Direct naar artikelinhoud

75 jaar geleden: lukraak vielen geallieerde projectielen op Noord

Voor Amsterdammers die als kind het bombardement op Noord meemaakten, roept elke harde knal de herinnering op aan die dag van 75 jaar geleden, toen vliegtuigen dood en verderf zaaiden. 'Laten we bidden. We gaan dood.'

De Sint-Ritakerk en het klooster.Beeld Stadsarchief Amsterdam

Zaterdag 17 juli 1943, kwart voor negen in de ochtend. Het luchtalarm was zojuist afgegaan. Even later lieten Amerikaanse bommenwerpers 156 brisantbommen vallen boven Noord. Doelwit was de door de Duitsers geconfisqueerde Fokkerfabriek, maar wolken benamen de relatief onervaren bemanningen het zicht.

Ton Freitag zat op dat moment als 10-jarige met honderden andere kinderen in de Sint­-Ritakerk bij de viering van het 25-jarig bestaan van de parochie. Enkele minuten voor negenen hoorden zij een harde knal. In een fractie van een seconde was het donker in de kerk en hing er een grote stofwolk, vol gruis.

"Ik lag onder de bank en zei tegen een meisje dat aan kwam strompelen: 'Laten we bidden. We gaan dood'."

De bommen hadden niet de fabriek geraakt maar kwamen neer in woonwijken in de Van der Pekbuurt en Vogelbuurt. Er vielen honderden doden en gewonden. Huizen werden vernield of weggevaagd.

Ook het Sint-Rosaklooster, enkele scholen, de GGD-post en de gaarkeuken, een huisartsenpraktijk en het politiebureau aan de Adelaarsweg werden verwoest.

In de rij
Freitag zag de kappen van de nonnen in de kerk rood kleuren van het bloed. Hij rende weg, naar zijn ouders. "Ik riep tegen hen: 'Er is een bom op de kerk gevallen.' Mijn moeder huilde, mijn vader rende weg om mijn zusje Thea te zoeken, die ook in de kerk was."

GGD-gebouw, Wingerdweg.Beeld Stadsarchief Amsterdam

Harry Sablerolle, destijds negen jaar, was ook bij het bombardement. Hij herinnert zich het enorme gegier. "Het ging allemaal heel snel. Ik zag de gebrandschilderde ruiten sneuvelen en toen werd het ineens pikkedonker. Er klonk geschreeuw en gekrijs. Ik duwde mijn hoofd onder het vakje waar de bijbel altijd lag. Later kroop ik weg, naar een groot, wit gat."

De twee mannen, inmiddels 86 en 84, herinneren zich veel details van de dag. Het vier jaar oudere broertje van Sablerolle was misdienaar, maar toch was hij die ochtend niet naar de kerk gegaan.

"Hij moest van mijn moeder in de rij voor suiker staan. Dat was zijn geluk. Want andere misdienaren, vriendjes van ons, zijn overleden. Zij stonden op de plek waar de bom was ingeslagen."

Het bombardement betekende voor Sablerolle een ommekeer in zijn leven. "Ik ben de rest van de oorlog vreselijk bang geweest. Als er een luchtalarm klonk, wist ik niet waar ik weg moest kruipen."

Het huis van Freitag was weggevaagd. Freitags vader, banketbakker op het Mosveld, vond zijn dochter terug in een huis van een van de gezinnen in Noord, waar zij gewond was binnengedragen.

Ruim een week later werd Noord weer gebombardeerd, op 25 juli, en drie dagen later nogmaals, door respectievelijk de Engelsen en de Fransen. Tijdens de drie bombardementen, waarbij ook het Floradorp en de Bloemenbuurt werden getroffen, zijn ruim tweehonderd mensen, onder wie 45 kinderen, omgekomen.

Freitag was tijdens het tweede bombardement niet meer in Noord. Hij logeerde bij zijn oom in Ilpendam. Later kreeg het gezin een huis in de Deurloostraat in Zuid, waar Freitag van dichtbij meemaakte hoe zijn Joodse vriendje en andere families werden opgehaald. "Ik heb daar veel ellende gezien."

Geluidsbarrière
De oorlog heeft in het leven van beide mannen wonden geslagen. Twintig jaar na de oorlog ondervond Sablerolle, inmiddels getrouwd en woonachtig op de Looiersgracht, diezelfde angst opnieuw.

Mijn broer de misdienaar moest van mijn moeder in de rij voor suiker staan. Dat was zijn geluk
Harry Sablerolle
Sint-Vincentiusschool, Buiksloot.Beeld Stadsarchief Amsterdam

"Er brak ineens een vliegtuig door de geluidsbarrière heen en dat gaf een enorme knal. Ik schreeuwde tegen mijn vrouw dat ze met mij onder de trap moest gaan zitten. Ik was boos toen ze dat niet deed. Dat primaire gevoel, de onmiddellijke angst na die knal kwam heel intens naar boven. Het zit in je lijf gebakken."

Freitag vergeet het beeld van het bombardement zijn leven niet meer. "Elke 17de juli zie ik me nog staan en hoe ik samen met dat meisje de kerk uit probeerde te komen."

Hij is nog steeds bang voor onweer. "Je hoort dan vaak eerst een harde klap en dan moet ik altijd aan het bombardement denken."

Laatst kwam hij langs het dorpje Watergang, waar hij als kind in de oorlog bij een boer melk moest halen. "Ik weet nog goed hoe gelukkig ik was als ik in Watergang aankwam. Hier wordt niet gebombardeerd, dacht ik. Hier komen geen vliegtuigen. Ik voelde me daar zo blij en rustig."

Meidoornweg; Bewaarschool Buiksloterdijk.Beeld Stadsarchief Amsterdam
Zilverschoonstraat. Beeld Stadsarchief Amsterdam

Herdenking

Noord herdenkt het bombardement sinds 2003 elke 17de juli op begraafplaats de Nieuwe Noorder bij een eenvoudig monument. De herdenking is dinsdag om 14.00 uur.

Na afloop wordt op het Van der Pekplein een nieuw kunstwerk van kunstenaar Hester Oerlemans onthuld. Zij heeft elf gietijzeren putdeksels van 80 centimeter gemaakt als symbolische afdekking van de ingeslagen bommen. In de rand van de deksels staan de namen van de slachtoffers.

Om 14.45 uur vliegen er Fokkers over in 'missing man'-formatie.