Direct naar artikelinhoud
InterviewArnaud De Lie

Aanstormend wielertalent Arnaud De Lie: ‘Ik kan goed drinken, net als Eddy Merckx en Bernard Hinault’

Arnaud De Lie: ‘Ik kan goed drinken, net als Eddy Merckx en Bernard Hinault.’Beeld Geert Van de Velde

Als de held uit een jongensboek stapte Arnaud De Lie vorig jaar de wielerwereld binnen. Sindsdien stort le gamin, zoals hij door zijn omgeving wordt genoemd, zich zorgeloos van het ene avontuur in het andere. Onversaagd waagt de jonge blaag zich voor het eerst aan de grote klassiekers, met zondag ook Gent-Wevelgem. ‘De wereld behoort toe aan de mensen die vroeg opstaan.’

Er is dit voorjaar geen ontsnappen aan het nieuwe wonderkind van het Belgische wielrennen: in de kranten is het al De Lie wat de klok slaat. Jeugdanekdotes worden opgehaald, foto’s met zijn vriendin Jade gretig gedeeld. En ook op de fiets verbaast de boerenzoon uit de provincie Luxemburg iedereen: in de Ster van Bessèges miste hij de beslissende waaier, maar reed hij er in zijn eentje naartoe – met zijn neus vol in de wind. En met dezelfde vanzelfsprekendheid hees hij zich in de finale van de Omloop met een veel te groot verzet de Muur van Geraardsbergen op. Als we de kampioen in de dop ontmoeten, toont hij al snel zijn innemende persoonlijkheid en gulle lach. Over zijn nieuwe favorietenstatus blijft hij onbewogen. Het woord druk staat volgens ingewijden niet in zijn vocabulaire.

Arnaud De Lie: “Het is te zeggen: als er al druk is, dan is die er omdat ik me die zelf heb opgelegd – ík en niemand anders.”

Je zegt zelfs: ‘Als je druk voelt van de buitenwereld, moet je stoppen met koersen.’

“Ja, want dan verlies je het plezier en de passie. En zonder passie is het onmogelijk om succesvol te zijn. Ik leg mezelf graag doelen op: ‘In díé en díé wedstrijd wil ik fysiek en mentaal top zijn.’”

Vanwaar komt die ambitie?

“Mijn vader weet wat werken is. Het is vooral dankzij hem dat ik zo ambitieus ben.”

Welke waarden heb je meegekregen van je ouders?

“Dat werken belangrijk is: je krijgt niets zonder er iets voor te doen. De wereld behoort toe aan de mensen die vroeg opstaan. Lang in bed blijven liggen, dat kennen wij niet.”

Ben je dan niet onder de indruk dat je bij de topfavorieten wordt gerekend? Of lees je geen kranten?

“Ik lees ze wel, hoor. Maar dat iedereen mij nu al als topfavoriet bestempelt, is een extra stimulans. Dat men mij ziet als winnaar, zet net druk op de andere renners. Als ik er in de finale nog bij ben, dan zitten zíj met een probleem: ik ben sneller aan de finish.”

Zijn ploegleider Maxime Monfort kan amper verbergen hoe trots hij is op De Lie. Hij is een gouwgenoot, en kent hem al sinds zijn 8ste.

Monfort: “Natuurlijk ben ik trots. Hij komt net als ik uit de provincie Luxemburg – de vergeten provincie van België, maar Arnaud is daar verandering in aan het brengen.

“Weet je, wij leven een eenvoudig leven in de Ardennen. De natuur is er overweldigend mooi, maar er is niet zoveel te doen, alles ligt ver uit elkaar en tijdens de winters trekken we ons terug in onze dorpen. Maar net omdat we minder toegang hebben tot alles, kunnen we ons beter aanpassen aan elke omstandigheid – een onwaarschijnlijk voordeel in het wielrennen.

“Arnaud heeft een sterk karakter, dat is typisch voor de mensen uit onze streek. Maar hij verrast ook mij, hoor, met zijn prestaties. Het is een geweldige jongen, en altijd in een goed humeur. Alleen zijn hotelkamer is steeds een grote chaos.”

(lacht) “Ik nuanceer: het is een georganiseerde chaos.”

‘Als er al druk is, dan is die er omdat ik me die zelf heb opgelegd – ík en niemand anders.’Beeld Geert Van de Velde

Herken je de manier hoe Monfort jullie streek en haar inwoners beschrijft?

“Ja, we zijn kalm van aard, maar tegelijk zeker van ons stuk. Wij zijn misschien de vergeten provincie, maar tegelijkertijd ook de mooiste streek van het land. De Vlamingen beginnen dat ook te beseffen, want we zien ze meer en meer bij ons opduiken.

“Maar me aan alle omstandigheden aanpassen? Nee, dat kan ik niet. Ik zou bijvoorbeeld nooit in de stad kunnen leven. Als ik mijn vriendin – die in Brussel studeert – opzoek, voel ik dat meteen. De drukte van een metro, om maar iets te noemen, schrikt me af.”

En toch reisde je met de trein af naar Oudenaarde in de aanloop naar de Omloop Het Nieuwsblad. Het moet van de tijd van Briek Schotte geleden zijn dat zoiets nog gebeurde.

“Wij Luxemburgers zijn plantrekkers: voor elke situatie vinden we een oplossing. En vooral: wij klagen ook nooit. Mijn vader heeft me geleerd: ‘Als je pijn hebt, dan zeg je dat niet: het zal wel voorbijgaan.’ In de koers denk ik ook zo: als ik voel dat mijn benen zeer doen, dan weet ik dat mijn concurrenten óók in de verzuring zitten. En net dan trap ik extra hard op de pedalen. Jamais se plaindre – nooit klagen: het is is een kracht, een waarde, waar we trots op zijn in de Ardennen, en die we doorgeven aan de volgende generaties.”

Iedereen noemt je insouciant – zorgeloos. Alsof je al tien jaar rondloopt in het profwielrennen.

“Ik heb veel vertrouwen in mezelf, ja. Ik laat me door niks overweldigen. Ik kom daardoor dikwijls in de juiste koerssituaties. Haast als vanzelf, gewoon omdat ik me niks laat opdringen.”

Hoe verklaar je dat enorme zelfvertrouwen?

“Ik weet het niet goed. Ook op school ging ik altijd vol vertrouwen naar de examens, al waren mijn uitslagen nadien niet per se zo goed (lacht).”

‘Dat men mij ziet als winnaar, zet net druk op de andere renners. Als ik er in de finale nog bij ben, dan zitten zíj met een probleem: ik ben sneller aan de finish.’Beeld Geert Van de Velde

SLIMME KOEIEN

Eén jaar geleden trad je op het voorplan in de GP Monseré. Je won met sprekend gemak de sprint, maar je maakte vooral indruk met je onbevangen verschijning en interview in haast vlekkeloos Nederlands.

“Vlekkeloos zou ik het niet noemen. Ik heb Nederlandse les gekregen op school, maar ik vind mijn woordenschat nogal beperkt. Het is door in de koers met andere renners te praten, dat ik nieuwe woorden leer. Ik vind het belangrijk om me te integreren in mijn ploeg. Er zijn veel Nederlandstaligen en ik wil hun taal spreken. Omgekeerd doen zij ook veel moeite.”

Maxime Monfort was verbaasd dat je je zo goed wist te integreren in deze groep, die zich volgens hem laat kenmerken als ‘één met veel testosteron’.

“Ik heb veel humor – of dat denk ik toch van mezelf. Dat helpt om een band te smeden. Ook koersen winnen helpt om snel aanvaard te worden.

“Onze ploeg hangt goed aan elkaar. Ik kan het goed vinden met iedereen: zowel met Victor Campenaerts, die twaalf jaar ouder is, als met Lennert Van Eetvelt, een generatiegenoot.”

Je bent een geboren leider, volgens Monfort. Het is een rol die je goed ligt.

“Ja, ik heb zelf graag de touwtjes in handen. Ik zie mezelf niet als een pion die het voorbereidende werk doet in een sprinttrein. Het is niet dat ik de sprint niet wil aantrekken, maar uiteindelijk neem ik de verantwoordelijkheid op mij om koersen te winnen voor de ploeg, dus is het logisch dat ik de rol van kopman opneem.”

Je neemt ook het woord voor de groep, op amper 20-jarige leeftijd.

“Vorig jaar merkte ik dat ik daarin tekortschoot. Het was een grote stap om voor de groep te gaan staan en te zeggen wat ik van mijn ploegmaats verlangde. Dat is nochtans cruciaal. In het huidige wielrennen hangt alles van details af, en dat gaat ver – mijn positionering op een rotonde op 3 kilometer van de finish moet exact bepaald worden. Alles moet perfect zitten en goed doorgesproken worden. Anders kun je niet winnen. Dit jaar heb ik dus geleerd om mijn visie klaar en duidelijk over te brengen.”

Ben je streng voor je ploegmaats?

“Nee, alleen voor mezelf. Ik weet dat mijn ploegmaats alles doen voor mij. Maar het blijven mensen, en mensen maken fouten.”

Een leider kan niet altijd sympathiek zijn.

“Dat is waar. Na een wedstrijd kun je me beter even met rust laten, of toch als ik niet gewonnen heb. Het is niet dat ik dan gemeen zal uithalen, maar ik wil dan even op mezelf zijn en de zaken laten bezinken. En als er toch iets is misgegaan, zoals dit jaar in de Clásica de Almería, dan wil ik dat we samen rond de tafel gaan zitten, om alles uit te klaren. En ja, dan draaien we de vijzen even aan.

“Ik ben iemand die vooraf het parcours moet kennen, en nadien mijn sprints wil analyseren – ik zoek graag naar de dingen die ik kan verbeteren. Het is het werk van de ploegleiders, maar ook van de kopman, vind ik.”

‘Als Ardennees wil ik alles tegen 200 procent doen’, heb je al gezegd.

“Dat is onze mentaliteit, ja. Volgens mij ook typisch Belgisch, maar misschien nog meer de onze (lacht).”

Maar je voelt je ook Belg?

“Ja, ik voel me een echte Belg: ik heb wortels in beide landsdelen. Mijn grootvader kwam uit Stabroek. Hij was 3 jaar toen de gronden van zijn vader, ook een boer, werden onteigend bij de uitbreiding van de haven van Antwerpen. Met het geld van de schadevergoeding zijn ze naar de Ardennen getrokken om daar opnieuw een boerderij op te starten, die wij nu voortzetten. Zo zijn de De Lies in de provincie Luxemburg terechtgekomen.”

Je bent sterk gehecht aan je regio.

“Ja, enorm. De Ardennen zijn me dierbaar, ik hou van mijn streek.”

Noem je jezelf dan een Bastognard of een Luxembourgeois?

“Nee, een Leschertois (lacht). Ik ben nog het meest gehecht aan mijn dorp. Hier liggen mijn wortels.”

Wat betekent het voor jou om een Leschertois te zijn?

“Het is vooral de natuur waarmee ik me zo verbonden voel. Als ik na weken van trainen en koersen in Spanje terugkeer en via de slingerende wegen naar de boerderij rij, dan voel ik het: ik ben thuis. Ik ben er graag, ik ben er gelukkig. Het helpt me ook om als topsporter mijn evenwicht te bewaren. Als ik aan het koersen ben, kan ik gerust drie maanden gefocust blijven en op hotel verblijven. Maar als ze me vragen waar ik op vakantie ga, dan zeg ik: chez moi. Als ik niet aan het koersen ben, dan ben ik het liefst thuis op de boerderij.”

Tussen de koeien, 450 stuks?

“Min of meer. Een veertigtal van onze koeien dient voor de melkproductie. Daar hou ik me vooral mee bezig. De rest is gericht op fokken en grootbrengen, om daarna te verkopen.”

Volg je de problemen in de landbouwsector, zoals de stikstofcrisis in Vlaanderen?

“Niet meer op de voet. Maar ik wil altijd weten hoe de zaken op onze boerderij ervoor staan. En wat de prijs van de melk is.”

Hoeveel staat die tegenwoordig?

“Goed, we mogen niet klagen.”

Het blijft wel een uiterst moeilijke stiel.

“Klopt: er zijn meer nadelen dan voordelen. Dat is ook de reden waarom er hoe langer hoe minder boeren zijn, want je houdt het alleen vol als je gepassioneerd bent. Als je rijk wilt worden, kun je beter ander werk zoeken. Je moet écht van je dieren houden, en ervan genieten om op je tractor het land te bewerken. Het is een zware stiel, je mag je uren niet tellen. Mijn vader is altijd bezig, hij heeft nooit tijd om naar mijn koersen te komen kijken.”

Bernard Hinault, zelf landbouwer geworden na zijn carrière, wees me ooit op de parallellen tussen boeren en wielrenners. Je moet in beide gevallen houden van de eenzaamheid en van een hard leven te midden de natuur. Zie jij ook de gelijkenissen?

“Jazeker. En je moet ook heel vastberaden zijn. Als je een dag niet werkt op de boerderij, loop je vervolgens hopeloos achter de feiten aan. Net zoals in het wielrennen: enkele weken niet trainen, en je kunt niet meer volgen in de koers.”

Waarom ben je zo gesteld op je koeien?

“Omdat het geweldige dieren zijn. Ze zijn aardig, aanhankelijk, op het vertederende af.”

Ze worden wel eens afgeschilderd als domme, lompe beesten.

“Dat beeld klopt niet: ze zijn net ongelofelijk intelligent! ’s Morgens, als ik de koeien melk, lopen ze telkens in de exacte volgorde die wij willen naar de melkinstallatie. Alle veertig, er is geen speld tussen te krijgen. Het zijn slimme dieren, met een uitstekend geheugen.

”We houden een drietal rassen: de Blonde d’Aquitaine, met hun witte kop; de Montbéliarde, met de bruine en zwarte vlekken; en de Brune des Alpes, mijn favoriet, met hun typische bruine kleur. We hebben er nu een goeie stier van rondlopen, waarmee we fokken met onze andere rassen.”

Toen er vorig jaar opmerkingen kwamen dat je misschien wat te goed in het vlees zat, werd weleens opgemerkt: ‘Die werkt vast elke dag een steak naar binnen.’

“Nee, natuurlijk niet! Ik ben wel pas sinds vorig jaar op mijn voeding beginnen te letten, en de kilo’s vlogen er meteen af. Wij eten normale kost. Alleen: ons vlees is wel van uitstekende kwaliteit, en dus gezond.”

‘Ik hou net zoveel van de Ronde van Vlaanderen als Parijs-Roubaix. Een Waal die de Ronde wint, dat is altijd goed.’ (Foto:De Lie met gehavende knie en groot verzet op de Kapelmuur tijdens de Omloop Het Nieuwsblad.)Beeld BELGA

KOERS IS OORLOG

Herinner je je nog het moment dat je verliefd werd op het wielrennen?

“Het klinkt gek, maar eigenlijk gebeurde dat in de eerste lockdown: die zes maanden zonder wedstrijden waren louterend. Er waren geen schema’s van mijn trainer, en we deden wat we wilden. We maakten urenlange tochten doorheen de provincie Luxemburg, waardoor ik mijn streek pas echt leerde kennen. Of we reden richting Duitsland – assez cool. Het was telkens genieten van de adembenemende landschappen. Ik leerde tijdens corona dat trainen heel aangenaam kan zijn.”

Besliste je toen: dit wordt mijn leven voor de volgende jaren?

“Ik wist al dat ik zo goed als zeker beroepsrenner wilde worden. Maar mijn gevoel zat nog niet goed. Koersen deed ik graag, maar trainen was eerder een opgave: ik deed het vooral om mijn vader te plezieren. Maar de laatste jaren heb ik de motivatie gevonden die voordien nog ontbrak. Wielrennen is een passie geworden.”

Is het voor jou belangrijk om je ouders te plezieren?

“Ja. Wil elke zoon of dochter zijn of haar ouders niet trots maken?”

Je ouders komen niet uit de wielerwereld.

“Mijn vader heeft bij de amateurs gereden, met de mountainbike – een lokale competitie in de Ardennen. Ik heb eerst één jaar gevoetbald, maar toen ik merkte dat ik er niet heel goed in was, ben ik ermee gestopt en beginnen te koersen. Ik hield er niet van in groep te trainen, dat doe ik liever alleen of met mijn broer Axel (die koerst bij het Development Team van Lotto-Dstny, red.).”

Je hebt een duidelijk beeld voor ogen van de renner die je wilt worden – je veux être un guerrier. Wat wil je daarmee zeggen?

“Ik ben een renner voor de klassiekers, en die zijn in mijn ogen altijd een beetje oorlog. We hebben allemaal de beelden in ons hoofd van een Ronde van Vlaanderen of Parijs-Roubaix in de regen en koude, waar iedereen à bloc zit. Dat zijn heel aparte wedstrijden, met niks anders te vergelijken. Neem nu de Parijs-Roubaix van 2021, waar mijn ploegmaat Florian (Vermeersch, red.) tweede wordt: daar was ik graag bij geweest. Ik verlang ernaar Parijs-Roubaix te rijden in de regen!”

Ben je zo’n masochist?

(lacht) “Waarschijnlijk wel. Als het regent, dan zakt de moed bij veel renners in de schoenen. Ze worden bang en ze zijn maar half zo goed meer. Terwijl mij dat net moed geeft: ‘Aha, ze voelen zich niet goed, ik maak nu nóg meer kans.’ Het is dus vooral een mentale kwestie. En regen of koude doet me niks: ik ben de Ardense winters gewoon, hè.”

Waarom is Roubaix je droomkoers?

“Ik hou evenveel van de Ronde van Vlaanderen. En een Waal die de Ronde wint, is altijd goed.”

Zeker als het helpt om het land bij mekaar te houden.

“Er zijn er nog maar twee die de Ronde al gewonnen hebben. Philippe Gilbert en …?”

Euh…

“Criquielion!”

Ik gesel mezelf dat ik niet op Claudy kon komen.

“Parijs-Roubaix en de Ronde van Vlaanderen zijn allebei koersen van 270 kilometer. In het begin komt er misschien nog wat tactiek aan te pas qua positionering, maar in de finale gaat het er vooral om hoe hard je nog op je pedalen kunt duwen. Van dan af zijn het man-tegen-mangevechten. En van die duels hou ik het meest.”

‘Als ik na weken van trainen en koersen in Spanje terugkeer naar de boerderij, dan voel ik het: ik ben thuis. Ik ben er graag, ikben er gelukkig.’Beeld Photonews

SIGARET

Een exploot uit het wielerdagboek van Arnaud De Lie laat zich als volgt lezen. Het is het verhaal van zijn overwinning in de eerste rit van de Ster van Bessèges, begin februari, op een steile slotklim tegen ex-wereldkampioen Mads Pedersen. Het werd door zijn ploegmaat Cedric Beullens met een perfecte imitatie en op onnavolgbare manier naverteld in de podcast Live Slow, Ride Fast. ‘Ik vroeg aan Arnaud hoe de rit was geweest. En toen begon hij: ‘Die Mads was aan het sleuren, en ik zat in die wiel. Ik dacht: hij zal tot de top gaan. Maar die ging gewoon zitten, jongen. Ik zei bij mezelf: dit is mijn moment. Ik doe mijn sigaret uit, en ik ga.’’

‘Ik doe mijn sigaret uit’: Is dat een uitdrukking in Lescheret?

(lacht) “Het is een running joke tussen Cedric en mezelf. We maken de hele tijd van dat soort moppen.”

Was je verrast dat Pedersen je niet kon volgen?

“Nee, ik had genoeg vertrouwen in mezelf. Ik zat à bloc, maar dan zag ik het bord van de laatste 300 meter en wist ik dat ik moest gaan. En zeker toen ik merkte dat hij ging zitten. Ik zei tegen mezelf: ‘Je vais le manger’. Ik heb me recht op de pedalen gezet en ben hem gepasseerd. Het was een pure mentale overwinning, want ik voelde me niet meer zo goed. Maar als ik de finish ruik, krijg ik extra kracht.”

Je verbaast iedereen, maar het meest onder de indruk was ik van je sprint in de Famenne Ardenne Classic. Als de massasprint wordt ingezet, val je bij het ingaan van de laatste bocht. Maar terwijl je nog over de grond aan het glijden bent, raap je je fiets al op om er in één beweging weer op te springen. Du jamais vu.

(terwijl we nog naar de beelden kijken op YouTube) “Niet slecht, hè. Het was glad en ik ging onderuit. J’avais la rage – ik was woest, en realiseerde me amper nog wat ik deed. Een soort overlevingsinstinct moet het van me overgenomen hebben, zo van: ik moet hier zo snel mogelijk naar de finish.”

Een andere renner zou op de grond blijven liggen. Jij eindigde nog vijfde.

“Vijftiende. Niet overdrijven, hè (lacht). Die koers was op 30 kilometer van bij mij thuis, mensen hadden vrij genomen om te komen kijken: ik wilde à fond gaan voor hen, en nog harder winnen dan anders.”

Je vriendin Jade vertelde in L’Avenir dat je eens een feest hebt georganiseerd, zogezegd om een overwinning te vieren, terwijl het eigenlijk een voorwendsel was om haar naar daar te lokken.

“Het was nog tijdens corona. Ik had een oogje op haar, we spraken weleens af, maar konden elkaar niet zoveel zien. En daarna begonnen de wedstrijden opnieuw. Mijn vader is nogal streng. Hij zei me: ‘La ferme et le vélo, niks anders. En als je in competitie bent, denk je enkel aan de fiets.’ Dus werd het koersen en nog eens koersen. Maar toen won ik La Philippe Gilbert, mijn eerste UCI-koers bij de junioren. De avond na de koers had ik wat vrienden uitgenodigd. Ik vroeg Jade ook, want dat overwinningsfeestje was een uitstekend voorwendsel om haar nog eens te zien, en vooral: om haar hart te kunnen veroveren. Zij had dat wel door, maar ze doet nu alsof ze van niks wist (lacht).”

Volgt ze jou in de koers?

“Ze studeert rechten aan de ULB, maar ze volgt mijn prestaties op de voet, net als haar hele familie. Ze staat 100 procent achter mij. Als ik win, zijn de bloemen voor haar.”

Ze zei dat veel vrouwelijke supporters je met bijzondere aandacht volgen. Ze hoorde achter haar in het publiek een vrouw zeggen: ‘Arnaud De Lie est un coeur à prendre’.

(lacht) “Ja, dat heeft ze me verteld. Ik kan daar verder niks over zeggen. Ik ben met Jade.”

Er zijn grote wielerploegen die je willen verleiden met een dik contract. Ben je daarvan op de hoogte?

“Jazeker. Allemaal goed en wel, maar ik heb nog een verbintenis voor twee jaar bij Lotto-Dstny. Ik voel me hier goed. De ploeg is ook erg aan het veranderen. Ik ben zeker dat de nieuwe aanpak zal werken.”

Verkies je je huidige ploeg boven bijvoorbeeld UAE Team Emirates? Want het gerucht gaat dat vooral zij je willen.

“Ik aas niet op een transfer, nee. Weet je wat het ook is: zodra je bij die grote ploegen zit, met hun schijnbaar onbeperkte budgetten, vind je geen uitdaging meer. Ik heb het meer voor een ploeg als Lotto-Dstny, die in volle heropbouw is. Ik geloof in het project en wil er een bepalende rol in spelen.”

Welke betekenis heeft geld voor jou? Een veelwinnaar als jij heeft de kans om de volgende jaren veel te verdienen.

“Mijn vader heeft me gezegd: ‘Het is goed om geld te verdienen, maar eerst moet je koersen winnen.’ Want wat onthouden de fans na je carrière? De koersen die je gewonnen hebt. Die gedachte zal ik in mijn hoofd houden tot de dag dat ik stop.”

Boeren moet je niks leren over de waarde van geld.

“Dat is waar. Je zult ze nooit om de tuin kunnen leiden met mooie woorden, daar houden ze niet van.

“Ik geeft niet veel geld uit. Nog zoiets dat ik heb meegekregen van mijn ouders: zij geven niet meer uit dan nodig. Ik heb nog maar sinds een jaar of twee een bankkaart, en die gebruik ik zo goed als nooit. Ik heb geen kosten. Ik woon nog bij mijn ouders, en zit daar goed.”

Tot slot: je bent naar het schijnt ook een kampioen aan de toog. Victor Campenaerts verklaarde in Het Laatste Nieuws dat je behoorlijk wat bier kunt verzetten.

“Als het moet, ben ik serieus. Maar als ik alles even mag loslaten, dan wil ik dat ook volledig kunnen doen. Dus ja, het klopt wat Victor zei. Al vind ik dat hij er ook behoorlijk goed in is, alleen: ik ben beter! (lacht)

Goed kunnen drinken is het kenmerk van de allergrootsten. Ook Eddy Merckx en Bernard Hinault vlogen er graag stevig in.

“Dat heb ik nog gehoord. Ik ben dus geen slechte renner.”

Welke betekenis heeft Victor Campenaerts voor jou? Je blijft weleens bij hem logeren.

“Victor is misschien niet het grootste talent, maar door zo professioneel voor zijn vak te leven, kan hij zich wel met de allerbesten meten. Hij doet er alles aan om te verbeteren, en is obsessief met elk detail bezig – le mec est une machine. Op die manier is hij ook een voorbeeld voor onze generatie. Mij heeft hij geleerd om als een echte prof te leven. Als ik zoveel progressie heb gemaakt, dan is dat deels dankzij hem.”

Veel succes in Sanremo, je eerste monument (dit interview vond voordien plaats, De Lie werd 95ste, red.).

“Die koers valt twee dagen na mijn verjaardag. Ik word 21. Het zou een mooi cadeau zijn als ik win.”

Heb je de Poggio al opgereden?

“Nee. Geen idee wat ik me erbij moet voorstellen. Een autostrade?”

Bijna. Zeker niet aanvallen, gewoon kalm blijven.

“Ik blijf altijd kalm (lacht).”

‘Gent-Wevelgem’, zondag 26 maart op Eén

© Humo