Russische vliegtuigen hebben zaterdagnacht in het zuidwesten van Syrië een stadje gebombardeerd dat in handen is van de oppositie tegen Syrische president Bashar Assad, dat meldt het Syrisch Observatorium voor de Mensenrechten (SOHR). Daarbij zouden zeker zestig doden zijn gevallen. Het is de eerste luchtaanval van Moskou in Zuid-Syrië sinds juli vorig jaar, toen de Verenigde Staten, Jordanië en Rusland een staakt-het-vuren voor het gebied afspraken, zo meldt persbureau Reuters.
SOHR, een non-gouvernementele organisatie die vanuit het Verenigd Koninkrijk de burgeroorlog in Syrië monitort, stelt dat er recent meer dan twintig aanvallen zijn uitgevoerd, waarbij ongeveer zestig mensen omkwamen. Dat dodental loopt vermoedelijk nog op doordat veel burgers zich in kritieke toestand bevinden. De aanval van zaterdag zou luchtdekking bieden aan het Syrische leger, dat sinds afgelopen week weer strijd voert om het gebied te heroveren. Het stadje, Busra al-Harir, ligt in de strategisch gelegen provincie Deraa, die grenst aan Israël en Jordanië.
Reactie Verenigde Staten
Volgens Reuters hebben de VS kopstukken van de Syrische rebellengroep Free Syrian Army (FSA) zondagochtend via een bericht laten weten dat zij hun tegenactie “niet moeten laten afhangen van de aanname dat of verwachting dat wij militair ingrijpen”. Eerder hadden de VS nog verkondigd dat het overtreden van de staakt-het-vuren door Rusland en Syrië “serieuze gevolgen” zou hebben.
In het bericht staat ook dat de VS “begrijpen dat jullie voor moeilijke omstandigheden staan en adviseren de Russen en de Syrische overheid geen militaire maatregelen te ondernemen die de [de-escalatie] zone schenden”.
Deëscalatie-overeenkomst
De wapenstilstand in Zuid-Syrië is sinds 10 juli vorig jaar van kracht. De ‘deëscalatie-overeenkomst’ werd destijds bekendgemaakt op de G20-top in Hamburg door de toenmalig Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Rex Tillerson. Het Syrische regime van president Assad beloofde toen ook zich aan het bestand te zullen houden.