Direct naar artikelinhoud
kernkabinet

"De status van leerkrachten is fors gedaald"

Tinneke Beeckman.Beeld Karoly Effenberger

Tussen de 41 en 49 uur per week. Zo veel werken voltijdse leerkrachten in het Vlaams onderwijs. Met die resultaten kunnen de onderhandelingen voor een aantrekkelijk en werk­baar lerarenberoep opnieuw van start gaan. Filosofe en columniste Tinneke Beeckman: "Het is vooral zaak om de autoriteit en autonomie van de leraar te herstellen."

Voltijdse leerkrachten werken ruim 41 uur per week. Het gaat hier om cijfers over het hele jaar, inclusief vakanties. Tijdens een week in het schooljaar werken leraren uit het basis­onderwijs ruim 49 uur, terwijl een collega uit het secundair gemiddeld 48 uur in de weer is. Het zijn de voornaamste resultaten uit het langverwachte tijds­bestedingsonderzoek dat in opdracht van onderwijs­minister Hilde Crevits (CD&V) werd uitgevoerd door de onderzoeksgroep TOR van de VUB. Uit dat onderzoek blijkt voorts dat 60 à 70 procent van de werktijd gaat naar lesgeven en lesvoorbereiding. De  overige tijd gaat naar administratie, organisatie, beleids­taken en professioneel overleg.

Was u verrast door de uitkomst van het ­onderzoek?

Tinneke Beeckman: “Neen, ik ben niet echt verrast. Want het aantal officiële les­uren is inderdaad bedrieglijk. De belasting lijkt me erg hoog, lesgeven is een heel intense bezigheid. Vooral die bijkomende taken zijn er te veel aan. Sommige dingen lijken vanzelfsprekend, maar zijn dat niet. Zoals het feit dat leraars veel meer bereikbaar moeten zijn, via digitale platformen. Ze moeten meer uitleg geven aan ouders, of extra tijd besteden aan bijzondere taken, los van de lessen, bijvoorbeeld als ze leerlingen met speciale noden in de klas hebben. Daarom is het een goede zaak dat zo’n meting plaatsvindt. En inderdaad, de leraren die werken, beseffen hoe zwaar het is.”

De cijfers komen voort uit zelfrapportages van 9.596 leerkrachten. Zij hielden in een dagboek bij hoeveel zij in een bepaalde week werkten. Is de ontstane scepsis over de reële werkdruk terecht?

“Ik denk toch dat dit onderzoek alvast een goed vertrekpunt is. Inderdaad lijken die vakanties misschien wat overdreven. Maar de lesweken zijn enorm druk. Tegenover leerkrachten bestaat er steeds meer argwaan, ook door mensen die in de privé­sector werken. De leraar heeft veel ingeboet aan reputatie en aanzien, en dat is erg jammer. De status van ­leerkrachten is sterk gedaald. En er is een ­tendens: de investeringen voor diensten voor de héle samenleving staan onder druk.”

Het lijkt wel alsof er maar twee denkbeelden bestaan: zij die het een zwaar beroep vinden en zij die vinden dat leerkrachten te veel vakantie hebben. Vanwaar komt die polarisatie?

“In het onderwijs werken steeds meer vrouwen, en dat geeft makkelijk de indruk dat het een zacht beroep is, met milde werkdruk. Maar dat klopt helemaal niet. De idee hierachter is dat de status van een beroepsklasse afneemt wanneer er meer vrouwen toetreden. Deze ‘Wet van Sullerot’ – naar de Franse sociologe Evelyne Sullerot – impliceert dat zowel vergoeding als ­status dalen zodra vrouwen deelnemen. Rechter, arts of leraar zouden dan minder aantrekkelijke beroepen zijn, omdat er meer vrouwen tot die groep behoren.

'De status van een beroepsklasse zou afnemen wanneer er meer vrouwen toetreden, maar de relatie lijkt eerder omgekeerd: pas als de status afneemt, kunnen of mogen vrouwen toetreden'

Maar de relatie lijkt eerder omgekeerd: pas wanneer de status van een beroep afneemt, kunnen of mogen vrouwen toetreden. De patriarchale autoriteit is dan al grotendeels gesneuveld. Hoe dan ook: voor mensen in het onderwijs vandaag speelt een verminderd aanzien voor hun job zeker een rol.”

Dit onderzoek is uiteraard politiek van belang: het is een hefboom voor de onderwijsbonden om hun vraag naar meer middelen kracht bij te zetten.

“Deze informatie is belangrijk voor de sociale discussie, met vakbonden, over lonen en zo verder. Maar de échte vraag gaat veel dieper: hoe kunnen we de autoriteit van de leerkracht herstellen? Middelen en vergoeding zijn belangrijk, maar ze zijn zeker niet de enige parameter om welbevinden te meten. Mensen moeten uiteraard degelijk betaald worden. Maar vanaf een bepaald minimum helpt meer verloning niet om je beter te voelen in je job. Als de focus ligt op verdienen, dan zit je in een competitieve race, waar geld en prestige meetellen. En dat doet het geluksgevoel niet toenemen. Daarover moet het gesprek ook gaan. Autonomie geeft veel initiatief en veel werkbereidheid, veel beter dan een bonus.”

Tinneke Beeckman: 'Die vakanties zijn misschien wat overdreven. Maar de lesweken zijn enorm druk.'Beeld Hollandse Hoogte / Bert Beelen

Wat staat die autonomie van de leerkracht in de weg, volgens u?

“Administratieve taken – de leraar heeft het gevoel dat die zich moet verantwoorden tegenover een overheid. Dat fnuikt de autonomie. Ook veel­eisende ouders, die kritiek op de kinderen niet aanvaarden. Die in de rat­race van vandaag menen dat hun kind alle aandacht moet krijgen, of dat kinderen die terechtgewezen worden, of iets niet kunnen, slecht behandeld worden. Dat is een probleem. Je merkt het: ouders identificeren zich erg met hun kinderen, veel meer dan vroeger. Kinderen moeten de enorme verwachtingen van ouders inlossen. 

'Vanaf een bepaald bedrag helpt meer verloning niet om je beter te voelen in je job'
Tinneke Beeckman

“En er is de diversiteit van de multi­culturele samenleving, waardoor er ook soms wrijvingen zijn met ouders, of waardoor ouders soms geen contact leggen met de school. Leraars moeten gesteund worden door directies wanneer ze conflicten of moeilijkheden hebben met die ouders. Ze mogen niet aan hun lot overgelaten worden. Ik ken meerdere leraars die gelijkheid tussen jongens en meisjes in theorie wel prediken, maar onder druk staan van ouders om toe te geven als er zulke spanningen zijn. Dan moeten de leraars kunnen optreden, principieel zijn, en zich gesteund weten door hun oversten.

“Vertrouwen is cruciaal, ook bij leerlingen. Zij weten niet wat de leraar juist kan, ze ervaren het. Daar­om werkt het ook niet als je te veel vanuit de leerling vertrekt. Die heeft aanvankelijk de kennis en het inzicht niet die de leraar heeft, er is geen gelijkheid.”

Er is ook veel te doen omtrent de kwaliteit van ons onderwijs. Deelt u die scepsis?

“Ja, we zijn, blijkt uit de PISA-resultaten (Pro­gramme for International Student Assessment, LID), uit de top aan het wegzakken. Een debat is dringend nodig. 

“Gelijke kansen zijn belangrijk, maar het onderwijs moet zich ook richten naar de excellentie van alle kinderen. Het klopt dat de leerplannen als maximum worden ervaren, wat spijtig is. Ik ken leraars die al terechtgewezen zijn omdat ze méér wilden doen. Dat is absurd. want daar wint niemand bij. Excelleren kun je wel ­tegelijkertijd. Het is niet het een of het ander. Zachtheid neemt niet altijd de faalangst weg.

'Ik ken leraars die al terechtgewezen zijn omdat ze méér wilden doen dan het leerplan. Dat is absurd, want daar wint niemand bij'
Tinneke Beeckman

"Leerlingen zijn niet dom, ze weten ook wanneer ze iets niet goed kunnen. Hen dan geen goede feedback geven, waardoor ze niet kunnen groeien, helpt hen uiteindelijk niet vooruit. Het gaat niet alleen over wat leerlingen leren, maar dat ze met vertrouwen taken aandurven die ze nog niet aankunnen. Dat ze van uitdaging ­houden, dat ze geen faal­angst hebben. Leraars leggen de lat lager, want ze besteden te veel tijd aan allerlei procedures.” 

We stevenen af op een fors leraren­tekort, onder meer door de vergrijzing. Maar ook door de grote uitstroom van jonge leerkrachten die er snel de brui aan geven. Hoe kunnen we het beroep aantrekkelijker maken?

“Ik denk door die autoriteit en de autonomie te herstellen. En door de taken van de leerkracht duidelijk te omschrijven. Overdracht van kennis en informatie is minder de kerntaak van het onderwijs geworden. Zich goed voelen en allerlei skills ontwikkelen hoort daar nu ook bij.

“Leer­krachten moeten zo veel dingen doen, het leven van kinderen is zo complex geworden. We moeten toegeven dat de diverse samenleving enorme problemen oproept, waar leraars niet altijd op voorbereid zijn. Ze moeten vaak sociaal assistent én psycholoog erbij zijn.”