Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

Hoe Nederlandse liefdadigheid terechtkwam bij jihadisten

Terrorisme Hasan S. was een belangrijke tussenpersoon voor islamitische organisaties om hun hulpgoederen in Syrië te krijgen. Maar was hij wel te vertrouwen?

Inval door FIOD en politie in februari 2017 bij een moskee in Geleen. Van hieruit werd stichting Babycare gerund. Foto Roger Dohmen
Inval door FIOD en politie in februari 2017 bij een moskee in Geleen. Van hieruit werd stichting Babycare gerund. Foto Roger Dohmen

De ambulances trekken achter elkaar op. „Daar gaan ze, inshallah, richting Syrië”, zegt een vrijwilliger die de vertrekkende stoet filmt. Er is in de maanden daarvoor veel werk verzet. Als de Syrische burgeroorlog in 2013 op zijn hevigst is, kopen verschillende islamitische hulporganisaties in Nederland afgeschreven ambulances op, en rijden ermee naar Syrië.

Via Duitsland, Italië, Griekenland, en Turkije komt de stoet aan bij de Syrische grens. Dan moeten ze nog het oorlogsgebied in, naar Aleppo. Gelukkig is een Turkse partner bereid te helpen: stichting Fukara. De man achter de stichting, de 33-jarige Hasan S., kent de grensstreek op zijn duimpje. De voormalige boekhandelaar controleert de vluchtelingenhulp rond Adana, een Turkse stad op de grens met Syrië.

„Hij was ons aanbevolen door de Rode Halve Maan, dus we gingen er vanuit dat we hem konden vertrouwen”, zegt een woordvoerder van stichting Racha, een van de deelnemers aan het project. Aangekomen in Turkije blijkt S. allerhartelijkst. Hij geeft de Nederlanders een rondleiding langs zijn vluchtelingenprojecten.

Het OM probeert informatie van Turkije te krijgen over Hasan S. Die negeert die vraag al twee jaar. Lees: Turkije negeert verzoek OM in terrorismeonderzoek .

Een paar maanden na het afleveren van de ambulances duikt een video op van een strijder van Jabhat al-Nusra, het Syrische filiaal van terreurbeweging Al-Qaeda. Achter hem in beeld rijdt een Nederlandse ambulance. Het nummerbord komt overeen: de hulp blijkt terechtgekomen bij Al-Nusra.

De Syrische burgeroorlog hield de wereld de afgelopen jaren in haar greep, zeker de islamitische gemeenschap in Nederland. Mede door beelden van gifgasaanvallen door het leger van president Assad ontstaat een sterke behoefte iets te doen tegen het leed. Sommige moslimjongeren sluiten zich aan bij rebellengroepen om tegen Assad te vechten. Gelijktijdig schieten de islamitische liefdadigheidsorganisaties uit de grond. Tal van moskeeën starten inzamelingsacties – van winterkleren tot geld, honderdduizenden euro’s.

Extra verbondenheid

De vraag is hoe die donaties aankomen in Syrië. Voor internationale hulporganisaties is het rebellengebied al gauw te gevaarlijk om binnen te gaan, terwijl veel islamitische donateurs zich juist extra verbonden voelen met de sunnitische moslims die daar wonen. Daarom leggen de goede doelen contact met mensen die het rebellengebied wél betreden. Mensen zoals Hasan S.

Na het ambulanceproject blijven diverse Nederlandse organisaties met hem samenwerken. S. groeit uit tot een belangrijke facilitator van Syriëhulp uit Nederland, België en Duitsland. Maar het Openbaar Ministerie zet vraagtekens bij de besteding van de gelden. Vorige week werd hij gearresteerd in Turkije op verdenking van terrorismefinanciering.

Ibaadu Ar-Rahmaan is een van de Nederlandse organisaties die met S. samenwerken. De stichting uit Hoofddorp is mede opgericht door de 29-jarige Jeroen van D., een tot de islam bekeerde man uit Almere. Met Ibaadu Ar-Rahmaan (‘Aanbidders van de Barmhartige’) zamelt hij in moskeeën geld in voor projecten in de hele wereld, waaronder Syrië. De initiatiefnemers brengen het geld er zelf heen.

Ze hadden duizenden ingezamelde euro’s meegenomen, vertelt een oud-vrijwilliger van Ibaadu Ar-Rahmaan, die met Jeroen van D. mee was op reis. Aangekomen in Turkije gaven ze het geld aan S. „Hij bepaalde wat ermee gebeurde”, zegt de oud-vrijwilliger. S. nam hen mee naar de markt om kleding te kopen voor vluchtelingen. Of al het geld daaraan is besteed, weet de vrijwilliger niet.

Na het bezoek aan S. vertrekt het vrijwilligersteam naar Nederland. Maar Jeroen van D. keert in zijn eentje snel terug: niet om hulp te verlenen, maar om zich als strijder te voegen bij Jabhat al-Nusra.

Ook de Nederlandse overheid lag onder vuur over hulp aan Syrië

Ook de Rotterdamse stichting All for Life (doelstelling: „het zowel financieel als materieel ondersteunen van de hulpbehoevenden”) werkte met S. samen. We moesten wel, zegt voorzitter Ömer Erden, omdat ze alleen via hem Syrië konden bereiken. „Hij had connecties met de partijen die bepalen of je de grens over mag.” Ook de vrijwilligers van All for Life worden in Turkije door S. meegenomen naar de markt. Ze kopen er rijst, meel, olie, suiker – vier vrachtwagens vol. Maar als de voorzitter het voedsel over de grens wil gaan uitdelen, krijgt hij te horen dat hij terugmoet. „Ze zeiden: nee dat gaan wij doen. Ik mocht er niet bij zijn.” Dat wekte zoveel wantrouwen bij de voorzitter, dat hij besluit te stoppen met de hulp.

De Limburgse stichting Babycare mocht wél met S. mee de grens over. Ook deze stichting gaf het ingezamelde geld eigenhandig af bij S. Er loopt een witwasonderzoek naar Babycare, omdat onduidelijk is waar het aan S. geschonken geld – vele tienduizenden euro’s – is gebleven. Volgens Babycare kocht de stichting van S., Fukara, hier hulpgoederen van. Maar de facturen van die aankopen komen niet overeen met het afgeleverde bedrag. Justitie vermoedt dat een deel van het geld niet is uitgegeven aan hulp, maar aan terroristische groeperingen.

Veroverde gebieden

De hulpkonvooien van S. gaan veelal naar Syrische gebieden die zijn veroverd door terroristische groeperingen. Zo deelt S. volgens eigen verslagen op sociale media in oktober 2017 Nederlandse hulppakketten uit in de Syrische plaats Saraqib. Het gebied staat op dat moment onder controle van Ha’yat Tahrir al-Sham (HTS), een terroristische strijdgroep van Al-Qaeda. Eerder dat jaar deelt hij hulpgoederen uit in de stad Maarrat al-Numan, waar in die tijd HTS eveneens aan de macht is.

Als de politie in 2017 een inval doet bij Babycare worden foto’s gevonden waaruit blijkt dat ook deze Nederlandse hulpstichting zich onder terroristen begaf. Op een foto uit 2014 poseren de vrijwilligers met IS-strijders op een plein in Raqqa, het hoofdkwartier van het dan net uitgeroepen kalifaat.

Het zijn gebieden waar je volgens internationale hulporganisaties niet kunt komen zonder je in te laten met terroristische groeperingen. „Die eisen geld om hulp te mogen leveren in hun gebied”, zegt Rodger Shanahan, als Midden-Oostendeskundige verbonden aan het Australische Lowy Instituut. Hij deed onderzoek naar terrorismefinanciering in Syrië en was eerder voor de VN actief in Libanon, Syrië en Afghanistan.

In een interview met de Turkse krant Haksöz uit 2014 geeft Hasan S. wellicht een verklaring waarom terroristische groepen hem toelaten: S. zegt in het interview dat hij hulp levert aan families van „martelaren” en „mudjahedeen”. Ook op Facebook sympathiseert hij met de gewapende strijd. Zo schrijft hij bij een foto van biddende jihadstrijders: „Jullie bewijzen grote dienst aan de islam.” Hij citeert een gesneuvelde commandant: „Als Amerika Syrië binnenvalt, stoppen we met de strijd tegen Assad en gaan we vechten tegen de Amerikanen.” Ook schrijft hij hoofden van dictators met „veel plezier” te willen afhakken.

Dat S. hulp zegt te leveren aan families van strijders, komt neer op het ondersteunen van de strijd zelf, zegt Rodger Shanahan. „Je kunt niet zeggen: ik steun de families van de strijders, maar niet de strijders zelf. In de praktijk steun je met het één ook het ander. Het is moeilijk te geloven dat de hulp alleen maar naar kleine baby’s gaat en niet naar het kopen van wapens en voedsel voor strijders.”

Onvermijdelijk

Advocaat Tamara Buruma van Babycare erkent dat de uitgedeelde hulp terechtgekomen kán zijn bij verboden strijdgroepen. Dat is onvermijdelijk in een conflictgebied als Syrië, zegt Buruma. „Garanties dat hulp nooit in handen valt van terroristen zijn niet te geven. Al zijn het luierpaketten die je uitdeelt: ook die kunnen ten goede komen aan het kind van een strijder. Moet je dan maar zeggen: voor de zekerheid bieden we helemáál geen hulp meer in Syrië? Daarmee ga je naar een situatie toe waarin niemand meer hulp durft te bieden aan mensen die juist al van alle hulp zijn verstoken.”

Buruma erkent dat de bestuurders van Babycare „vertrouwden op de informatie die Hasan S. gaf over de besteding van de giften.” In hun strafzaak is S. opgeroepen als getuige. Buruma: „Mijn cliënten waren van hem afhankelijk, dus wij willen van hem horen hoe hij te werk is gegaan.”

Turkije heeft nooit gereageerd op het verzoek S. te laten horen, zoals het eerder al niet reageerde op een rechtshulpverzoek van de Nederlandse justitie. Het OM probeerde tevergeefs gegevens op te vragen over hem. Binnen justitiekringen werd gedacht dat S., die banden onderhoudt met het Turkse establishment, de hand boven het hoofd wordt gehouden. Tot hij vorige week plotseling wordt gearresteerd. Hij wordt enkele dagen vastgehouden en verhoord. Verdenking: rekruteren voor en financieren van terrorisme.

Hasan S. ontkent de beschuldigingen, die volgens hem gebaseerd zijn op laster. „Al ons werk is legaal, open en transparant”, laat hij NRC weten vanuit Turkije. Hij vertrouwt erop dat zijn zaak zal eindigen in vrijspraak.