Direct naar artikelinhoud
déjà vu

Cher Ami was dan wel geen dure duif, maar wel een dappere

De duif Cher Ami, die in 1918 furore maakte aan het front in Noord-Frankrijk, en thans vertoeft in het Smithsonian Museum in Washington.Beeld Richard W. Strauss, National Museum of American History, Smithsonian Institution

Duivenroem kan vergankelijk zijn. Neem de Vlaamse vogel Armando , waarvoor een Chinese koper deze week 1,2 miljoen euro neertelde. 

Er zal wel weer een volgende recordduif komen, en een volgende, en een volgende. Amando zal op den duur in de vergetelheid raken. 

Vergelijk dat met de duif Cher Ami die in 1918 furore maakte aan het front in Noord-Frankrijk en België en die een eeuw na zijn dood nog altijd een plekje heeft in het Smithsonian National Museum for American History. Hij deelt er de zaal met de eveneens opgezette Sergeant Stubby, een bulterriër die het ook tot oorlogsheld schopte in de Eerste Wereldoorlog.

De duif mag bekend zijn als ­vredessymbool, maar tussen 1914 en 1918 werd het dier in groten ­getale ingezet aan de fronten. Voor het verzenden van boodschappen en zelfs voor het met fotoapparatuur in beeld brengen van vijandelijke posities.

De geraakte Cher Ami wist de noodkreet van het Lost Battalion toch over te brengen

Minstens honderdduizend duiven vervulden een rol. Het vervoeren van berichten was gevaarlijk werk met veel schietgrage militairen en vuurwapens in de buurt. Lang niet alle duiven brachten het zoals Cher Ami tot twaalf succesvolle missies.

Friendly fire

De allerlaatste vlucht in krijgsdienst bezorgde deze duif wereldfaam. Een Amerikaans bataljon was tijdens gevechten dik een maand voor het einde van de Eerste Wereldoorlog het contact met de rest van de eigen troepen kwijtgeraakt. De Duitse tegenstanders dunden de gelederen uit en toen begonnen ook nog eens eigen mensen met beschietingen, niet wetende dat ze daarmee het eigen, Amerikaanse bataljon raakten.

In een poging om het friendly fire te stoppen en hulp van het eigen leger te krijgen, besloot de commandant van het bataljon postduiven te gebruiken. Ze kregen een boodschap mee: “We are along the road parallel to 276.4. Our own artillery is dropping a barrage directly on us. For heaven’s sake, stop it.”

Zes duiven werden er kort na het opstijgen uit de lucht geschoten. Cher Ami steeg op als zevende en werd ook vrijwel meteen geraakt. Maar zonder dat de Amerikanen het in de gaten hadden, wist het dier daarna alsnog verder te vliegen. De veertig kilometer naar het hoofdkwartier van de troepen legde het dier in 25 minuten af. Onderweg werd het waarschijnlijk nog een aantal malen getroffen. Toen de duif op de bestemming aankwam, was die geraakt in de borst, aan één oog blind en hing het rechterpootje slechts aan één pees vast.

Houten pootje

Dankzij Cher Ami konden 194 overlevenden van de eenheid, die bekend werd als het Lost Battalion worden ontzet. De duif kreeg uitstekende medische verzorging (onder meer een houten pootje) en excellent voer. Duif en verzorger/trainer, kapitein John Carney, kregen een lintje.

Ook de Fransen schatten Cher Ami’s heldendaad op waarde. Zij onderscheidden hem voor de getoonde moed met een oorlogskruis. De Fransen hadden eerder een eigen duif Vaillant met medailles geëerd. Die was bij Verdun in 1916 door gifgaswolken heen gevolgen naar zijn eindbestemming en door de vergiftiging onderweg gestorven. Voor de Franse troepen, die via hem om hulp vroegen, bleek ook geen redding meer mogelijk.

Cher Ami kreeg nog bezoek van John Pershing, de opperbevelhebber van de Amerikaanse troepen in Europa. Zijn land was het dier veel verschuldigd, vond hij. “De Verenigde Staten kunnen niet genoeg doen voor deze vogel.”

Na terugkomst in de Verenigde Staten maakte de duif een toer langs grote steden om uiteindelijk op 13 juni 1919 in een legerplaats te overlijden aan gevolgen van zijn verwondingen. Naast zijn fysieke plekje in het National Museum (zonder zijn houten pootje, maar wel op een houten voetstuk) werd Cher Ami in 1931 ook symbolisch opgenomen in the Racing Pigeon Hall of Fame. 

Deja Vu 

In zijn wekelijkse geschiedeniscolumn trekt journalist Paul van der Steen lijntjes tussen het heden en verleden.