Natuur: Wolzwever
De gewone wolzwever smokkelt wel een beetje. Doorgaans zweeft deze vlieg niet helemaal los van de bloem, maar hij leunt met zijn pootjes wel degelijk op kroonblaadjes. Maar dat merk je pas als je honderden foto’s een voor een zit te bekijken.
Ik trof laatst drie wolwevers die een rijkbloeiende kruisbloem hadden ontdekt. Ik hoefde niet achter de beestjes aan te hollen, want ze kwamen geregeld bij mij langs. Ik stond steeds bij een paar zoetgeurende bloemen te wachten tot de vliegen daar nectar kwamen snoepen.
Nu duurt het bloembezoek van een wolzwever slechts enkele seconden, dan vliegt het beestje alweer naar de volgende bloem. Je hebt echt geen tijd om rustig scherp te stellen, dus het is een kwestie van klikken in een hoog tempo, in de hoop dat er een scherp plaatje tussen zit.
Ik kwam thuis met pakweg driehonderd wolzweverfoto’s. De helft was inderdaad niet scherp, maar er zitten genoeg platen tussen waarop het beestje en zijn enorme zuigsnuit aardig in beeld zijn gebracht. Op enkele scherpe foto’s hangt de vlieg helemaal los van de bloem, maar dan zit zijn zuigsnuit nog niet bij de nectar. Als de lange snuit wel in de bloem steekt, dan leunt het dier altijd met zijn pootjes op de witte kroonblaadjes, vaak met alle zes tegelijk.
De gewone wolzwever meet iets meer dan een centimeter, vanaf de kop tot de punt van zijn achterlijf. Dan reken ik de forse zuigsnuit niet mee en die is ook bijna een centimeter lang. Alle vlinders kunnen hun centimeterslange tong oprollen. Bij wolzwevers steekt die zuigsnuit altijd recht naar voren. Je kunt deze vliegen eigenlijk gemakkelijk herkennen aan hun extreem lange snuit in combinatie met hun kolibriegedrag in de buurt van bloemen.
Op het eerste gezicht lijkt de gewone wolzwever wel wat op een geelbruine hommel en dat is niet toevallig. Er zijn een heleboel fors behaarde vliegen die op hommels of op andere bijen lijken. Vliegen hebben geen angels en zij kunnen zich dus niet verdedigen tegen vogels en andere insecteneters. Daarom vermommen ze zich als hommels of als honingbijen die zich wel met een angel kunnen verdedigen.
Vogels die ooit een vervelende steek hebben gekregen, zullen voortaan niet alleen deze angeldragers mijden, maar zullen ook allerlei vliegen met rust laten die als twee druppels water op hommels of honingbijen lijken. ?
De gewone wolzwever hoort bij deze tijd van het jaar. Het volwassen dier vliegt alleen in de maanden april, mei en juni. De larven van deze vlieg zie je helemaal nooit. Wolzweverlarven groeien op in de nesten van zandbijen. Deze bijen graven kleine holletjes in het zand en daarin maken ze kamertjes voor hun larven. De dieren deponeren in iedere kamer een voorraadje stuifmeel en daar leggen ze dan een eitje op. Als alle kamertjes zijn gevuld, wordt het holletje zorgvuldig afgesloten met zandkorrels.
Maar terwijl zandbijen bezig zijn met het verzamelen van stuifmeel en het fabriceren van kamertjes, leggen parasieten bliksemsnel hun eitjes op de stuifmeelklompjes die voor de bijenlarven zijn bedoeld. Koekoeksbijen en sluipwespen kruipen naar binnen en leggen vliegensvlug hun eigen ei naast het ei van de zandbij. De wolzwever parasiteert ook op zandbijen. Maar deze vlieg kruipt niet eens in het bijenholletje en schiet haar ei gewoon naar binnen.
Als je op Wikipedia zoekt naar plaatjes van wolzwevers, dan kom je filmpjes tegen waarop je dat eischieten kunt zien. De wolzwever bepoedert haar eitjes met zand en vervolgens vliegt ze naar het holletje van een zandbij. Ze zweeft even voor de ingang en dan slingert ze met haar achterlijf een ei naar binnen.
De wolzweverlarve is aanvankelijk vegetarisch. De made eet eerst van het stuifmeel, samen met de bijenlarve. Maar als het stuifmeel op is, eet de made ook de bijenlarve op. De vliegenlarve doet er bijna een jaar over om te groeien en te verpoppen. Volgend jaar april-mei kruipt de nieuwe generatie wolzwevers uit de bijennestjes.
De gewone wolzwever is in Europa de meest algemene vertegenwoordiger van de wolzweverfamilie. Deze vliegenfamilie telt wereldwijd ruim vijfduizend soorten, waarvan er twintig in Nederland voorkomen. De helft van de wolzwevers lijkt op hommels. De officiële Latijnse naam voor hommel is ‘Bombus’, afgeleid van het Griekse woord ‘bombos’ dat ‘zoemen betekent. Wolzwevers zoemen niet, maar lijken wel op zoemers. Daarom hebben hommelachtige wolzwevers de naam ‘Bombylius’ gekregen, ‘lijkend op Bombus’.
Het is wel lastig om alle hommelachtige wolzwevers uit elkaar te houden. Ik vond een gevlekte wolzwever die te herkennen is aan alle vlekjes op de vleugels. De gewone wolzwever heeft op beide vleugels één grote zwarte vlek, maar de gevlekte wolzwever heeft daar een heleboel losse, kleine zwarte vlekjes. De andere helft van de wolzwevers is grotendeels zwart. De term ‘rouwzwever’ is veelzeggend. In onze tuin vond ik de muurrouwzwever, die officieel ‘Antrax antrax’ heet. ‘Antrax’ is het Griekse woord voor houtskool, dat past prima bij een pikzwarte vlieg. Zijn vleugels zijn voor meer dan de helft zwart, zijn achterlijf is zwart met enkele witte vlekken. Deze vlieg zit opvallend vaak op zonbeschenen muren en schuttingen. De muurrouwzwever parasiteert op metselbijen, die nestelen in gaatjes in muren en houten palen. De vliegtijd van deze soort is april-augustus, met een piek in juni.
Kolibries hebben we niet in onze contreien, voor deze piepkleine vogeltjes moeten we naar Amerika. Als wij beestjes voor bloemen zien hangen, dan gaat het steevast om insecten. De kolibrievlinder dankt zijn naam aan zijn gewoonte om hangend voor bloemen nectar te drinken, met een tempo van tachtig vleugelslagen per seconde. Pijlstaartvlinders en gammavlinders beheersen dit kunstje ook. Maar de meeste nachtvlinders zijn alleen ’s nachts actief. De bruingrijze kolibrievlinder is vooral overdag actief en datzelfde geldt voor alle wolzwevers.
Voor de kolibrievlinder moeten we nog even geduld hebben, deze vlinder fladdert vooral in augustus en september. Voor wolzwevers moeten we nu op stap, hun toptijd is april-mei-juni.