Direct naar artikelinhoud
Bart van den Akker (41) verzamelt oude computers. Zijn verzameling van inmiddels zo’n 2000 computers is nu een ­museum geworden, het HomeComputerMuseum in Helmond.Beeld Tjitske Sluis
Verzamelen

Waar komt die innige relatie met voorwerpen, en verzamelwoede, vandaan?

Weinig is zo menselijk als het verlangen om dingen te verzamelen. Waarom is dat eigenlijk zo?

De verzamelaar zal hier toch wel zo’n 800 euro voor neertellen”, zegt de expert, terwijl hij een onooglijk klokje door zijn handen laat gaan. We kijken naar het programma Tussen kunst & kitsch. De eigenaar van het klokje is verguld, natuurlijk. Maar ik geef het hem te doen, de verzamelaar vinden die het juist op dit soort klokjes gemunt heeft. Zijn die er überhaupt?

Op een middag grasduin ik op Marktplaats en wat blijkt: er is een verzamelaarsmarkt voor bijna alles. Een greep uit de dingen die mensen op dit moment zoeken: sapverpakkingen, toffeeblikken, oude persoonsbewijzen, knikkerkasten, Sourcy-waterglazen en Brand-bierblikjes van Paaspop 2024.

Verzamelen als hobby is ook niet voorbehouden aan die ene Marktplaats-adverteerder die kleine zakjes Cheetos spaart. Ik loop op een avond een rondje door de buurt en spiek door de ramen naar binnen. De één heeft een wand met kunst, de ander glazen beeldjes in de vensterbank. Weer een ander heeft een huis vol vintage meubels. En nogal wat mensen hebben een zorgvuldig opgebouwde boekencollectie in huis, een kast met lp’s, een Wedgwood-servies of een wijnkelder. In bijna iedereen schuilt een verzamelaar.

Maar waarom verzamelen mensen zo graag spulletjes? De drang om collecties aan te leggen is al zo oud als de mens zelf, schrijft Pieter ter Keurs in zijn nieuwe boek Verzamelen. De drang om te bezitten. In de Bijbel is Noach de eerste verzamelaar met zijn alomvattende dierencollectie. Romeinen pronkten al met Griekse antieke voorwerpen.

Sommige archeologen geloven zelfs dat het eerste culturele object dat de mens maakte waarschijnlijk een soort mand of buidel was. Dat betekende dat verzamelaars meer dingen konden meenemen. Als ze de mand op de rug droegen, hadden ze bovendien de handen vrij om nog meer dingen op te rapen, te plukken of te vervaardigen. Toen mensen de landbouw hadden uitgevonden, en niet langer als nomaden rondtrokken, konden ze verzamelde spullen op één plek bewaren.

Robin Goudsmit (1992) studeerde cultural analysis aan de Universiteit van Amsterdam. Ze werkt sinds 2019 bij Trouw.

De verzameling als troost

Er zijn geen andere diersoorten die zo’n innige relatie met voorwerpen hebben. Mensen zijn de enige dieren die zich zo graag met dingen omringen. De mens is ten diepste een verzamelaar, een beetje een hoarder, een wezen dat niet kan ophouden met dingen meenemen, meezeulen, opstapelen. Zeg eens, jij dier-met-dingen. Wat heb je vandaag allemaal meegesleept naar je grot, naar je hol?

De moderne verzamelaar kan op internet vanaf de bank de hele wereld afspeuren naar dat ene voorwerp dat nog ontbreekt in zijn collectie. Wie kijkt naar de demografie van verzamelaars op internetfora, zou kunnen concluderen dat verzamelen vooral iets voor mannen is. Strips-, postzegel-, en muntbeurzen lijken een behoorlijke mannenaangelegenheid. Maar, schrijft Ter Keurs, dat beeld klopt niet. Er zijn genoeg vrouwelijke verzamelaars, van wie een aantal heel beroemd werd. Denk maar aan Helene Kröller-Müller of Peggy Guggenheim en hun kunstcollecties.

Verzamelen biedt troost, citeert Ter Keurs de psychoanalyticus Peter Subkowski. Die Duitse geleerde had patiënten in behandeling die zelfs dwangmatig verzamelden. Die hoefden van hem echter niet te stoppen. Beter was het om het verzamelen te leren combineren met het dagelijks leven.

Overigens was ook Sigmund Freud zelf een fanatieke verzamelaar; hij bezat een bijzondere collectie artefacten uit de oudheid. Over die verzameling zijn nogal wat Freudiaanse anekdotes op te dissen. Zo verzamelde de man Romeinse vruchtbaarheidsamuletten – hij bezat zeventien penis-amuletten, maar slechts één met een vagina. Het verhaal gaat ook dat hij de dichteres Hilda Doolittle eens zijn pronkstuk liet zien, een beeldje van de Griekse godin Pallas Athene. “Ze is perfect”, zou hij hebben gezegd. “Ze is alleen haar speer kwijt.”

Troep of hebbeding?

Ik ben al een tijd geïntrigeerd door de scheidslijn tussen ‘troep’ en ‘verzamelwaardige hebbedingetjes’, die soms erg dun lijkt te zijn. In de zomer van 2021 mag ik met een groep jonge auteurs mee op een schrijfresidentie in Parijs, een uitgelezen kans om meer onderzoek te doen naar prullaria in hun natuurlijke habitat. In Parijs bevindt zich namelijk de grootste rommelmarkt ter wereld: Les Puces de Saint Ouen, een spulletjeswalhalla met een oppervlakte van 7 hectare. Bij uitstek een plek waar de obsessie van de mens met verzamelen zichtbaar wordt.

Op een mooie dag gaan een residentiegenoot en ik er samen naartoe. Op de markt tekent zich een hiërarchie van dingen af, zien we terwijl we langs de kramen struinen. Sommige delen van de Puces bestaan uit chique loodsjes vol designstoelen uit de jaren vijftig en zestig, bij andere kramen kun je metershoge kroonluchters aanschaffen. “Sommige dingen zijn hier mooier dan in het Louvre”, verzucht mijn reisgenoot, terwijl ze met grote ogen een kraam bekijkt waar olieverfschilderijen van heren met bepoederde pruiken te koop zijn.

Een stuk verderop is de markt weer heel anders. Tegen de Parijse ringweg aan zijn de Puces het domein van kleine sjacheraars, mannetjes met een sigaret in hun mondhoek die, voordat ze een prijs noemen, eerst de koper monsteren om in te schatten wat die kan betalen.

Op de Puces ligt ook alles door elkaar; antieke hobbelpaarden staan er naast dozen sleutelhangers uit de jaren zeventig. ‘Misschien’, schreef de Duitse filosoof Walter Benjamin, ‘is het geheimste motief van de verzamelaar als volgt te beschrijven: hij gaat de strijd aan met de verstrooidheid van de dingen. De verzamelaar wordt geraakt door de verwardheid van de dingen, door de manier waarop de dingen in de wereld zijn verspreid.’

Enkeltje prullenbak

De verzamelaar verzet zich dus tegen de chaos die in de wereld heerst. Zonder het ingrijpen van de verzamelaar zijn objecten willekeurig. De verzameling is voor objecten wat sterrenbeelden voor sterren zijn. Voor de onwetende toeschouwer lijken de lichtjes in de nachtelijke hemel willekeurig geplaatst. Pas als je weet waar je naar moet zoeken, zie je de patronen.

Wat ‘troep’ is, blijkt vaak heel persoonlijk: wat voor de één in aanmerking komt voor een enkeltje prullenbak, is voor de ander een felbegeerde schat. Ieder object past wel in een verzameling. In een vitrine zien we oude La vache qui rit-verpakkingen. Als je maar lang genoeg wacht, wordt de rommel van het ene tijdperk het verzamelen waard in het volgende. En als je iets achter glas legt, wordt het vanzelf begerenswaardig.

In Parijs ga ik ook naar museum Nissim de Camondo. Dat museum is eigenlijk een woonhuis, gebouwd tussen 1911 en 1914 voor graaf Moïse de Camondo. Deze bankier had een grote passie voor kunst en meubels van zo’n tweehonderd jaar eerder. Hij verzamelde alles uit de tijd van de laatste Franse koningen en leefde letterlijk samen met zijn collectie.

Met een vriendin ren ik de statige trap op, vol verwachting over wat zich in de kamers bevindt. Met open mond bewonderen we de bibliotheek, de dikke tapijten, het prachtig versierde behang. Er is zelfs een soort inloopkast voor al het porseleinen servies; er is een groene set gedecoreerd met vogels en een paars servies met fruit. De overdaad maakt ons een beetje giechelig.

Maar we vallen stil als we in slaapvertrekken komen. Een ervan behoorde toe aan Moïses zoon, Nissim, naar wie het museum vernoemd is. Hij sneuvelde in de Eerste Wereldoorlog.

Een verzameling van objecten uit de Tweede Wereldoorlog.Beeld Tjitske Sluis

Een perfect huis gevuld met kunst

De rest van de twintigste eeuw bracht nog meer wreedheid en geweld. De familie De Camondo was Joods. Moïses andere kind, zijn dochter Béatrice, werd samen met haar gezin vermoord in vernietigings­kampen. Haar kinderen, Fanny en Bertrand, de klein­kinderen van Moïse, zijn dan jonge twintigers.

Over graaf Moïse schreef de Britse schrijver Edmund de Waal in zijn boek Brieven aan Camondo hoe zijn verzameling een eerbetoon was aan Frankrijk, het nieuwe vaderland van de in Istanbul geboren graaf. Frankrijk had in 1791 het staatsburgerschap voor Joden ingevoerd. De Waal schrijft aan De Camondo: ‘Uw zoon gaf zijn leven voor Frankrijk (...) U op uw beurt geeft Frankrijk een perfect huis gevuld met kunst uit een perfecte periode in de Franse cultuur. Deze gift verbindt een persoon, plaats, natie, familie.’

De Camondo is niet de enige uit de Frans-Joodse elite die gul geeft aan Frankrijk, schrijft De Waal verderop. Neef Isaac de Camondo doneert zoveel objecten aan het Louvre, dat de lijst 107 pagina’s in beslag neemt.

De verzamelingen van deze mensen onderstrepen en vieren hun assimilatie. Maar het verbond tussen mensen, spullen en plekken is niet sterk genoeg om de familie te beschermen. Het portret dat kunstschilder Pierre-Auguste Renoir maakte van de ex-vrouw van Moïse de Camondo belandt in de collectie van Hermann Göring, fervent kunstverzamelaar.

Eigenlijk gewoon gejat

In bijna elk groot museum word ik op enige manier geconfronteerd met de nare bijsmaak die verzameldrift kan hebben. Tijdens een later uitstapje, naar Londen dit keer, weet ik als ik uit de Eurostar stap meteen waar ik naartoe wil: het British Museum. Mummies wil ik zien, de Steen van Rosetta, Mesopotamische tempels en kleitabletten.

Voor de reis praat ik met mijn broertje over hoe problematisch het museum eigenlijk is. Het merendeel van de objecten komt immers uit andere culturen en is in koloniale tijden gewoon gejat. “Iedere keer dat je voor zo’n vitrine staat, denk je: mooi, maar da’s niet van hen”, grapt mijn broertje.

Het British Museum is het product van wat Ter Keurs in zijn boek bespreekt als de grote koloniale verzamelwoede van rond 1800. Dat jaar vormt een breekpunt. Europeanen trekken de wereld over en maken allerlei voorwerpen buit. Zowel culturele objecten als naturalia hebben hun belangstelling.

Deze nieuwe verzamelaars brengen ook orde in de wereld. Ze rangschikken culturen van ‘wild’ en ‘primitief’ naar ‘beschaafd’. Ook de natuur wordt in soorten, klassen en categorieën opgedeeld. De collecties die uit de verzameldrift voortkomen, dienen ter meerdere glorie van de koloniale grootmachten.

Ordinaire bult met buit

In het geval van het British Museum is er één man die belangrijk is: Hans Sloane. Die Engelsman is niet per se van hoge komaf, maar trouwt wel een vrouw die erfgename is van een groot plantagefortuin. Met die door tot slaaf gemaakte mensen vergaarde rijkdom schaft hij tientallen voorwerpen aan die de basis vormen van de collectie van het British Museum.

Er is ook één specifiek object dat ik graag wil zien in het museum: de Benin Bronzes, een collectie bronzen beeldhouwwerken, vervaardigd in wat nu Nigeria is en gestolen door de Britten in 1897. Nigeria heeft in 2021 een teruggaveverzoek ingediend.

De Bronzes hangen achter in de Afrika-zalen. Ik baan me een weg langs de vitrines, waarin verschillende culturen, tijdperken en kunstvormen naast elkaar liggen. Er zal wel een logica in deze collectie zitten, maar ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat dit keurige, beschaafde museum eigenlijk een grote, ordinaire bult met buit is.

De Benin Bronzes zijn prachtig en ik wil meteen meer weten over deze bijzondere objecten. Maar het bordje ernaast is nogal summier. Het zegt eigenlijk vooral wat we níét weten: welke plek de bronzen innamen in de paleizen van Benin, wie ze hebben gemaakt en wat we precies zien op de taferelen, is grotendeels onduidelijk. De betekenis die ze ooit hadden, is verloren gegaan in het tumult van koloniaal machtsvertoon. In dit museum lijken ze platter, eendimensionaler; ik mis een context, een omgeving waar ze ooit deel van uit hebben gemaakt.

Van hand tot hand

Het is winter en mijn opa sterft op een stormachtige februaridag. In zijn nalatenschap een bibliotheek aan boeken over de Koude Oorlog, politicologie, geschiedenis, wetenschap, verzameld tijdens een carrière die decennia omspande. Ik sta voor de boekenkast en zucht: ik ga dit allemaal nooit lezen. De troost die volgens de psychoanalytici uit een verzameling kan worden geput, is ver weg. De verzameling maakt de afwezigheid van de verzamelaar alleen maar scherper voelbaar.

Ik neem zijn lievelingsboek mee (Stephen Hawking, A brief history of time, veel te moeilijk) en een geschiedenisklassieker die ik nog ken uit de collegebanken (E.H. Carr, The Twenty Years’ Crisis 1919-1939, idem). Ik zet ze thuis in mijn eigen boekenkast. Objecten zijn vaak onderweg, schrijft Edmund de Waal, van de ene hand naar de andere, van de ene betekenis naar de andere. Nu gaan Carr en Hawking mee in mijn verzameling. Na een tijdje zullen ze zich er vast thuis voelen.

Deze tekst kwam tot stand in het kader van een residentieproject van het Vlaams-Nederlands Huis deBuren (www.deburen.eu) in samenwerking met de stichting Biermans-Lapôtre.

Lees ook:

Verhalen van verzamelaars van onder meer oude computers en walvisbotten.

Zo verzamelt Evert Westerdijk (89) stropdassen. “Het hadden ook balpennen kunnen zijn, maar ik stuitte op stropdassen en ben daarmee verder gegaan.

‘Mijn verzamelingen hebben me inmiddels minstens een middenklasse auto gekost’

In de knip vraagt elke week: wat doet u met uw geld en wat doet geld met u? Deze week: Martin Kroon (66)