Direct naar artikelinhoud
Boekrecensie

Recensie Vrouw en vrijheid: ‘Identiteitspolitiek is communisme in een modieus nieuw jasje’

Deelnemers lopen mee met de eerste Feminist March. De opvolger van de jaarlijkse Women’s March heeft als doel op te komen voor vrouwen en non-binaire mensen die de dupe zijn van het patriarchaat.Beeld RAMON VAN FLYMEN/ANP

‘Gaat het wel goed met het feminisme?’ vraagt Jolande Withuis zich af. Nee, concludeert ze in Vrouw en vrijheid. Het identiteitsdenken dat de boventoon voert, dient niet de belangen van de vrouw.

In Vrouw en vrijheid plaatst sociologe en biografe Jolande Withuis (73) – die eerder biografieën schreef als Juliana (2018) over koningin Juliana, en Geen tijd verliezen (2021) over kunstenares Jeanne Bieruma Oosting – het hedendaagse feminisme tegen een persoonlijk en historisch licht.

Withuis is een tweedegeneratie feminist. Het feminisme bevrijdde haar van een communistische opvoeding, waarin het niet draaide om het onderscheid tussen de seksen, maar om het onderscheid tussen de klassen. Ook binnen het communisme had de vrouw een ondergeschikte positie aan de man.

‘Politiek commentatoren veronderstellen steevast dat feministen links zijn en dat links feministisch is’, schrijft Withuis. Een misverstand: ‘veel vroege feministen dachten liberaal. Socialisten hebben het feminisme altijd fel bestreden als een ‘burgerlijke beweging’ waarvan zij niets moesten hebben: tijdens de 19de­-eeuwse eerste golf, noch tijdens de tweede’.

Vroeger was alles beter

Voor feministen van de tweede golf is feminisme het streven de maatschappelijke verschillen van het biologische geslachtsverschil op te heffen. Daarmee komen we ook direct bij het probleem dat Withuis heeft met het diversiteitsdenken: diversiteitsdenken gaat uit van verschillen, het propageert ‘de ander’, terwijl het feminisme van Withuis juist draait om gelijkheid.

Regelmatig memoreert Withuis aan het goede oude feminisme van de tweede golf. Waar zijn die verworvenheden en kennis toch gebleven? Veel mensen verkiezen de ideeën van hun eigen generatie boven die van de opvolgende generaties, zo ook Withuis. Soms moet ze er, ondanks haar montere, strijdbare toon, voor waken niet in een nostalgische of, erger nog, bittere klaagzang te verzanden: vroeger was alles beter.

Maar optimistisch over de positie van de Nederlandse vrouw is Withuis allerminst. Ze memoreert hoe de eerste en tweede generatie feministen hebben gestreden om het voor vrouwen mogelijk te maken om te werken. Hoe het er nu voor staat met participatie van vrouwen op de werkvloer: 64 procent van de vrouwen verdient zelf de kost en jonge meisjes willen niet meer dan een dag of drie werken, zodat ze tijd hebben voor ‘zichzelf’ en ‘sociale contacten’. Onbegrijpelijk, vindt Withuis: ‘Wie werkt maakt deel uit van de wereld.’

Anatomie is géén noodlot

Ook maakt ze zich druk om de begripsvervaging tussen seks en gender: ‘Het op basis van ruime empirie verworven inzicht dat het lichaam het leven niet hoeft te bepalen – dat, vrij naar Freud, anatomie géén noodlot is – lijkt het in het openbare debat te hebben afgelegd tegen de gedachte dat daadwerkelijk van lichaam veranderen de logische optie is voor wie zich niet thuis voelt in de dominante sekse-identiteiten,’ schrijft ze.

Dat is wellicht een iets te simplistische gedachtegang aangaande genderdysforie. De onderliggende gedachte is echter dat het verschil er niet toe doet. Ze schrijft: ‘‘Echt mannelijke’ en ‘echt vrouwelijke’ eigenschappen bestaan niet. Vrouwen kunnen pas vrij zijn als zij de moed hebben onvrouwelijk te zijn.’

Een arm en hardwerkend bestaan

In een interessant essay over vrijheid en de biografie, laat Withuis zien welke maatschappelijke ontwikkeling we aan de status van de biografie kunnen afleiden: ‘de biografie [kon] opgang maken dankzij de mentale revolutie die zich sedert de jaren zestig heeft voltrokken: de omslag naar individualisering, secularisering, ontzuiling en ontideologisering. Bevrijd van zuilen en ideologieën kunnen we onze volle aandacht richten op het wedervaren van afzonderlijke mensen.’

Een biograaf moet volgens Withuis met een open (niet- ideologische) blik naar haar personage kijken. Met een intersectionele benadering was bijvoorbeeld Bieruma Oosting (geprivilegieerd, wit, vrouw) niet tot haar recht gekomen (‘Je kunt het tegenwoordige leedlijstje niet zomaar overzetten naar andere tijden of plaatsen’). Withuis laat zien hoe de kunstenares afstand nam van haar klasse door een kunstopleiding te gaan volgen tegen haar vaders wil in. Ze leidde hierdoor een arm en hardwerkend bestaan.

Withuis schrijft: ‘Terwijl het identiteitsdenken draait om zijn, gaat het voor de biograaf om worden – een biograaf stelt niet alleen vast wat iemands roots waren, maar ook wat zijn unieke personage daarmee deed.’

Op religie moet je kritiek kunnen leveren

Dit essay, dat in eerste instantie niet zoveel met feminisme te maken lijkt te hebben, blijkt een opmaat voor een vurig slotpleidooi, waarin Withuis laat zien waarom het woke, diversiteits- of identiteitsdenken het feminisme schaadt. Volgens Withuis kún je niet alle achtergestelde groepen op een hoop gooien in een gezamenlijke strijd voor emancipatie; hun belangen zijn tegenstrijdig.

‘Moslims hebben zich, ongeacht hun huidskleur, onder de noemer ‘zwart’ weten te manoeuvreren, waarmee islamkritiek nu onder de noemer ‘racisme’ is komen te vallen,’ stelt Withuis. ‘Seksisme en racisme horen in dezelfde categorie; (..) ze wijzen mensen hun plaats op grond van aangeboren fysieke kenmerken. Religie daarentegen is een keuze en een verantwoordelijkheid.’ Daar moet je dus kritiek op kunnen leveren, vindt Withuis die zich ook hier liberaal toont.

Vrijheid van individuele expressie

‘Terwijl in de islamitische wereld vrouwen hun leven in de waagschaal stellen om zich te bevrijden van het voorschrift dat zij alleen zichtbaar mogen zijn voor hun echtgenoot, zijn er in Nederland feministen die opkomen voor hoofddoeken, nikabs en zelfs de boerka,’ schrijft ze. Diezelfde moslima’s beroepen zich overigens ook op hun vrijheid van individuele expressie. Maar feminisme en islam zijn onverenigbaar wat Withuis betreft.

Met haar prikkelende essays port ze het vuur op van de lopende discussie over de staat en de vorm van het huidige feminisme. ‘Identiteitspolitiek is communisme in een modieus nieuw jasje,’ gruwt Withuis, haar eigen biografie indachtig. Daarmee geeft ze de lezer iets om over na te denken.

Vrijheid van individuele expressie

Vrouw en vrijheid
Jolande Withuis 
De Bezige Bij, €21,99
176 pagina’s