'Tachtigjarige Oorlog niet alleen van Hollanders'
Amsterdam
‘Daar gaan we weer’, dacht de Heerlense historicus Jos Mosmuller (63) vorig jaar geregeld, bij het zien van de talrijke televisiedocumentaires over de Tachtigjarige Oorlog. Weer werd deze episode vooral vanuit noordelijk, Hollands, perspectief belicht. Weer bleven de lotgevallen van de zuidelijke gewesten dus onderbelicht. En weer viel Willem van Oranje veel welwillendheid ten deel. Mosmullers wrevel over de aanhoudend eenzijdige geschiedschrijving over de Tachtigjarige Oorlog kreeg zijn beslag in een brief – ‘pamflet’, zegt hijzelf – die hij namens Limburgers binnen en buiten zijn vakkring naar Hollandse media heeft gestuurd.
‘Tachtig jaar oorlog een privéaangelegenheid voor Hollanders?’, luidt de vraag waarmee hij de geadresseerden confronteert. Zijn doel: op zijn minst een gewetensonderzoek bij ‘Hollandse geschiedschrijvers’. Misschien resulteert dat ooit in een serieus, Belgisch-Nederlands onderzoek naar de ware toedracht van de gebeurtenissen in deze contreien tussen 1568 en 1648. ‘Naar het voorbeeld van het onderzoek dat het NIOD nu uitvoert naar de dekolonisatieoorlog in Indonesië’, zegt Mosmuller – auteur van een vierdelige boekenserie over de krijgsgeschiedenis van Maastricht.
evenwichtig
Zijn actie vloeit niet voort uit een ‘zuidelijk minderwaardigheidscomplex’, dat overigens alleen in ogen van noordelingen zou bestaan. Hij wil slechts een bijdrage leveren aan ‘een eerlijke, evenwichtige geschiedschrijving’. Met betrekking tot de Tachtigjarige Oorlog ontbreekt het daar nogal aan. Om te beginnen lijken zijn Hollandse vakgenoten niet te beseffen dat het conflict niet alleen bij hen woedde, maar in zeventien gewesten in noord én zuid. Een evenwichtige geschiedschrijving betekent bovendien dat niet alleen de wandaden van Alva worden gememoreerd, maar ook die van de calvinistische opstandelingen. ‘De martelaren van Gorkum genieten nog wel enige bekendheid’, zegt Mosmuller, ‘maar soortgelijke moordpartijen in Luik en Roermond zijn in de vergetelheid geraakt.’
Kern van de eenzijdige historiografie is de mythologie rondom Willem van Oranje, denkt Mosmuller. De ‘vader des vaderlands’ wordt weliswaar niet meer zo vereerd als in 1933, bij zijn vierhonderdste geboortejaar. Maar nog altijd blijft zijn ‘volstrekt militair-strategisch falen’ onderbelicht, en worden de gewelddaden van zijn volgelingen hem niet aangerekend. Op de gewetensconflicten waarmee Willem van Oranje zou hebben geworsteld, is volgens Mosmuller wel wat af te dingen. ‘De koning van Hispanje heb ik altijd geëerd? Ik heb daar zo mijn twijfels over.’ <