Hoe film door oorlog een serieus medium werd
Utrecht
Zijn proefschrift is net op tijd klaar, vindt Klaas de Zwaan. Want: het is nog 2018, precies honderd jaar na het einde van de Eerste Wereldoorlog. Komende vrijdag promoveert de mediahistoricus aan de Universiteit Utrecht op een onderzoek naar oorlogsfilms in de Nederlandse bioscopen tijdens, zoals de Engelsen zeggen, The Great War (1914-1918).
‘Er is veel geschreven over de Eerste Wereldoorlog, zeker de laatste jaren. Ook over de rol van Nederland, dat officieel neutraal was. Maar vaak gaat het dan over politici en intellectuelen, niet over de rol van de populaire cultuur. Er was al wel het een en ander over oorlogsfilms geschreven, maar er ontbrak een integraal overzicht’, verklaart De Zwaan (41) de achtergrond van zijn onderzoek.
Het medium film ontstaat eind negentiende eeuw. De eerste Nederlandse bioscopen verschijnen rond 1908. Vanaf dan raakt de opkomst van de cinema in een stroomversnelling – mede door het genre van de oorlogsfilm, toont De Zwaan aan.
sensatie
De eerste oorlogsfilms duren kort; het zijn eigenlijk journaalitems. ‘Het slagveld zie je daarin nog niet’, constateerde De Zwaan. Vanaf 1915 komen er Britse, Franse en Duitse propagandafilms: films die het eigen land als goed en sterk voorstellen, en de vijand als misdadig. ‘Daarbij moet je vooral denken aan reportages’, zegt De Zwaan. ‘Het is een soort embedded journalistiek, een journalist is deel van een legereenheid.’ In die films zie je soms al wel de loopgraven, maar de eigen soldaten lijken gelukkig.
In 1916 verandert dat ingrijpend, met de film The Battle of the Somme. ‘Voor het eerst ziet men echt strijd, soldaten die uit de loopgraven stormen en, zoals je dat noemt, over de klap gaan. Je ziet de verwoesting, het niemandsland. De talloze doden en gewonden. Het is een Britse propagandafilm, maar die werd begrepen als aanklacht tégen de oorlog, niet als een bewijs van de Britse opmars.’
Zelden heeft een film in Nederlandse bioscopen op meer belangstelling kunnen rekenen dan deze film, volgens De Zwaan. ‘Er was een zucht naar sensatie. Denk je ook eens in: vóór de film was het nog heel moeilijk voor mensen om zich de oorlog voor te stellen. En nu waren er deze beelden.’
scherpe randjes
De ongekende populariteit van de oorlogsfilms droeg bij aan de emancipatie van het medium film. Kranten bespraken de films, terwijl ze het medium eerder nog links lieten liggen als een podium voor vulgair, plat vermaak. ‘Nu werden films ineens serieus genomen, als alternatief voor geschreven journalistiek of als historische documenten.’
Er kwam ook een debat op gang over de haken en ogen van het medium, constateert De Zwaan. ‘Debat is misschien een te groot woord, maar in elk geval ontstaat er een kritisch discours. Men wordt zich bewust van de mogelijkheden van film. De goede, maar ook de riskante. Met film kun je manipuleren, zoals je in die propagandafilms ook ziet gebeuren.’
Lokale overheden gingen in samenspraak met bioscopen geregeld over tot censuur. ‘De scherpste randjes van propagandafilms werden verwijderd. Beelden van staatshoofden bijvoorbeeld, van wie men vreesde dat ze anders als helden zouden worden toegejuicht. Er werd ook rekening gehouden met Belgische vluchtelingen in Nederlandse bioscopen. En de overheid streefde ernaar de schijn van neutraliteit te wekken, om handelsbelangen met bijvoorbeeld Duitsland niet te ondermijnen.’
neutraliteit als zegen
De interpretatie van de oorlogsfilms liep, bijvoorbeeld in de krantendiscussies, behoorlijk uiteen. ‘Maar over het algemeen kun je wel stellen dat de geallieerden de sympathie van het volk hadden. Of eigenlijk heerste daar vooral een anti-Duits sentiment.’ Daar speelden bioscopen weer op in, door voornamelijk Britse en Franse films te programmeren.
Maar vooral werden de oorlogsfilms gebruikt om te wijzen op de zegeningen van onze neutrale positie, stelt De Zwaan. ‘In bijvoorbeeld The Battle of the Somme zagen Nederlanders gruwelijke beelden van het front. Het was alsof de wereld waanzinnig was geworden. Die films bevestigden het idee dat “wij” er goed aan hadden gedaan om daar vandaan te blijven.’
Op het voorblad van De Zwaans proefschrift staat een beeld uit de Franse documentaire Pour la paix du monde uit 1926 (zie de foto bij dit artikel). De film is een compilatie van Franse oorlogsactualiteiten. Een deel van de gruwelijke opnamen had vanwege censuur tijdens de oorlog niet vertoond kunnen worden in Nederland, maar nu, in 1926, zagen die beelden voor het eerst het licht. ‘Wat mij aan dit beeld fascineert’, zegt De Zwaan, ‘verschilt, denk ik, niet wezenlijk van de fascinatie die Nederlanders destijds voor oorlogsfilms hadden. De indringende realiteit van de oorlog komt op je af: de verwoesting, de rook. Aan de linkerkant zie je Franse soldaten weglopen na een gifgasaanval. Elkaar vasthoudend, omdat ze verblind zijn. Maar ik vind het ook een ontroerend beeld. Het is letterlijk brothers in arms.’ <
De film The Battle of the Somme (1916):