Reportage

Nederlandse wapens zijn slim, licht, en lastig te verkopen in eigen land

De oorlog in Oekraïne heeft de wapenindustrie uit het verdomhoekje getrokken. Ook Nederlandse bedrijven doen goede zaken, maar critici maken zich zorgen over het gebrek aan weerstand tegen de wapenlobby.

Reportage

Nederlandse wapens zijn slim, licht, en lastig te verkopen in eigen land

De oorlog in Oekraïne heeft de wapenindustrie uit het verdomhoekje getrokken. Ook Nederlandse bedrijven doen goede zaken, maar critici maken zich zorgen over het gebrek aan weerstand tegen de wapenlobby.

In een bomvolle hal van defensiegigant Thales in Hengelo staat een man in camouflagepak bij een enorme vliegenmepper, de nieuwe GM200MM/C. Aan een groepje bezoekers legt hij uit dat ‘deze multimissionradar het Nederlandse en Noorse leger moet gaan helpen inkomende raketten en zwermen drones te detecteren’, met een ‘grootschalig conflict in het achterhoofd’. De bezoekers luisteren aandachtig, zeker voor een stel leerlingen uit groep 8.

‘Vroeger zou een bezoekje aan zo’n defensiebedrijf kritische vragen van ouders en leerkrachten hebben opgeleverd’, zegt hun juf Manon ten Dam van de basisschool uit het Gelderse Joppe. ‘Maar dat is echt aan het veranderen. Steeds meer mensen realiseren zich dat de militaire wereld ook hun wereld is.’

Een paar dingen komen hier samen. Eén: de drukte bij een van de grootste defensiebedrijven van Nederland. Overal op het terrein wordt verbouwd en bijgebouwd om de orderportefeuille te kunnen onderbrengen. Thales, het aan de beurs van Parijs genoteerde moederbedrijf van wat tot 1990 Hollandse Signaalapparaten heette, liet begin deze maand weten dat het nog eens 12 duizend nieuwe medewerkers nodig heeft. Vierhonderd van hen moeten in Nederland komen te werken.

Twee: de man in uniform. Luitenant-kolonel Henk te Kulve is een veteraan die niet alleen de kinderen vertelt hoe de dingen werken, maar als ‘verbindingsofficier’ ook zijn ervaringen in Irak en Afghanistan gebruikt om de hier in de labs ontwikkelde techniek geschikt te maken voor de operationele praktijk – een teken dat het militair-industriële complex, zoals dat vroeger vaker werd genoemd, ook in Nederland nog functioneert.

  • De nieuwe GM200MM/C radar

  • Thales in Hengelo

Drie: de schoolklas. De maatschappij toont weer welwillende interesse in een sector die lange tijd genegeerd of bestreden werd. ‘Ik kan me nog herinneren dat de ME hier in 1983 de hanekammen van het terrein moest vegen’, zegt Jannes Avesaat (64), die in een assemblagehal verderop een radar voor de marine op zijn voetstuk schroeft. ‘Dat is veranderd. We zijn populair geworden.’

Het Trump-effect

Defensiebedrijven, lang taboe, zijn booming. Ook in Nederland. De politieke en maatschappelijke reactie op de oorlog in Oekraïne vormt de bevestiging van een vermoeden dat al langer sudderde: dat Europa en Nederland, om zich als democratie staande te kunnen houden, aan woorden niet genoeg hebben. Er moet gevochten kunnen worden. Daar hebben we spullen voor nodig. En die kosten geld.

Ironisch genoeg werd dat besef in gang gezet door verkapte dreigementen van Nederlands grootste bondgenoot. Toen de Amerikaanse president Donald Trump na zijn aantreden in het midden liet of zijn land zijn Navo-partners in geval van een conflict te hulp zou komen en vraagtekens zette bij hun lage defensie-uitgaven begon Nederland zich achter de oren te krabben. Moesten wij niet meer doen?

  • Drone bij Delft Dynamics

  • Thales in Hengelo

Na de val van de Muur was het leger teruggebracht tot een snelle interventiemacht zonder opkomstplicht en zonder tanks. Decennia van bezuinigingen hadden de Nederlandse defensie-uitgaven gereduceerd tot slechts de helft van de Navo-norm van 2 procent van het bruto binnenlands product – het laagste niveau in het bestaan van het koninkrijk, blijkt uit een cijferreeks van het Centraal Planbureau die start bij de Slag bij Waterloo.

Trumps woorden, in combinatie met een wankelende wereldorde, hadden effect. Volgens de laatste defensienota moet het budget in 2024 naar de gevraagde 2 procent oplopen. Dat komt neer op 5 miljard euro extra per jaar. Sinds de Russische invasie van Oekraïne kwamen daar nog honderden miljoenen bovenop. Twee weken terug kondigde defensieminister Kajsa Ollongren bijvoorbeeld de aankoop van een dronedetectieradar en een pontonbruggenlegger aan, die Nederland aan Oekraïne schenkt.

Tel daarbij potjes op als het Europese Defensie Fonds (1 miljard per jaar) en het defensie-durfkapitaalfonds van de Navo (1 miljard voor vijftien jaar), waarvan deze week bekend werd dat het in Nederland gaat zetelen, en dan is de vraag: wie gaan daarvan profiteren?

Een nieuwe realiteit

Op een bedrijventerrein in Etten-Leur rijdt Mark Scheffers een Anaconda de werkplaats binnen, een legergroene terreinwagen die met zijn platte neus wel iets weg heeft van een enorme pitbull van technisch Lego. Sinds 2017 maakt hij met zijn bedrijf Dutch Military Vehicles (DMV) deze voertuigen op een onderstel van vrachtwagens van Iveco – het bedrijf waarvoor Scheffers eerst werkte. Inmiddels heeft hij er zestig verkocht aan het Korps Mariniers, en zestig andere voertuigen aan onder meer de marechaussee. Maar hij hoopt ook andere delen van de krijgsmacht ervoor te kunnen interesseren. ‘Je kunt het voertuig voor allerlei verschillende missies bouwen. Van ambulance tot volwaardig gevechtsvoertuig.’ Hij laat een filmpje zien van een variant met een mortier. ‘In Oekraïne is nu te zien hoe belangrijk het is om na het afvuren van een mortier snel weg te komen.’

DMV is een van de honderden bedrijven in Nederland die (ook) producten of diensten leveren aan militaire klanten. Daartussen zitten giganten als Thales, scheepsbouwer Damen, vliegtuigonderdelenbouwer Fokker en vrachtwagenbouwer DAF, maar ook middelgrote familiebedrijven als pantserfabrikant Van Halteren in Bunschoten, adviesbureaus en start-ups die bijvoorbeeld software of drones ontwikkelen. Aan echte wapens doet de Nederlandse wapenindustrie weinig: voor geweren, kanonnen, tanks, kogels of explosieven moet je in de buurlanden zijn.

Volgens een schatting van de betrokken ministeries hebben de bedrijven in totaal een militaire omzet van 4,7 miljard euro. En daar komt nu dus, in potentie, een paar miljard bij.

‘Iedereen is het erover eens dat we in een nieuwe situatie zijn beland’, zegt Scheffers, die nu veertien werknemers heeft. ‘We kunnen nu versneld volwassen worden.’

Dat het geld zo veel mogelijk in Nederland moet blijven legden de ministers van Defensie en Economische Zaken en Klimaat in 2018 al vast in de Defensie Industrie Strategie, die toen werd gepresenteerd op het jaarlijkse symposium van de NIDV, belangenbehartiger van de Nederlandse defensiebedrijven. Het doel is ‘een zo groot mogelijke betrokkenheid van het Nederlands bedrijfsleven’, staat in die nota.

De boot gemist

Dat valt in de praktijk tegen, vindt Scheffers. ‘De Fransen, die zijn daar pas goed in, die krijgen het voor elkaar om zelfs sokken een kwestie van nationale veiligheid te noemen. Als ze 1 euro uitgeven zorgen ze ervoor dat er 1 euro 10 in Frankrijk blijft.’

Nederland is daar minder goed in, zegt hij. ‘Zo heeft het Verenigd Koninkrijk een fonds van één miljard euro opgezet om spullen te kopen voor Oekraïne. Nederland doet daar ook aan mee met een participatie van 100 miljoen. Maar daar is geen enkele restrictie aan gesteld, zo van: we verwachten daar wel wat voor terug. Ik weet dat zeven Nederlandse bedrijven een bieding bij dat fonds hebben gedaan. Allemaal nul op het rekest. Er is 100 miljoen aan onze neus voorbijgegaan.’

Dat Nederland lang niet altijd nationaal defensiespul inkoopt, ervoer ook Jos Lamers van Lamers Tooling in het Limburgse Tegelen. Zijn familiebedrijf maakt matrijzen waarmee gevechtshelmen worden geperst. In de werkplaats zitten vakmannen achter de verspaningsmachines die uit blokken staal de juiste holtes frezen, glinsterende snippers vullen de afvalbakken.

‘In 2015 werden we benaderd door een Israëlisch bedrijf dat vroeg of we helmen konden maken. Ik dacht: wat moet ik daarmee? Maar toch heb ik die kans aangegrepen, en inmiddels maken we de matrijzen voor helmen van legers binnen en buiten Europa, in verschillende maten. En de vraag neemt toe. Oekraïne is de directe oorzaak.’

Hij laat een witte modelhelm zien, waarin de laagjes met rafelige flarden zichtbaar zijn: dat zijn vezels van Dyneema, een lichte, sterke kunststof die ook in Limburg wordt gemaakt. ‘Het zou zo mooi kunnen zijn, als ook Nederlandse soldaten met een helm rondliepen van een Nederlands materiaal, gemaakt met Nederlandse matrijzen.’

  • Jos Lamers van Lamers Tooling

Maar die boot heeft hij gemist, zegt Lamers. In 2017 schreef het Nederlandse leger een aanbesteding uit voor duizenden nieuwe helmen. De order belandde in Canada. ‘Ik hoop nog steeds dat ze voor tooling bij mij aankloppen. Als je als land iets bestelt, krijg je vaak ook een deel van het werk terug, wat ze vroeger compensatieorders noemden. Dat is ook een stukje marketing en netwerken. Om ertussen te komen hebben grote bedrijven ex-militairen in dienst, die weten hoe de hazen lopen. Maar daar zijn wij te klein voor.’

De wapenlobby

Bij Stop Wapenhandel, een groep activistische onderzoekers die al jaren kritisch kijkt naar het militair-industriële complex, zien ze dit als bewijs dat er veel gelegenheidsargumenten worden gebruikt om de defensiebegroting op te krikken. ‘Is het om Rusland aan te kunnen? De gezamenlijke Navo-defensiebegroting is al veel groter dan die van Rusland’, zegt onderzoeker Wendela de Vries. ‘Is het omdat Europa strategisch onafhankelijk moet worden? Als puntje bij paaltje komt koopt Nederland toch weer F-35’s en andere spullen in de VS.’

Lamers is in 2021 (voor 5.000 euro) lid geworden van NIDV, de club die de belangen van tweehonderd aangesloten defensiebedrijven behartigt. Hij hoopt dat die bij het benodigde ‘stukje marketing en netwerken’ kan helpen. ‘Als ik al eerder bij de NIDV had gezeten, was die order wellicht wel tot ons gekomen.’

Scheffers, van Dutch Military Vehicles, is juist teleurgesteld in die steun van de NIDV. ‘Ze zouden een veel actievere rol moeten spelen. Neem dat Britse fonds, waar Nederland 100 miljoen in heeft gestoken maar niets van heeft teruggezien. Als ik de NIDV was, zou ik met de bedrijven gaan praten die op dat fonds hebben ingeschreven en vragen: hoe moeten we dit anders aanpakken? Maar ik heb het idee dat ze er vooral zijn voor grote jongens als Damen, Thales en Fokker.’

Ron Nulkes, directeur van de NIDV, zegt over die gemiste orders in overleg te zijn met het ministerie van Defensie. ‘Dat willen we onder de aandacht brengen. Het is niet makkelijk, want het Verenigd Koninkrijk gaat daarover. Maar we zijn er echt niet alleen voor grote bedrijven, 80 procent van onze deelnemers komt uit het MKB.’

Wel wijst hij op de defensiestrategienota, waarin staat dat Nederland inzet op ‘versterken wat je hebt’. Dat betekent dat de meeste aandacht uitgaat naar marineschepen en radar- en sensortechnologie. Daarnaast ziet het ministerie kunstmatige intelligentie, cybersecurity en robotica als speerpunten, omdat die technologieën ‘een operationeel voordeel’ voor de krijgsmacht kunnen vormen.

Dutch Drone Design

Drones en de bestrijding ervan zijn nieuwe Nederlandse sterktes. Het Haagse bedrijf Robin Radar, een uit onderzoeksbureau TNO voortgekomen onderneming die twintig jaar geleden begon met het speuren naar vogels rond vliegvelden, ziet zijn omzet dankzij zijn dronedetectietechniek verdrievoudigen, aldus oprichter Siete Hamminga. ‘Antidronesystemen spelen in moderne oorlogsvoering een belangrijke rol.’

Juist voor deze jonge bedrijven kan het echter lastig zijn om verder te groeien. Dat blijkt even verderop bij Delft Dynamics, een bedrijfje opgericht door vier vliegtuigbouwers die bijna twintig jaar geleden begonnen met inspectiedrones, en nu een drone in de markt proberen te zetten die andere drones moet vangen. Het ding stijgt op vanuit een stalen doos in de laadbak van een pick-uptruck, signaleert en herkent eventuele vijandelijke soortgenoten, en schiet dan een soort gladiatorennet uit waarmee het andere toestel wordt gevangen en weggesleept. Vorig jaar werd deze ‘Dronecatcher’ tijdens een Navo-oefening voor ‘niet-dodelijke technologieën’ door onder anderen Belgische militairen getest op Sardinië.

Het probleem nu, zo zegt hij, is om een klant te vinden die een eerste order plaatst. De afgelopen jaren heeft hij het bedrijf kunnen bedruipen met projectgeld voor onderzoek en kleinere opdrachten, maar nu wil hij graag een grotere serie gaan maken. ‘Er is veel vraag, er is veel geld – maar om daarbij te komen is lastig’, zegt De Jong. ‘De overheid zegt dat ze de innovatieve Nederlandse defensie-industrie wil steunen, bijvoorbeeld als launching customer. Maar dan eisen ze bij de aankoop van counterdronemiddelen dat er de afgelopen jaren minimaal zoveel van zijn verkocht. Ja, dan kom je er dus nooit tussen met een nieuw product.’

Ethisch dilemma

Een ander probleem voor sommige bedrijven is de financiering. Ondanks de gouden bergen die de oorlog in Oekraïne belooft voor westerse wapenfabrikanten (de aandelenkoersen stegen sinds oktober met zo’n 30 procent) blijven de meeste banken en pensioenfondsen terughoudend. ‘Ze zien de naam van ons bedrijf en dan gaan de alarmbellen rinkelen’, zegt Scheffers van Dutch Military Vehicles. ‘Ze denken dat we een risico vormen, dat ze allerlei extra controles moeten gaan doen. We hadden zelfs moeite om een simpele bankrekening te openen.’

Nulkes van lobbyclub NIDV snapt daar niets van. ‘Zo’n pensioenfonds als ASR dat zich nog steeds in reclamespotjes op de borst klopt dat ze de wapenindustrie niet financieren. Dat vind ik merkwaardig. Dan neem je vrede en veiligheid niet serieus.’

  • Dutch Military Vehicles

  • Thales

Hij wijst op de zogeheten ‘taxonomie’, een Europees keurmerk voor duurzaam en ethisch beleggen. Dankzij een stevige lobby ziet het ernaar uit dat militaire bedrijven daar niet meer van worden uitgesloten. Nulkes beschouwt die sociaal verantwoorde classificatie als een teken dat er toch ‘echt wat aan het veranderen is’.

Een woordvoerder van ASR laat weten dat de verzekeraar bij het oude beleid blijft, en niet in defensiebedrijven investeert. ‘Sinds de oorlog in Oekraïne krijgen we daar vragen over, en die zijn gerechtvaardigd. Een democratische rechtsstaat moet kunnen beschikken over de juiste middelen, waaronder wapens, om een vrije samenleving te waarborgen. Toch blijven wij directe investeringen uitsluiten. Als investeerder in de wapenindustrie zouden we geen garantie hebben dat die wapens alleen gebruikt worden voor gerechtvaardigde doeleinden.’

Bij Stop Wapenhandel zijn ze blij met dat principiële standpunt. ‘Het is verbijsterend hoe snel de maatschappelijke stemming is omgeslagen’, zegt De Vries. ‘Ik kan me voorstellen dat je standpunten herziet, maar zo zonder enige discussie?’ Het meest wonderlijk, vindt ze, is dat beleggingen in defensie straks wellicht sociaal verantwoord mogen heten. ‘Voor de wapenindustrie kwam de oorlog op een goed moment.’