Direct naar artikelinhoud
Reportage

Met de kwasten en ezels naar buiten: de schilderclub brengt rust in het park

De schilderclub van Pien Goemans is vanwege corona naar buiten getrokken; de vijftigplussers zetten hun ezels nu in de Amsterdamse parken. ‘Net Van Gogh, toch?’

Pien Goemans (links) en Betty Sormani in het Vondelpark.Beeld Jakob van Vliet

“We hebben een winnaar!” roept de 65-jarige lerares Pien Goemans uit als ze de schildersezel van Bea van der Put (60) inspecteert, achter het Piccassobeeld in het hart van het Vondelpark. “Dat terwijl ik de baby van de groep ben,” zegt Van der Put. Laat er overigens geen misverstand over bestaan: ieder van de zes aanwezigen is een winnaar, maar Van der Put is vandaag de snelste.

Dat is voor haar een mijlpaal. “Ik wil alles veel te perfect beheersen als ik schilder, en vandaag heb ik mijn perfectionisme en onzekerheid losgelaten. Ik ben altijd heel kritisch op mezelf.”

Goemans leidt al tien jaar een schilderclub met in totaal negen vrouwen en één man. Elke week kwamen ze bij ­elkaar in een buurthuis in Oud-West. Aanvankelijk werd dat geïnitieerd door welzijnsorganisatie Combiwel, maar toen die partij zich terugtrok, pakte Goemans het stokje over. “Ik begrijp het ook wel, want ik zat met Combiwel ook op een zwaar gesubsidieerd tennisclubje, terwijl ik daar mensen zag van wie ik wist dat ze heel rijk waren.”

Vanwege de coronapandemie schildert de groep nu in twee ploegen: vijf personen op dinsdag, vijf anderen op donderdag. Ook zijn ze naar buiten getrokken: in de eerste lockdown gingen ze naar de kruidentuin in het Beatrixpark. “Daar gebeurde van alles, er kwamen irissen uit, dat was geweldig,” zegt Goemans. Ze schilderen ook regelmatig in andere parken, zoals het Erasmuspark.

Schilderen via videobellen hebben ze in de winter ook even gedaan. “Maar dat was ­helemaal niks. Iedereen zat te hannesen met Zoom, dan stond het geluid weer niet uit, of dan moesten de mannen er weer bijkomen. Zonder intermenselijk contact kunnen we niet functioneren.”

Deels om die reden hebben de schilders ook voor komende zomer een weekje weg gepland in Winterswijk, om te gaan schilderen. Goemans: “Dat doen we wel vaker, weg in Nederland. We hebben al een paar keer op matjes op de grond gelegen bij een broer of zus van.” Ook zijn ze al twee keer naar Frankrijk geweest in de loop der jaren.

Impressionisme

Snelheidskampioen is normaal gesproken ­juwelier Hanna Rädecker (62). Zij schildert al heel lang, als hobby, en komt uit een beeldhouwersfamilie. “Het is zo leuk om te doen. Je vindt iets mooi, en je gaat vervolgens kijken of je dat op een doekje kunt krijgen. En als het dan geen suf ding wordt, ben je er toch blij mee.”

Op de schilderclub heeft ze leren werken met olieverf, in plaats van haar gebruikelijke aquarelblok en kleurpotloden. “Dat vond ik best een beetje eng, iets dat voor professionals is weggelegd.” Olieverf werkt prettiger, zegt Rädecker, omdat je veel effect teweeg kunt brengen. Als je ontevreden bent, kun je er altijd weer overheen schilderen. Wel duurt het een goede week voordat olieverf droogt.

“Je moet dan dus een heel transportraampje meenemen om het schilderij vervolgens in te leggen, zodat het kan drogen,” zegt Betty Sormani (72), die naast haar de treurwilg aan de overkant van de vijver schildert. “Ik heb intussen ook een hele stapel schilderijen thuis liggen waarvan ik denk: ja, wat moet ik er eigenlijk mee?”

Voor haar is schilderen vergelijkbaar met yoga of mindfulness. “Je bent toch bezig, en je mag er zijn.” Wat ze daarmee bedoelt? “Nou, niemand jaagt je het park uit omdat je plek bezet houdt of zo. Integendeel, je brengt rust.”

Sormani is ook al haar hele leven bezig geweest met schilderen, maar dan als docent in het speciaal onderwijs. “De leerlingen vonden het wel heel erg leuk, maar je moest ze altijd wel erg stimuleren. Ik kwam er nooit aan toe om zelf te schilderen.” Twintig jaar geleden zette ze de knop om en begon ze.

Wat haar stijl karakteriseert? Opvallend zijn de strepen die ze gebruikt. “Ja, net Van Gogh, toch?” Ook juwelier Rädecker vindt het impressionisme het meest in het oog springend. “Hoe je met grove streken, lijnen en vlakken een voorstelling kunt uitbeelden, vind ik bijzonder. Soms herken ik er ook mezelf in: nou, dat is dan toch weer een echte Hanna.”

Je laten meevoeren

Op deze zonnige dinsdagochtend lopen de vrouwen zo nu en dan naar elkaar toe, en prijzen ze elkaar ook de hemel in. Dat geldt daarentegen niet voor hun eigen werk. Sormani: “Ik ben niet zo tevreden over mezelf als over de leerlingen vroeger.”

Dat herkent snelheidsduivel Van der Put, die 35 jaar verloskundige is geweest. “Ik vind het schilderen net een ­bevalling. Bij ieder werk komt keihard werken en pijn lijden kijken. En bij een bevalling kom je jezelf tegen.”

Want ook het schilderen kan bij haar voor pijn zorgen. “Dat je denkt: godver! Dit is niet wat ik wil. Ik kan het niet.” Het leidt sporadisch tot huilbuien voor de schildersezel. Maar het prachtigste is wanneer je daarna loslaat, ademhaalt, en jezelf weer herpakt. “Je moet er, net als een bevalling, op vertrouwen dat er weer een einde komt. En je moet je laten meevoeren, go with the flow.”

Euforie

Links van haar staat Yolande Blessing (69). Zij zit pas ­anderhalve maand bij deze schilderclub, terwijl ze al vijftien jaar schildert. Aanhakend op Van der Put, met wie ze veertig jaar bevriend is: “Het is heel ontspannend. Je bent zo bezig met het schilderen dat je alles om je heen vergeet.”

Maar hoe kan dat dan, ontspannen terwijl het schilderen ook zo veel pijn kan veroorzaken? “Je ervaart de ontspanning des te meer als je daarvoor veel spanning ervaart,” zegt Van der Put. “Dat leidt tot euforie.”

En, zegt Blessing: er is op elk schilderij wel een detail, klein dingetje, klein hoekje dat heel mooi is. “Je leert ook op een andere manier kijken, je gebruikt je zintuigen veel beter. Als ik nu ergens voorbijloop, zie ik meteen een mooie boom of prachtige bloemen.” Van der Put herkent dat. ­Onlangs schilderde ze haar eerste portret. “Dan kijk ik ­iemand in zijn gezicht aan, en zie ik meteen de neusvorm van diegene. Dat werkt bijna verslavend.”

Ria Lansink (67) heeft haar hele leven in de zorg gewerkt. “Ik was altijd met anderen bezig. En ik denk dat ik mezelf weleens heb overgeslagen in wat ik te bieden heb.” Na de koffiebreak en het te woord staan van nieuwsgierige passanten, vertelt ze over haar burn-out en depressie in 2013. Toen is ze ook begonnen met schilderen. “Als de groep me complimenteert, heb ik toch een soort valse schaamte. Het lukt me niet dat compliment toe te laten. Dat is mijn proces: om van mezelf te leren houden.”

Bovendien heeft de fysieke ervaring van het schilderen voor haar helend gewerkt. “Eerst overrompel je jezelf, in het dagelijks leven. Telkens maar door- en doorgaan. Maar als ik schilder, ga ik eerst rustig ademhalen. Het voelt alsof ik in dat landschap kan stappen, alsof ik dicht bij de boom die ik nu heb geschilderd kan komen. Dat geeft me een heel gelukkig gevoel.”

Meer schilderclubs

Hoeveel schilderclubs zijn er zoals die van Goemans? De club begon via een buurtwerkorganisatie. Navraag leert dat bij Eigenwijks, met vier buurthuizen in Nieuw-West, er vijf schilderlessen worden aangeboden. Bij ­Dynamo, met elf buurtcentra in Oost, gaat dat om drie schilderclubs. Een woordvoerder kan niet zeggen of die op dit moment bijeenkomen vanwege de coronapandemie.

Henk Hofstra, voorzitter van de ­Beroeps Organisatie Kunstenaars, zegt dat zo’n 250 tot 300 leden in ­Amsterdam werken. Dat zijn dan professionele beeldend kunstenaars: schilders en beeldhouwers. Hij schat dat zo’n 20 tot 30 procent van hen ook lesgeeft aan een schilderclubje: een rekensom leert dat er dan tussen de 50 en 90 schilderclubs in Amsterdam zijn. “De verdeling van kunstenaars volgt wat dat betreft ook de verdeling van brillendragers of fietsen in het land,” zegt Hofstra. “De meeste zitten nu eenmaal in de Randstad. Maar Amsterdam spant wel de kroon.” Hoe dat komt? “Dat is toch de aantrekkingskracht van het woord ‘Amsterdam’, denk ik.”

Wie overigens bij de schilderclub van Goemans wil, moet geduld hebben: de schilderclub zit, zeker nu met de coronamaatregelen in het achterhoofd, vol. Maar, zegt Goemans: “Ik zou het wel leuk vinden om een clubje met dertigers te starten, zodat dat ook kan uitgroeien tot een clubje met forever young oudjes!”