Direct naar artikelinhoud

Een leven lang op zoek naar de ‘Veldhoenvrouw‘

Hedy D' Ancona met haar vriend Aat Veldhoen tijdens een modeshow van Frans Molenaar in het Amstel Hotel.

Beeldend kunstenaar Aat Veldhoen is zondag overleden. Dat heeft zijn familie laten weten. Hij overleed op 84-jarige leeftijd in het bijzijn van zijn vrouw en kinderen in zijn woonplaats Amsterdam.

Zijn rechterhand was in 2004 een ‘dood ding’ geworden. Maar een paar dagen na het herseninfarct van destijds vroeg Aat Veldhoen alweer om papier en potlood. Zijn eerste tekening was van een roos uit het boeket naast zijn bed. Daarna tekende hij met zijn linkerhand zijn verlamde rechterhand. Later ging hij ook andere patiënten portretteren in het revalidatiecentrum.

Veldhoen overleed gisteren op 84-jarige leeftijd aan een nieuw herseninfarct. Hij stierf in zijn woonplaats Amsterdam. Dit jaar ontwierp hij nog de poster van de jubileumeditie van het festival ‘Film by the Sea’. En samen met fotograaf Koos Breukel werkte hij aan een expositie van zijn etsplaten.

Geen maniërisme

Drie maanden na het infarct uit 2004 zei Veldhoen in Trouw dat hij zijn linkshandige prenten wat ‘frisser’ vond dan de rechtshandige. Als de dood was hij altijd geweest dat hij verstrikt zou raken in het maniërisme. Want als iets je goed af gaat, dreigt het al gauw een maniertje te worden. Die verlamde hand was natuurlijk ongemakkelijk. En het praten was moeizaam na het infarct. Maar misschien had die attaque hem wel behoed voor het maniërisme.

Deze houding was Veldhoen ten voeten uit. Met een enorme drive en levenslust heeft hij zijn hele leven getekend en geschilderd. Ook na het eerste herseninfarct bleef hij alle energie in zijn werk stoppen, alleen nu met zijn linkerhand. Altijd liep hij met een potloodje en papier rond. Behalve tekeningen en schilderijen maakte Veldhoen ook etsen en beelden. Zijn productiviteit weerspiegelde zich in zijn grote huis, volgestouwd met zijn werk. Zelfs op de tegeltjes in de keuken doken Veldhoens vrouwelijke naakten op. Blote vrouwen en vrijende stellen domineren zijn oeuvre.

“Ik houd nu eenmaal van vrouwen, bloemen en taartjes”, was zijn verklaring. In die volgorde. Hij was ook een groot bewonderaar van schilders die vrouwen mooi konden afbeelden, zoals Rubens, Renoir en Picasso. Zijn ideaal was om net als deze kunstenaars een eigen type vrouw te scheppen: de Veldhoenvrouw. Maar gevraagd naar haar kenmerken, moest hij het antwoord schuldig blijven.

Vrouwengek

Ook in zijn persoonlijke leven was hij een echte vrouwengek. Hij was drie keer getrouwd. Uit twee van zijn huwelijken werden acht kinderen geboren. Sinds 1997 was hij samen met oud-politica Hedy d’Ancona, die hem consequent ‘Aatje’ noemde.

Veldhoen heeft niet het postuur van Karel Appel, maar is wel bekend bij een groot publiek. Dat heeft vooral te maken met zijn vaak niets verhullende schilderijen van erotische voorstellingen en naakte vrouwen. Niet alleen bloedmooie modellen schilderde hij, maar ook bejaarde vrouwen, zwangere en barende vrouwen, vrouwen met baby, meisjes met Down en vrouwen die de liefde bedrijven.

Zijn liefde voor het tekenen en schilderen van ‘gewone’ mensen ontstond al vroeg in zijn carrière, toen hij als stagiair in het Binnengasthuis patiënten en operaties tekende. Minder bekend zijn de tekeningen en schilderijen die hij maakte van zijn directe omgeving. Amsterdam speelt de hoofdrol in zijn werk. Zo maakte hij een hele serie van de mensen die stonden te wachten bij de abri tegenover zijn huis aan de Wittenburgergracht.

Een echte Amsterdamse volksjongen was hij, met zijn tweelingzus Greetje opgegroeid tijdens de crisisjaren en de Duitse bezetting in de Jordaan in een communistisch gezin. Zijn moeder was onderwijzeres en werd kostwinner toen zijn vader, een reclameschilder, op 30-jarige leeftijd naar de Rijkskunstacademie ging. Zijn vader stimuleerde hem om ook kunstschilder te worden en sleepte hem mee langs alle beroemde zeventiende-eeuwse schilders. Rembrandt werd zijn grote voorbeeld.

Na zijn studie aan de Rijksnormaalschool voor tekenleraren ging hij etsen maken. Het waren de roerige jaren zestig, de provotijd. Veldhoen vond dat er ‘sociale’ kunst moest komen die ook betaalbaar was voor het volk. Hij kocht een etspers en ging daarmee grafiek voor het volk maken. Voor 3 gulden ventte hij zijn vaak heftig-erotische prenten (normaal 100 gulden) per bakfiets uit in de stad. Hij verkocht ze opgerold, omdat de politie er pornografie in zag. Hij hoopte met zijn nering de ‘kapitalistiese’ kunsthandel een vernietigende slag toe te brengen. Maar hij dupeerde er alleen zijn eigen handel mee. Een illusie armer besloot hij zich voortaan geheel aan de schilderkunst te wijden.

Relletjes

Ook in de jaren erna bleef Veldhoen geregeld de aandacht trekken, vooral als middelpunt van relletjes in het culturele leven van Amsterdam. Zo kwam hij in het nieuws door in het gezelschap van naakte vrouwen de opening van een tentoonstelling bij te wonen.

Pas in de jaren negentig werd het rustiger rond Veldhoen. Zijn werk kreeg toen ook meer diepte. hoogtepunt was de uitnodiging in 2000 van het Rembrandthuis om een maand in het gereconstrueerde atelier van Rembrandt te werken. In 2004 volgde een tentoonstelling van zijn werk in het Rembrandthuis.

Doordat hij zijn rechterhand niet meer kon gebruiken, moest hij als kunstenaar helemaal opnieuw beginnen. Maar eigenlijk was dat dus wel goed. Of zoals hij het destijds zelf zei: “Ik vind het leven er eigenlijk alleen maar spannender op geworden. Helemaal opnieuw beginnen om weer de wereld te veroveren. En dat op mijn zeventigste.”

Arie Johannes Veldhoen, geboren op 1 november 1934 in Amsterdam, heeft acht kinderen uit drie huwelijken. Sinds 1997 was hij samen met voormalig minister Hedy d’Ancona.