Reportage

Hij stierf
in gevecht met
de Russen

Zij werd gemarteld, omdat ze niet geloofden dat hij dood was

Oorlog is wreed, zo blijkt uit de vele gruwelijke getuigenissen uit Cherson, maar oorlog is ook absurd. Want hoe bewijs je dat je man dood is, als het leger dat hem heeft omgebracht zegt dat hij nog leeft?

Aleksej Chvostik, de man van Oksana Minjenko, was een van de eerste Oekraïense soldaten die sneuvelde na de invasie van de Russen op 24 februari 2022. Om 3 uur ’s middags had ze hem nog aan de telefoon. Om 5 uur nam hij niet meer op. Zo eindigde zijn oorlog, en begon die van haar.

Oksana Minjenko

Hij moest ergens op de Antonivsky-brug liggen, de brug over de rivier de Dnipro, de strategische toegangsweg in het zuiden van het land. Chvostik (37), luitenant bij eenheid 3056 van de Nationale Garde, had die week een verdeelstation bewaakt van een irrigatiekanaal in de buurt van Marioepol, en was op weg naar Cherson, aan de andere kant van de brug. Hij had geen militaire orders, maar toen hij bij de brug was en daar Russische parachutisten landden, wilde hij niet vluchten.

‘Hij belde me op en zei dat er gevechten waren uitgebroken’, vertelt Minjenko (43) tien maanden later in een koud en donker café in Cherson, vlakbij haar flat. ‘Hij zei dat hij de rest van zijn eenheid had laten gaan, maar dat hij op de brug stond met wat artilleristen en dat ze de Russen zo lang mogelijk wilden tegenhouden. Ik zei: voor mij ben je al een held, kom naar huis. Dat was de laatste keer dat ik hem sprak.’

Aleksej Chvostik Foto prive archief

Ach, zegt ze, hij had in 2015 in de Donbas gevochten, hij was geen man die wegrende. Haar gezicht ziet er opgezwollen uit, alsof ze lang heeft gehuild. Haar lippen zijn nog wat voller dan die van veel Oekraïense vrouwen. Haar nagels zijn lang en kunstig. ‘Ik ben zo blij dat ik ze terugheb’, zal ze later zeggen.

Rode ster

Het was geen walk-over, bij de brug. De Russische paratroepers werden teruggeslagen, een aantal Oekraïense tanks en misschien wel driehonderd reservisten wisten zich nog naar de noordelijke oever te vechten. Maar op een gegeven moment moeten de helikopters zijn verschenen – het leek wel een wolk, zouden bewoners van Antonivka, het dorpje bij de brug, later zeggen.

Ze hoopten eerst nog dat het Oekraïense toestellen waren, maar ze vlogen zo laag dat de rode ster op de zijkant duidelijk te zien was. Toen ze op de verdedigers van de brug begonnen te schieten, was er geen twijfel meer over aan welke kant ze stonden.

Gevechten op 500 meter van de Antonivsky-brug op 24 februari. Video: DiVan Production

Toen Minjenko aan het begin van de avond nog steeds niets van haar man had gehoord, begon ze mensen te bellen, maar niemand wist iets. Ze deed haar jas aan en ging op pad. Ze woonde aan de westkant van Cherson, in een wijk vol Sovjet-flats met van die erkers aan de buitenkant en aardedonkere trappenhuizen. De straten waren verlaten. Er klonk gebulder voor en achter haar, in de richting van de rivier en uit de richting van het vliegveld.

Ze liep langs de winkels, fabrieken en het Spartak-stadion, de gebouwen waar het leven uit zou verdwijnen, langs de kerk waar de Russische stichter van de stad Potemkin nog in zijn crypte lag, langs het detentiecentrum dat ze toen alleen nog van buiten kende. Ze liep 15 kilometer naar de Antonivsky-brug.

Totale ramp

Het was een totale ramp. Ze zag uitgebrande wrakken van onherkenbare voertuigen. Zwarte schroeiplekken in het wegdek. Ze zag lichamen, onherkenbaar. Sommige werden door de Russen in de rivier gegooid. Toch kon ze niet geloven dat er iets ernstigs met haar man was gebeurd. Ze was gekomen om hem op te halen, ze had hem zo nodig op haar rug willen meenemen. Maar de commandant stuurde haar weg, en ze liep terug naar huis.

Die nacht zouden de Oekraïners de brug tijdelijk heroveren. De volgende ochtend kreeg ze te horen dat haar man vermist was. Weer een dag later kwam het telefoontje dat ze hem gevonden hadden, in delen. In het mortuarium zag ze hem weer. Hij was bijna compleet.

Haar wereld stortte in. Maar het kon nog erger.

De laatste eer

Minjenko en Chvostik kenden elkaar vier jaar, sinds Valentijnsdag 2018. Zij, een accountant met een eigen bedrijf, bracht weleens voorraden naar militairen, en zo ontmoette ze hem, in de Donbas. Hij had altijd een uniform gedragen: eerst bij de politie, nu bij de nationale garde. Ze werd verliefd vanwege zijn eindeloze zorgzaamheid, zegt ze. Ze was zijn vredinka, een vrolijk boefje, en ze voelde dat het nooit zou uitmaken hoe oud ze was of hoeveel ze woog. Nu, na zijn dood, zou ze hem de laatste eer bewijzen: een militair graf, op de begraafplaats naast de andere oorlogshelden.

De begraafplaats van Kherson.

Dat kon niet meteen. De erebegraafplaats lag in de gure velden buiten de stad, vlakbij het vliegveld dat door de Russen was bezet, maar waar nog zware gevechten plaatsvonden. En nadat op 2 maart de laatste Oekraïense soldaten de stad hadden verlaten en burgemeester Kolytsjajev zich had overgegeven, werd het helemaal lastig – de Russen hadden weinig met Oekraïense eer. Veel van de naar schatting driehonderd doden zouden eindigen in haastig gedolven graven.

Maar de volgende dag, nadat ze in het mortuarium op haar knieën had gesmeekt haar man zelf te mogen begraven, kreeg ze ineens toch te horen dat er ‘een gaatje van een uur’ was, als ze snel was. Ze haastte zich met de kist en een kameraad en de kapelaan naar het kerkhof. Bij de ingang stonden drie jonge Russische soldaten, aan wie ze verder geen aandacht schonk. Onder de explosies van artillerie niet ver weg zakte de kist even later in de grond. ‘Waarom huil je?’, vroeg de kapelaan. ‘Wees blij voor hem. We zullen nog jaloers op de doden worden, de komende tijd.’

De bel gaat

Niet lang nadat ze weer thuis was, werd er aangebeld. De drie soldaten van het kerkhof. ‘Je begrijpt wat de consequentie is van het uurtje dat we je gegeven hebben?’, vroeg een van hen. Ze namen haar mee, terug naar het kerkhof. Daar dwongen ze haar te knielen bij het graf van haar man. Jullie zijn net de saluutschoten vergeten, zeiden ze, en schoten hun kalasjnikovs af, vlak naast haar hoofd.

Ze scholden haar man uit, lachten hem uit, lachten haar uit. ‘Jullie moeten je schamen, mijn man was een held, ik ben ook niet bang voor jullie, maak me maar af’, zei Minjenko door haar tranen heen. De Russen schoten nog een paar keer net mis, en toen vertrokken ze. Ze bleef nog lang zitten, en liep toen naar huis.

Waarom ze deden wat ze deden? Minjenko weet het niet. Een mengeling van verveling en een diepe haat jegens alles wat Oekraïners trots maakt, misschien. In die eerste dagen na de overgave van de stad gingen honderden inwoners de straat op met Oekraïense vlaggen, en paradeerden ze langs de Russische pantservoertuigen terwijl ze riepen dat Cherson Oekraïens is, en dat het Oekraïense leger hen zou verslaan. Op video’s van die protesten is al het geratel van geweren te horen. Het enige antwoord dat de Russen hadden op de patriottische weerspannigheid van de Oekraïners, was terreur.

‘Het leek een soort spel voor hen’, zegt ze. ‘Een absurdistisch spel.’

Niets te verliezen

Tien dagen later stonden er, midden in de nacht, opnieuw Russische soldaten voor de deur. Het waren anderen dan de eerste keer. Ze was nog steeds in diepe rouw; ook haar vader was overleden. Ze had niets meer, en niets meer te verliezen, en dacht: ik ben alles kwijt, erger kan het niet worden. Ze liet de soldaten binnen, en die begonnen te zoeken naar haar man.

‘Hij is dood’, zei Minjenko. ‘Jullie hebben hem gedood.’ Maar ze gingen door met zoeken. Whatever, dacht ze, ik heb niets te verbergen. Ze wist niet dat Aleksej nog een oud uniform had bewaard, in een tas onder het bed. Triomfantelijk hield een van de Russen het omhoog. ‘Zie je, hij leeft nog!’ Waar verstop je hem, schreeuwde een ander.

Voor ze het wist waren haar handen samengebonden, had ze een zak over haar hoofd en werd ze naar buiten gebracht. Ze werd hardhandig in een auto gestopt. Toen ze weer wat kon zien, zag ze een ruimte met verfloze muren en stalen deuren, en hoorde ze het geschreeuw door de deuren heen.

‘Ze lieten me een andere ruimte zien, waar mensen op hun knieën zaten en moesten zeggen: Cherson is Russisch, niet Oekraïens. Wie dat niet deed werd door de knieën geschoten, zeiden ze. Ze dreigden dat ze hetzelfde met mij zouden doen. Daarna werd ik teruggeleid naar de kamer en moest ik me uitkleden. Ze sloegen me met geweerkolven, mijn gezicht was als rauw vlees. Ze bleven vragen waar mijn man was, en ik bleef zeggen dat hij dood was. Daarna deden ze mijn handen in kokend water en trokken ze mijn nagels uit. Ik wist zelf niet meer of ik dood of levend was. Ik weet niet hoe ik thuis ben gekomen.’

Systematische martelingen

Waar Minjenko precies gezeten heeft weet ze niet zeker, maar hoogstwaarschijnlijk was het de gevangenis bij het politiebureau in het centrum, tegenover de St. Catherinakathedraal. In Cherson en omgeving waren tien detentie- en martelcentra, zei de Oekraïense hoofdaanklager voor oorlogsmisdaden, Joeri Beloesov, begin deze maand tegen persbureau Reuters.

Na de bevrijding werden in de detentiecentra, zoals eerder ook in bijvoorbeeld Balaklya bij Charkiv, onder meer stroomdraden met knijpers gevonden, die aan de oren of genitaliën van gevangenen werden verbonden. Slaan, stroomschokken, nagels uittrekken, verstikking en seksueel misbruik zijn praktijken die door veel slachtoffers worden genoemd.

Volgens Beloesov zijn bijna 8.000 van de 50 duizend meldingen van oorlogsmisdaden tot dusver afkomstig uit de regio rond Cherson. De schaal van de arrestaties, ontvoeringen, martelingen en moorden zou groter zijn dan in de regio Kyiv, omdat Cherson veel langer bezet is geweest. Ruim vijfhonderd inwoners van Cherson worden volgens de Oekraïense hoofdaanklager nog altijd vermist.

De Russen waren in Cherson geobsedeerd door mensen met een militair verleden, die zij ervan verdachtten nog steeds gevaarlijk te zijn. Die vrees was deels terecht. Ook na de zwaarbestrafte protesten van maart bleef in de stad een goed georganiseerd verzet actief. Hun acties varieerden van het verven van slogans op muren, het helpen van onderduikers, en het wegsmokkelen van vluchtelingen, tot het aanwijzen van Russische doelen en liquidaties. Volgens Andriy Kovalenko, de officier van justitie die in Cherson oorlogsmisdaden onderzoekt, waren de martelpraktijken van de Russen ‘systematisch en uitputtend’.

Paranoia en pesterijen

De obsessie culmineerde in een combinatie van paranoia en wrede pesterijen, zoals bij Minjenko. In de nacht van 6 april stonden de Russen opnieuw voor haar deur. Ze had inmiddels de papieren gekregen die bevestigden dat haar man dood was. Daarmee dacht ze dat het voorbij was. Maar de Russen beweerden dat die vervalst waren. ‘We maken dit soort documenten in een paar minuten na’, zeiden ze, en sloegen haar gezicht opnieuw tot pulp.

Kunnen martelingen kafkaësk zijn? ‘Hun zekerheid is alleen mogelijk door hun domheid’, zegt Josef K. in het begin van Het proces, als hij is gewekt door twee agenten die hem komen arresteren en die ervan overtuigd zijn dat hij ergens schuldig aan is. Hoe kun je bewijzen dat iemand dood is, als degenen die hem hebben gedood blijven volhouden dat hij leeft?

Na die derde keer werd Minjenko niet meer bezocht. Als je de naam van haar man op internet intikte, dook hij op op Russische propagandapagina’s, waar hij een ‘nazi’ werd genoemd die bij de verovering van Cherson aan stukken was geschoten. Die informatie geloofden de soldaten kennelijk wel, want ze staakten hun zoektocht. Wel bleef ze bang voor hun terugkeer, want ze was nu ‘de vrouw van die nazi’. Ze sliep nooit meer rustig – elke nacht tussen 2 en 6 konden ze weer voor de deur staan.

Medaille

Een van de eerste dingen die Minjenko na de bevrijding deed: een afspraak maken bij een plastisch chirurg. Ze kon het niet meer aanzien hoezeer ze toegetakeld was, zegt ze. Ze laat haar nagels zien: ook nieuw. Van het ministerie van Defensie heeft ze een medaille opgestuurd gekregen voor de heldhaftigheid waarmee Aleksej zich op de brug heeft geweerd: hij zou in zijn eentje een hele colonne tanks hebben tegengehouden, waardoor andere gardisten konden ontkomen.

Foto prive archief

Nee, een psycholoog zal ze niet opzoeken, zegt ze, met rode ogen van de tranen. ‘Dan krijg ik medelijden met mezelf, en dat kan ik me niet veroorloven. Ik moet door.’ Dan gaat ze. Naar het distributiecentrum, waar ze hulpgoederen gaat ophalen om naar de militairen te brengen die Cherson bevrijd hebben, die háár bevrijd hebben, en waarvan ze hoopt dat die de rest van het land gaan bevrijden.

Verantwoording

Dit artikel is gebaseerd op gesprekken met Oksana Minjenko, werknemers van het mortuarium, andere ooggetuigen in Cherson en verslagen in andere media. Een deel van Minjenko’s relaas kon aan de hand van foto’s op haar telefoon worden geverifieerd. De Russische bezetters van Cherson waren niet bereikbaar voor commentaar.