Direct naar artikelinhoud
Reportage

‘Box 3 wordt er niet makkelijker op’, verzucht Van Rij in vermogensdebat

Er staat een stoet beren op de weg naar een vermogensbelasting op basis van werkelijk rendement, waarschuwt demissionair staatssecretaris Marnix van Rij. De Tweede Kamer wordt er een beetje moedeloos van, maar zet toch door. ‘Kortom: dit is een fiscale puinhoop.’

Staatssecretaris Marnix van Rij (Fiscaliteit, CDA), Judith Thielen (VVD) en Henk Vermeer (BBB) tijdens het debat over de herzieningen in box 3.Beeld David van Dam /de Volkskrant

ChristenUnie-Kamerlid Pieter Grinwis krijgt donderdag halverwege zijn inbreng een dipje. ‘Als dit wetsvoorstel óók weer schipbreuk lijdt, om wat voor reden dan ook, dan begin ik zowaar de moed te verliezen. Misschien moeten we dan maar terugvallen op een eenvoudige vermogensbelasting – rechttoe, rechtaan. Want als we er nu wéér niet uitkomen, wat gaan we dan doen?’

Marnix van Rij glimlacht. De inzinking van Grinwis is begrijpelijk, want de CDA-staatssecretaris van Fiscaliteit heeft de Tweede Kamer eerder deze week verontrustende informatie verstrekt. De invoering van een nieuwe vermogensrendementsheffing ter vervanging van de huidige belastingbox 3 blijkt een hachelijke onderneming die bol staat van de risico’s. Tijdens het Kamerdebat van de commissie Financiën spaart Van Rij de parlementariërs niet.

Over de auteur
Yvonne Hofs is politiek verslaggever van de Volkskrant en schrijft over financiën, economische zaken en landbouw, natuur en visserij.

In navolging van een groot deel van de samenleving wenst de Tweede Kamer een hervorming van box 3, de belasting op spaartegoeden en beleggingen. Van 2017 tot en met 2021 ging de Belastingdienst ervan uit dat alle Nederlanders eenzelfde, vast (forfaitair) rendement op hun vermogen maakten. Aandeelhouders, vastgoedinvesteerders en spaarders betaalden dus evenveel belasting.

In werkelijkheid renderen aandelen, obligaties en vastgoed gemiddeld veel beter dan spaargeld. Doordat de spaarrentes maar bleven dalen ging die gelijke fiscale behandeling steeds meer wringen. Spaarders moesten meer belasting betalen dan ze aan rente ontvingen.

Een aantal stapte naar de rechter, wat op 24 december 2021 resulteerde in een Hoge Raad-arrest dat de forfaitaire vermogensrendementsheffing onwettig verklaarde. De Belastingdienst mag weliswaar uitgaan van een fictief, vast rendement, maar dat mag niet ‘significant’ hoger zijn dan het werkelijk genoten rendement. Anders schendt de belastingheffing Artikel 1 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), dat het eigendomsrecht beschermt, stelt advocaat-generaal Peter Wattel in een advies aan de Hoge Raad.

‘Dat kerstarrest heeft meer vragen opgeroepen dan antwoorden gegeven’, moppert Van Rij in de Tweede Kamer. Want wat is ‘significant’? De staatssecretaris hoopt dat de Hoge Raad daar in een volgend arrest duidelijkheid over schept. Het demissionaire kabinet zit nu met de gebakken peren. De oude vermogensrendementsheffing ligt in de prullenbak, terwijl de belasting op werkelijk rendement nog in de ontwerpfase zit en op zijn vroegst in 2027 kan worden ingevoerd.

Samengeknepen billen

Ter overbrugging heft de Belastingdienst nu een iets verfijndere forfaitaire belasting op vermogensopbrengst, waarbij spaartegoeden lager belast worden dan beleggingen. Het is echter de vraag of dit mensenrechtelijk gezien wél door de beugel kan. Er zijn namelijk ook beleggers die weinig rendement maken, omdat hun aandelen of obligaties het in een bepaald jaar slecht doen. Zij betalen nog steeds te veel belasting in box 3.

Vermogende beleggers vechten bij de rechter daarom ook de overbruggingsbelasting aan. De Hoge Raad wijst eind augustus en in september arrest in deze procedures. Van Rij ziet hoe donkere wolken zich samenpakken, want twee advocaten-generaal (a-g’s) hebben de raadsheren geadviseerd ook de tijdelijke box 3-belasting af te keuren. De Hoge Raad volgt zulke adviezen meestal op. De klagende beleggers beroepen zich net als de eerder in het gelijk gestelde spaarders op Artikel 1 van het EVRM.

‘We zitten dus met samengeknepen billen te wachten op die arresten’, concludeert Folkert Idsinga (NSC). ‘Ik lees dat de staatssecretaris zich voorbereidt op een juridische nederlaag. Als u die rechtszaak verliest, kost dat de schatkist dan honderden miljoenen of miljarden?’ Van Rij draait er niet omheen: ‘In het zwartste scenario kan het in de miljarden lopen.’ Als de Hoge Raad de Belastingdienst dwingt tot een massale herziening van voorlopige aanslagen, wordt het onhaalbaar de belasting op werkelijk vermogensrendement per 2027 in te voeren, zegt Van Rij. Elk jaar uitstel betekent een extra inkomstenderving voor de overheid van 400 miljoen euro.

Vijf jaar aan bonnetjes

Intussen blijkt het ontwerpen van een belasting op werkelijk rendement nog niet zo eenvoudig. Het werkelijke jaarrendement op spaar- en beleggingsrekeningen in euro’s is vrij simpel vast te stellen, maar voor bijvoorbeeld de vermogenswinst op al dan niet verhuurde beleggingspanden en bankrekeningen in vreemde valuta geldt dat niet. Circa 1,6 miljoen vermogende burgers zullen straks veel meer informatie aan de Belastingdienst moeten aanleveren dan nu. Zij zullen ook gedurende minstens vijf jaar bonnetjes moeten bewaren om te kunnen bewijzen welke onderhoudskosten en investeringen ze aan hun vastgoed hebben gepleegd, en welke geldstortingen en -onttrekkingen ze op hun buitenlandse rekening hebben gedaan.

‘Rechtvaardigheid en eenvoud gaan niet samen’, bespiegelt Van Rij. ‘Het wordt er niet makkelijker op, maar dat is het gevolg van de keuze voor belasten van het werkelijk rendement.’ De Belastingdienst verwacht 600- tot 850 nieuwe voltijdsmedewerkers te moeten werven om de ‘eerlijker’ belasting goed uit te kunnen voeren. Van Rij maant de Tweede Kamer tot spoed. Invoering per 2027 is volgens hem alleen haalbaar als het wetsvoorstel uiterlijk op 25 juni in de ministerraad wordt behandeld. Dat laat de Kamerleden nog maar weinig tijd om aan zijn voorstellen te knutselen.

PVV-Kamerlid Elmar Vlottes zakt de moed in de schoenen. ‘Het nieuwe wetsvoorstel is al gewijzigd naar aanleiding van zienswijzen en moet na de uitvoeringstoets van de Belastingdienst weer gewijzigd worden. Dan volgen er nog publieksreacties, een nieuwe uitvoeringstoets, een advies van de Raad van State en dan moet het wetsvoorstel überhaupt nog ingediend worden. Kortom: het is een fiscale puinhoop.’

In arren moede teruggrijpen op een simpele vermogensbelasting, zoals Kamerlid Grinwis oppert, raadt Van Rij met klem af. Een vermogensbelasting levert namelijk een veel lagere opbrengst voor de schatkist op dan een vermogensrendementsheffing. Dat zou dus miljarden kosten. ‘Tenzij je een heel progressief belastingtarief heft van 4 of 5 procent op de hoogste vermogens, maar ik garandeer u dat die heel vermogenden dan in rijen van drie naar het Europese Hof in Straatsburg trekken. En daar krijgen ze gelijk ook, want: Artikel 1 van het EVRM.’