijk weer gewoon zakendoen. Directeur De Vries verwoordt de regionale rol van de containerterminal van Beira als volgt: ‘Zoals je Nederland-distributieland hebt, zo heb je Centraal-Mozambique-distributieland.’ Zijn eigen overslagsysteem met vier grote gele hijskranen is wel weer ‘op de rit’ na orkaan Idai. Maar aan het vervoer van en naar het achterland valt voorlopig nog niet te denken. In het ondergelopen land moeten nog honderden, wie weet duizenden, worden gered of begraven.