Direct naar artikelinhoud

Veel blauw in de Utrechtse straten, maar militairen maken de burger onrustig

Politiemannen na de schietpartij in Utrecht.Beeld REUTERS

Amper zes weken geleden begon Pieter-Jaap Aalbersberg bij de NCTV. Na de aanslag in Utrecht stond de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid voor zijn vuurproef. Zijn dienst, de politie, hulpverleners en overheden stoften alle hun draaiboeken af.

en

Om tien voor twaalf maandagochtend twittert Pieter-Jaap Aalbersberg dat hij de gebeurtenissen in Utrecht ‘op de voet’ volgt en een kwartier daarna laat de terrorismecoördinator NCTV weten: ‘terroristisch motief is niet uitgesloten’. Dat is maar een paar minuten nadat de politie Utrecht de primeur heeft met de mededeling van mogelijk terrorisme, ook via sociale media als Twitter.

Het zijn twee elementen die volgens het boekje worden uitgevoerd. Er liggen al langere tijd draaiboeken voor het geval van een aanslag. Gebruik van sociale media is fase drie op de tijdlijn die crisisinstituut COT met overheidsdiensten samenstelde. Direct na de eerste twee acties, zoals signaleren en het uitrukken van de hulpdiensten, wordt al gekeken naar berichten op sociale media over mogelijk terrorisme. Pas daarna komen de volgende fases,  zoals de inschatting of er andere aanslagen dreigen. En ook of er überhaupt sprake is van terrorisme. Twitter en andere sociale sites worden gezien als onontbeerlijk in het oppikken van mogelijke aanslagen, en in het waarschuwen van burgers.

De grote kunst is de Utrechtse collega’s te helpen, maar niet voor de voeten te lopen

De tweede modelactie wordt door Aalbersberg benadrukt op de eerste persconferentie die hij geeft. De driehoek in Utrecht – de gemeente, de politie en het Openbaar Ministerie – is leidend in wat er moet gebeuren. Hij zegt niets over het aantal slachtoffers, burgemeester Jan van Zanen zal kort daarop bekendmaken dat er drie doden zijn. 

Militairen in eigen land

In de tussentijd moet de Utrechtse politie aan de slag. Met een zoektocht naar de dader, deels regulier politiewerk, net als bij vergelijkbare incidenten zonder de verdenking van terrorisme. En uiteraard met het beschermen van burgers, onder meer door hen binnen te laten blijven.

Ondertussen worden vanuit het hele land andere politiemensen opgeroepen. De grote kunst is hen de Utrechtse collega’s te laten helpen en niet voor de voeten te laten lopen. Want er zijn nogal wat gemeentelijke en landelijke diensten betrokken. Onder hen de politiemensen van de Dienst Speciale Interventies. Teams van de dienst zijn 24 uur per dag en 7 dagen per week alert. Omdat ze verspreid zijn over het land, kunnen ze overal snel ter plaatse zijn. Een soort militairen in eigen land. De DSI ondersteunt deze maandag verschillende invallen op Utrechtse adressen.

NCTV-baas Aalbersberg heeft eerder op de middag het hoogste dreigingsniveau beperkt tot Utrecht en zit al in een volgende fase: inschatten welke andere plaatsen in het land gevaar lopen. Daar is ook de Marechaussee aanwezig, het ‘blauwe’ onderdeel van Defensie. Want in Nederland is het uitgangspunt: na een mogelijke aanslag zo min mogelijk groen op straat. Want hoe langer militairen in het straatbeeld blijven, hoe onveiliger de burger zich voelt.

In alle haast lijkt Aalbersberg, krap zes weken aan de slag in deze functie, maandag wel voor een onduidelijkheid te zorgen: hij zegt dat er op  ‘verschillende locaties’ is geschoten. Dat zal de Utrechtse politie later corrigeren: het ging enkel om het 24 Oktoberplein in Utrecht.

Diensten voorkomen veel

Hoewel de beweegredenen van Gökmen T. voor de aanslag in de tram van Utrecht nog onduidelijk zijn, waarschuwen de inlichtingen- en opsporingsdiensten al jaren voor soortgelijke misdrijven. Die kunnen uit ideologische motieven plaatsvinden, maar crimineel gedrag en psychische stoornissen hangen daar nauw mee samen.

Door die alertheid van de diensten kan er in ieder geval veel worden voorkomen. Zo werd vorige week nog in het Overijsselse dorp De Lutte een 48-jarige man aangehouden vanwege het voorbereiden van een terroristisch misdrijf. Hij had een pistool en munitie in huis en documenten waarin de gewapende strijd tegen ongelovigen wordt verheerlijkt.

Ook Hardi N. stond te popelen om in actie te komen. Dat vertelde de hoofdverdachte tijdens zijn eerste ontmoeting met wat later een infiltrant van de politie bleek te zijn. De in Irak geboren man zei op zoek te zijn naar een festival als doelwit. Hij had al nagedacht over hoe de aanslag eruit kon zien: in een stad zou een ­autobom tot ontploffing worden ­gebracht, terwijl er bijna tegelijkertijd een aanval op een festival zou zijn. Daar zouden hij en zijn kompanen, uitgerust met kalasjnikovs, bom­gordels en handvuurwapens, zoveel mogelijk slachtoffers proberen te ­maken en zelf martelaar worden.

In 2018 was de politie net te laat. Een negentienjarige Afghaan stak eind augustus twee toeristen neer op het Centraal Station van Amsterdam. Hij ontkende dat dit een terroristische daad was. Maar hij is bereid Geert Wilders te doden, zo zei hij.

De dreiging komt niet alleen uit islamitische hoek. Vorig jaar moest een man uit Doornenburg voor de rechtbank verschijnen die genoeg munitie en explosieven had voor een ‘kleine oorlog’. Sinds in de nadagen van de aanslagen op 11 september 2001 de terrorismewetgeving in Nederland werd aangescherpt, is die vooral ingezet om jihadistische extremisten te vervolgen. De zaken tegen rechts-extremisten die verdacht worden van terrorisme, zijn op de vingers van één hand te tellen.

Dat betekent niet dat er geen aandacht naar die groep uitgaat. Onlangs waarschuwde de veiligheidsdienst AIVD nog in een rapport voor een groeiende groep mensen die, vaak als eenlingen of in kleine groepjes, bereid zijn geweld te gebruiken vanuit rechts-extremistisch gedachtegoed. De beoogde doelwitten zijn veelal moslims of linkse kopstukken. De recente aanslag in Nieuw-Zeeland is daarvan een voorbeeld.

Lees ook:

Voor elk geweld heeft de anti-terreureenheid een aparte uitrusting

Een portret van de speciale politieteams die 24/7 klaarstaan om zich naar een mogelijke aanslag te spoeden. Ook gisteren kwam de ‘Dienst Speciale Interventies’ in actie in Utrecht.

In Nederland liever geen militairen op straat

De bazen van leger en politie zeiden eerder in deze krant dat ze steeds nauwer moeten samenwerken vanwege de terrorismedreiging. Anders dan in Frankrijk pleiten ze voor zo kort mogelijk militairen op straat, dat geeft burgers juist een onveilig gevoel.