Opinie

Dit is een artikel uit het NRC-archief De artikelen in het archief zijn met behulp van geautomatiseerde technieken voorzien van metadata die de inhoud beschrijven. De resultaten van deze technieken zijn niet altijd correct, we werken aan verbetering. Meer informatie.
Bekijk hele krant

NRC Handelsblad

Zanger wordt een ‘legende’

Frits Abrahams

Er was eens een Amerikaanse singer-songwriter, Townes Van Zandt geheten, die een groot drankprobleem had. Met meer zelfdiscipline had hij een beroemdheid kunnen worden, want zijn songs waren voortreffelijk en als hij nuchter was kon hij ze ook goed vertolken.

Maar Van Zandt vergooide de laatste tien jaar van zijn leven aan de drank. Zijn optredens, ook in Nederland, werden steeds warriger, soms leek hij op het podium bijna in slaap te vallen. In Austin, Texas, gebeurde het hem tijdens een optreden dat hij zich de tekst van een eigen song niet meer goed herinnerde. Een collega en vriend, Blaze Foley (1949 - 1989), zat op een van de voorste rijen te luisteren en vond het zo pijnlijk worden dat hij het podium op klauterde en, staande naast Van Zandt, de tekst zingend invulde.

Het was alsof hij een haperende motor op gang bracht. Vanaf dat moment kon Van Zandt op eigen kracht verder en mocht Foley weer in de zaal plaatsnemen.

Ik hoorde deze treffende anekdote op internet uit de mond van de diskjockey Larry Monroe, een goede vriend van Van Zandt. Het verhaaltje zit ook in de speelfilm Blaze van Ethan Hawke, gebaseerd op het leven van Foley, die vorige week in Nederland in première ging; merkwaardig genoeg maakt het daar weinig indruk. Dat is typerend voor deze film die mij in meer opzichten zwaar tegenviel.

Ik had er veel meer van verwacht na de lofprijzingen van Waylon in De Wereld Draait Door. Waylon was laaiend enthousiast: Foley en zijn collega’s waren niet bang geweest om te leven en hun pijn met ons te delen, zij wilden alles anders doen, die eindeloze drang naar waarheid, daar ging het om.

Waylon bracht ook zelf een liedje van Foley ten gehore, If I Could Only Fly, en hij deed dat uitstekend. Hij zong het veel beter dan Foley zelf ooit gedaan heeft. Daarmee kom ik op een van de hoofdredenen waarom ik me als bezoeker van deze film nogal bekocht voelde. Foley was een erbarmelijke zanger, zoals blijkt uit de opnamen die op Spotify te beluisteren zijn. Hij zong vlak, bijna toonloos. Als ik geen columnist, maar singer-songwriter was geworden, zou ik ongeveer zó geklonken hebben, vooral in de badkamer.

In de film wordt dat gebrek aan kwaliteit verdoezeld doordat geen opnamen van Foley zijn gebruikt, maar van de acteur, Ben Dickey, die Foley speelt. De omgekeerde wereld: een acteur die beter zingt dan de zanger die hij moet uitbeelden. Toch wil de filmer ons laten geloven dat met Foley een legende van ons is heengegaan. Ik vroeg me na deze film vooral af of Foley niet eerder een hype van Hawke en enkele zangvrienden is dan een legende, ook omdat ik niet meer dan een handvol goede songs van hem vond.

Foley is in deze film vooral een vervelend soort artiest: pretentieus met holle, larmoyante teksten, zielig, onbegrepen, zwaar aan de drank en veeleisend tegenover de vrouw die van hem houdt. Heeft regisseur Hawke een karikatuur van hem gemaakt, of had Foley dat tijdens zijn leven al zelf gedaan? Misschien is de Foley van de film wel een karikatuur van een karikatuur.

De film duurt maar liefst ruim twee uur, wat bij een slechte film tergend lang is. Gelukkig wist ik dat er een einde aan móest komen omdat Foley werd doodgeschoten bij een ruzie in een bevriende familie. Zelden was ik zo opgelucht na de dood van een legende.