Direct naar artikelinhoud
Hoge opleiding, mooie carrière, goed inkomen –  maar ook ik werd ondergeadviseerd
Johan Fretz

Hoge opleiding, mooie carrière, goed inkomen –  maar ook ik werd ondergeadviseerd

De indrukwekkende documentaireserie Klassen van Ester Gould en Sarah Sylbing ontvangt meteen veel lof, maar her en der klinken ook kritische geluiden. Niemand wil iets afdoen aan de uitmuntende kwaliteit, maar de vraag rijst of het nodig is om weer te laten zien wat we allang weten: dat ons onderwijssysteem doordrenkt is van ongelijkheid. Een terechte kanttekening, die zich meer richt op onze onverschilligheid voor afbraakbeleid, dan op de makers.

In tegenstelling tot veel mensen uit mijn omgeving, was ik niet zo geschokt door de leefomstandigheden van de hoofdpersonen in Klassen. Ik herkende ze maar al te goed. Ik kende de mo­na­lisa­glim­lach die Anyssa op haar gezicht toverde, omdat ik die zelf zo vaak had gebruikt, om beschadiging te verbergen. Ik herkende Gianny’s knikkebollende hoofd, de helderheid en scherpte in zijn blik vertroebeld door de voortslepende vermoeidheid. Ik wist hoe onveilige thuisomstandigheden de neiging hebben je, hoezeer je er ook aan probeert te ontkomen, dwingend als de zwaartekracht terug naar beneden te trekken.

Nu zat ik met mijn vriendin voor de buis in ons mooie koophuis. Allebei hoogopgeleid, een mooie carrière en goed inkomen. Wij waren de dans waarnaar we keken, ontsprongen. Ook ik werd ondergeadviseerd op de basisschool. Zozeer zelfs dat de juf me naar een I-toets stuurde, om te kijken of ik naar het speciaal onderwijs moest. Ik had alle vragen goed. (Sorry voor de humble brag, maar dit detail is essentieel.) Na afloop zei de toetsafnemer tegen mijn ouders: “Uw zoon had hier nooit naartoe gestuurd mogen worden.”

Kort daarna gaf mijn vader mijn juf te verstaan dat ze haar boekje te buiten was gegaan. Ze gaf geen krimp: “Tja, moet u horen meneer Fretz. Ik ben zelf ook enigst kind en ik heb ook alleen maar mavo gedaan en met mij is het allemaal goed gekomen.”

“Allereerst is het enig kind, niet enigst kind. En ten tweede: uw levensloop lijkt mij niet relevant voor die van mijn zoon.”

Na groep acht ging ik naar een school met heterogene brugklassen, waar pas na twee jaar werd besloten welke richting je op ging. Ik ging fluitend naar het vwo. Lang heeft die levensloop me doen geloven dat ik geen uitzondering was, maar een bewijs dat er op dit vlak in Nederland geen wezenlijke ongelijkwaardigheid bestond. Ik liet me de feliciterende gedachte aanleunen, dat het slechts een kwestie was van wilskracht, doorzettingsvermogen en vechtlust. Ik was arm geweest, had het flink te verduren gekregen en toch was het me gelukt.

Dat is het gevaar van de anekdote. Anekdotisch bewijs past in een politiek tijdperk dat geleid wordt door sentiment. We horen graag de verhalen van degenen die het redden, omdat ze ons geruststellen. Maar in onze al te gretige omarming van die succesverhalen vergeten we heel wezenlijke onderdelen ervan. Dat realiseerde ik me door Klassen opnieuw.

Want: mijn ouders waren me – ondanks alles – altijd blijven stimuleren om goed te leren. Ze kwamen uit belezen gezinnen en hadden zelf gestudeerd. Er werden bij ons kranten gelezen en actualiteitenprogramma’s bekeken. Er was oog voor literatuur, beeldende kunst, theater. En op bepalende momenten was mijn vader ferm tegen het onderadvies van de basisschool ingegaan. Dat waren geen details, maar doorslaggevende factoren geweest. Mijn verhaal bewijst dus niet het tegendeel van het mechanisme dat in Klassen wordt getoond, het is er evengoed een bevestiging van. Hopelijk noopt deze serie veel nieuwe kijkers ertoe om het hardnekkige, scheve zelfgenoegzame Hollandse zelfbeeld op dit gebied, dat van kansengelijkheid, eindelijk bij te stellen.

Johan Fretz is schrijver en theatermaker. Hij schrijft op woensdag en zaterdag een column voor Het Parool.

Reageren? j.fretz@parool.nl