Direct naar artikelinhoud
Vrouw en politiek

Marga Klompé: de vrouw aan wie de mannelijke politicus gewend raakte

Marga Klompé: de vrouw aan wie de mannelijke politicus gewend raakte
Beeld Hollandse Hoogte / Spaarnestad P/Liselore Kamping

Honderd jaar geleden kwam de eerste vrouw in de Tweede Kamer. Trouw portretteert in een serie de vrouwen die haar volgden in andere politieke en bestuurlijke ambten. Vandaag de eerste vrouwelijke minister: Marga Klompé.

“Een staatsvrouw van groot formaat met een lange staat van dienst.” De Telegraaf, normaal niet de meest Klompé-vriendelijke krant, was bij haar overlijden in 1986 gul met lof. Ook de karaktereigenschappen die vier jaar eerder waren genoemd bij de toekenning van een eredoctoraat aan de Katholieke Universiteit Tilburg kregen een prominent plekje in dit in memoriam: de positieve (talentvol, ideeënrijk, lief) en de wat negatiever klinkende (lastig, drijvend).

Eigenlijk behoorden die vasthoudendheid en assertiviteit tot haar kwaliteiten. Van een man hadden mensen het makkelijker gepikt. In haar geval hadden die trekjes kennelijk iets intimiderends. Zelfs vrouwelijke verslaggevers beschreven haar 'doordringende blik', het gevoel 'op college' te zitten en haar timbre: 'Een koele, zakelijke stem, een tikkeltje bekakt, niet onwelwillend'. Interviewers probeerden –meestal vergeefs– om iets persoonlijks aan haar te ontlokken. Klompé had haar vaste repertoire van anekdotes. De latere scheikundige had al vroeg een analytische geest: “Ik sneed al mijn poppen open in plaats van ze zorgzaam in bedjes te stoppen.” In haar politieke loopbaan ging veel volgens haar min of meer per ongeluk.

Die lezing van de geschiedenis was niet onwaar, hooguit wat vertekend. Ze kwalificeerde zich keer op keer. Als vrouwen in haar dagen meer dan 100 procent moesten geven om in aanmerking te komen voor hoge posten, dan voldeed Klompé moeiteloos aan de functie-eisen. Ze beheerste de dossiers en het politieke spel, wat betreft ijver en betrokkenheid was ze misschien wel ieders meerdere.

38 procent van de ministersploeg van het huidige kabinet Rutte III is een vrouw

Op dezelfde manier had ze zich omhoog gevochten. De welvaart van haar jonge jaren was weggevallen, toen haar vader, fabrikant van postpapier en enveloppen in Arnhem, ernstige psychiatrische problemen kreeg. Moeder Klompé lukt het niet alleen het hoofd boven water te houden, maar ook om haar kinderen te laten studeren. Vanaf haar kandidaats stond Marga voor de klas om haar universitaire opleiding en promotie verder te kunnen financieren. Via het verzet raakte Klompé betrokken bij de Unie van Vrouwelijke Vrijwilligers (UVV). Na de bevrijding behoorde ze tot de oprichters van het Katholiek Vrouwendispuut, waarvan ze de eerste voorzitter was. Op die manier speelde ze zich in de kijker bij Marie Anne Tellegen, die haar voordroeg als kandidaat-lid van de Nederlandse delegatie voor de tweede Algemene Vergadering van de Verenigde Naties. Eenmaal in New York zagen invloedrijke KVP’ers haar talent en strikten haar voor de lijst voor de Kamerverkiezingen van 1948.

Vier jaar na haar entree in de Tweede Kamer in dat jaar was Klompé al een van de acht KVP-lijsttrekkers bij de verkiezingen. Tijdens de daaropvolgende formatie wilde haar fractievoorzitter Carl Romme zijn vertrouwelinge minister van Buitenlandse Zaken maken. De vrijgezelle Klompé kon volgens hem wel een gewichtig departement bestieren. Drees en koningin Juliana wilden niet van een benoeming weten. Zij vonden de gepromoveerde chemicus te licht.

Acuut vraagstuk

Het werd vanaf 1956 zeven jaar lang het ministerie van Maatschappelijk Werk. Vanaf 1967 volgde nog eens vier jaar het iets meer opgetuigde departement van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk werk (een ambtsperiode die onsterfelijk werd door de zoenen voor Klompé van Gerard Reve bij de uitreiking van de P.C. Hooftprijs). Een portefeuille in de zachte sector, waar meer vrouwen actief waren, dat kon kennelijk nog wel.

Klompé kreeg als minister onmiddellijk een acuut vraagstuk op haar bord: de opvang van vluchtelingen uit Hongarije, waar de Sovjet-Unie een opstand wreed had neergeslagen. Het kostte haar ondertussen niet heel veel moeite om zich in te werken. Maatschappelijk Werk behoorde in haar tijd als Tweede-Kamerlid al tot haar portefeuille. Ze bracht in de jaren daarna onder meer de Wet op de Bejaardenoorden tot stand en was een van de twee ministers die verantwoordelijk waren voor de Algemene Bijstandswet.

Klompés nieuwe werkomgeving paste zich – in wisselende tempo’s – aan aan de komst van een vrouw. In de Trêveszaal kreeg ze een plekje in de buurt van een tafelpoot. Dat was een probleem: ze haalde er haar kousen aan open. De Rijksgebouwendienst verhielp het probleem. De tafelpoot werd omkleed met plastic.

Misschien wel tekenend voor de onwennigheid bij de mannen om haar heen is de grote hoeveelheid bijnamen die ze in de politiek kreeg toebedeeld

Er veranderde meer. Tijdens de eerste borrel van de ministers van het nieuwe kabinet stelde Klompé zich voor met de woorden: “Jongens, ik ben Marga.” Ze stond daarmee aan de basis van een kleine revolutie. Tot die tijd spraken de leden van kabinetten elkaar tijdens vergaderingen aan met hun achternaam. Maar om Klompé nu aan te spreken met Klompé vonden de meesten niet erg hoffelijk. Dus schakelde men over op voornamen. Alleen Drees bleef ‘Drees’ of ‘president’.

Misschien wel tekenend voor de onwennigheid bij de mannen om haar heen is de grote hoeveelheid bijnamen die ze in de politiek kreeg toebedeeld. Dédain en ontzag streden daarbij om voorrang. Vanwege haar goede verstandhouding met de fractievoorzitter van de KVP zagen sommigen haar als de “spionne van Romme”. De vriendschap met de tegelijk in de Tweede Kamer gekomen partijgenoot Jo Cals (die zijn jongste dochter Marga noemde en Klompé peettante maakte) leverde de twee de duo-aanduiding Ot en Sien op. In Europese gremia spraken anderen over haar als Madame Komplet en Madame de Klompadour. KVP-staatssecretaris Harry Moorman had het over die pacifistische schooljuffrouw. Zijlstra noemde haar een gemankeerde paus. Luns betitelde Klompé als Onze Lieve Vrouwe van Eeuwigdurende Bijstand, een verwijzing naar de door haar gerealiseerde Bijstandswet maar vooral naar wat de minister van Buitenlandse Zaken ervoer als vergaande bemoeizucht.

Slapende regering

Klompé had in tegenstelling tot de meeste anderen de gewoonte om alle kabinetsstukken te lezen en mengde zich vaak in discussies over beleidsterreinen van collega’s.

Het viel op dat Klompé eigenlijk altijd bezig bleef met de politiek. Ook na middernacht belde ze met collega-politici en ambtenaren, waarbij ze vaak begon met de vraag: “Je bent toch nog niet naar bed?” Vermaard is de anekdote van Luns, die ooit op zo’n onmogelijk uur werd gebeld door Klompé. In een ver land had een moordpartij plaatsgevonden. “Wat doet de regering?”, wilde ze weten van de minister van Buitenlandse Zaken. “De regering slaapt”, antwoordde Luns en gooide de hoorn op de haak.

Behalve haar wijze van politiek bedrijven bleef ook haar vrijgezelle status de gemoederen bezighouden. Een verslaggever van de rooms-katholieke krant De Maasbode noteerde in 1959: “En tussen het gesprek door denk je dan wel eens bij je zelf, dat het toch eigenlijk jammer is dat zo’n aardige vrouw niet getrouwd is.”

Langzaam zijn de mannen er aan gewend geraakt met vrouwen samen te werken. Het heeft zeker effect gehad
Marga Klompé

Kort na haar terugtreden in 1971 werd Klompé als eerste vrouw benoemd tot minister van staat (na haar viel alleen Els Borst in 2012 nog die eer ten deel). De politica die zich daarvoor met zo ongeveer alles had bemoeid, hield zich daarna ver van alle Haagse debatten. Uitnodigingen en verzoeken uit haar oude werkveld sloeg Klompé meestal af. “Een wijs besluit”, vond ze ook achteraf, “anders had ik nu in een psychiatrische inrichting gezeten. Het mensdom heeft zo weinig fantasie dat het niet verder komt dan denken: wacht eens, is er niet nog een oud-minister die…?”

Voor de voorvrouwen van de tweede feministische golf gold Klompé niet echt als een icoon. Daarvoor vertegenwoordigde ze in hun ogen te veel de oude tijden, het establishment. Omgekeerd had de KVP’ster gemengde gevoelens bij de wijze van optreden van de Dolle Mina’s. “Het feit dat ze bepleiten dat men aandacht heeft voor de positie van de vrouw in de maatschappij is goed. Maar sommige van hun methoden vind ik niet juist. Vulgair.”

Misschien geloofde ze ook wat meer in de weg der geleidelijkheid. “Het duurt een hele tijd voor je de mentaliteit ombuigt. Maar als er maar steentjes worden gelegd.” Zelf had ze als eerste vrouwelijke minister een bijdrage geleverd. “Langzaam zijn de mannen er aan gewend geraakt met vrouwen samen te werken. Het heeft zeker effect gehad.”

Carola Schouten (40), minister van landbouw, natuur en voedselkwaliteit en vicepremier sinds 2017:

“Hard werken, je dossiers kennen, een goed politiek gevoel ontwikkelen en niet hoog opgeven over jezelf. Dat herken ik wel in het portret van Marga Klompé.

In haar tijd was een vrouw op het bordes nog iets bijzonders en werd er door sommigen nog vreemd tegenaan gekeken. Dat is niet meer zo. Ik merk nooit meer dat mensen het raar vinden dat de minister of de vicepremier een vrouw is.

Kabinetten en ministeries functioneren het beste met een goede mix van mensen, met de beste mensen op de juiste plek. Of ze man of vrouw zijn, doet er dan niet toe. Vrouwen zijn goed vertegenwoordigd in de top van mijn departement. Precieze percentages vind ik van minder belang, maar in het kabinet gaat het de goede kant op.

Aan de formatietafel was ik de enige vrouw, terwijl de andere onderhandelende partijen ook een vrouw als nummer twee op de kandidatenlijst hadden staan. Ik had het vanzelfsprekend gevonden, als die dan waren meegekomen. Waarom dit niet gebeurde, zou u bij die andere partijen moeten gaan vragen.

Vrouwen zouden zelf af en toe wel wat minder bescheiden mogen zijn, niet zo twijfelen of ze die ene functie wel aan kunnen. Ik moedig ze altijd aan om dat extra stapje naar voren te zetten.”

Benieuwd naar andere vrouwelijke pioniers in de politiek? Lees ook: 

De eerste vrouw in de Tweede Kamer kreeg veel onderbroekenlol te verduren

Nadat Suze Groeneweg (SDAP) in de Tweede Kamer een speciale kamer kreeg toegewezen waar ze haar toilet kon maken, heette het gangetje ernaartoe het Groenewegje. Grappig, als het niet een verwijzing naar de Haagse hoerenbuurt was geweest.

De eerste vrouwelijke senator Carry Pothuis-Smit was een indringer in een bedaagde herenclub

Een katholieke krant vond het onbestaanbaar. Een vrouw in de Eerste Kamer! Het dagblad noemde de 48-jarige Carry Pothuis-Smit een roode kakelkip. 'Wat beteekent ook studie en levenswijsheid in onze tijd? Wie het hardst en luidruchtigst kakelt, heeft het meeste gehoor.'

De eerste vrouwelijke wethouders mochten besturen, maar geen paspoort aanvragen

Een vrouw in het ambt was wel wennen. De gemeentesecretaris maakte in zijn notulen nadrukkelijk onderscheid: in het geval van de man schreef hij wethouder Herwarts, in het geval van de vrouw mevr. Ruypers, zonder haar functie te noemen.

De eerste vrouwelijke burgemeester zag haar gemeente als een groot gezin

Truus Smulders-Beliën, burgemeester van Oost-, West- en Middelbeers, werd geframed als Brabants moeke. En vooruit, misschien was ze dat ook wel een beetje. 'Als het met de vrijerij van iemand niet wil lukken, helpt ze ook. Reken maar!'