Direct naar artikelinhoud
Exclusief

Kansenongelijkheid in Amsterdam: wie in Zuid wordt geboren, staat met 5-0 voor

Kansenongelijkheid in Amsterdam: wie in Zuid wordt geboren, staat met 5-0 voor
Beeld Yoko Heiligers

De verschillen tussen kansrijk en kansarm zijn enorm in Amsterdam – en worden alleen maar groter. Waar het ene kind zijn leraar moet vragen om een boterham, eet het andere kind elke dag sushi in de pauze. Welke gevolgen heeft die kloof voor de bewoners van de stad? En kan het tij nog worden gekeerd?

In het kort

- De kansenongelijkheid in de stad is enorm. Die kloof versterkt zichzelf, want bij mensen die in relatieve armoede leven ligt een neerwaartse spiraal op de loer.

- Kinderen in delen van de stad waar veel Amsterdammers met een laag inkomen wonen, lopen op allerlei manieren het risico later in hun leven minder succesvol en gezond te worden dan kinderen uit delen van de stad waar veel mensen wonen met hoge inkomens.

- De risico’s variëren van te vroeg geboren worden, tot minder goed leren lezen en een te laag schooladvies ontvangen.

In de koelkast van basisschool De Polsstok in Bijlmer-Oost liggen etenswaren met de namen van onderwijzers erop: Bart of Naomi. Maar er liggen ook brood, beleg en zuivel met daarop een stickertje ‘kind’, bedoeld voor iedere leerling die om eten vraagt. En dat zijn er steeds meer, zegt Bart Vervoort, al dertien jaar schooldirecteur in de Bijlmer, de laatste tweeënhalf jaar van De Polsstok.

“De afgelopen anderhalve maand heb ik meer boterhammen en beleg moeten uitdelen dan de vijf jaar hiervoor,” zegt Vervoort. Hoe gaat dat dan? Een leerling vraagt aan hem of er iets te eten is. Naar de reden gaat Vervoort niet vissen, kinderen moeten zonder belemmering om een boterham kunnen vragen, maar hij kan het wel raden: thuis is de koelkast leeg.

“Na de zomervakantie werden de effecten van de inflatie steeds duidelijker. Elke dag vroegen kinderen me of er iets te eten is. Ik vertel wat ze kunnen pakken, geef ze een snijplank en een mes en vraag of ze het netjes willen opruimen.”

Een ontbijt helpt niet alleen tegen een knorrende maag, het heeft ook een positieve invloed op de schoolprestaties, helemaal als het een gezond ontbijt is, bleek in 2015 uit een onderzoek onder vijfduizend schoolkinderen in het Verenigd Koninkrijk. Zaak dus om kinderen aan een ontbijt te helpen, als het thuis, om wat voor reden dan ook, niet lukt.

Ontbijtboxen ophalen

Omdat de school vindt dat het ook een taak van de opvoeder is, kunnen ouders zelf ontbijtboxen bij De Polsstok ophalen. Dit gebeurt op een tijdstip dat het niet opvalt en via de achterdeur, zodat schaamte minder in de weg zit. “Het hele gezin kan er een hele week van ontbijten. Een deel van het brood is voor de eerste helft van de week, het andere deel moet worden ingevroren. En als er geen vriezer is, krijgen de ouders het advies om de crackers voor het laatst te bewaren.” Elke week worden er 35 boxen uitgedeeld – aan 20 procent van alle gezinnen.

Ontbijtboxen ophalen

Dit is Bijlmer-Oost. Hoe anders ziet de wereld eruit in Oud-Zuid, de Beethovenstraat om precies te zijn. Op een ritje van nog geen halfuur met de fiets vanaf de Bijlmer, 8 kilometer verderop, lunchen de kinderen met sushi. Wie daar rond het middaguur gaat kijken bij Rollingsushi ziet scholieren in en uitlopen met bijvoorbeeld een ‘ebi roll met gefrituurde garnaal, avocado, kewpie mayonaise, tonkatsusaus en nori zeewier’ à 3,95 euro. Lode van Hattum, met zijn nog maar 20 jaar de uitbater van deze sushizaak, heeft zijn wortels in Oud-Zuid en kijkt dus niet snel ergens van op, maar soms is ook hij stomverbaasd. “Ik heb ongeveer twintig kinderen die hier elke dag sushi komen eten. Elke dag. Dan denk ik ook weleens: hoeveel zakgeld krijg jij eigenlijk?”

Kansrijk en kansarm zijn buren

De verschillen in de stad zijn enorm en je hoeft maar een wijk in te fietsen om het te zien. Niet zelden zijn kansrijk en kansarm buren van elkaar, neem de riante woningen aan de Valentijnkade in Oost, met de Indische Buurt in de achtertuin. Of de dijkwoningen van de Nieuwendammerdijk in Noord met volkswijk het Blauwe Zand als achterburen. Enerzijds heeft Amsterdam volgens het CBS 4,4 procent miljonairshuishoudens – hoger dan het landelijk gemiddelde van 3,5 procent, anderzijds groeit in de stad een op de zes kinderen op van een minimuminkomen.

In Nederland is lang gedacht: er is ongelijkheid – een huisarts verdient immers meer dan een postbezorger – maar we hebben wél gelijke kansen. Dus: als je de hersens hebt en maar hard genoeg werkt, dan kom je er wel, ongeacht waar je vandaan komt. Maar volgens directeur van het Kenniscentrum Ongelijkheid Louise Elffers, laten de cijfers iets heel anders zien: ja, er is ongelijkheid en die mondt uit in ongelijke kansen. “Dus als je een academische opleiding hebt, heb je betere kansen op een goedbetaalde baan, dan kun je vaker een huis kopen en met een koophuis heb je weer meer kans dat je in een gezonde leefomgeving woont. Dat alles bij elkaar geeft weer betere ontwikkelingskansen voor de kinderen.” Kortom: gunstigere uitkomsten leiden tot gunstigere kansen, die weer leiden tot gunstigere uitkomsten: het telt steeds verder op.

Chronische financiële stress

Je ziet in Amsterdam tegelijkertijd verrijking en verarming, stelt Elffers. “Je ziet dat die kloof zichzelf steeds verder versterkt.” Want bij mensen die in relatieve armoede leven, ligt een neerwaartse spiraal op de loer. “Als je veel financiële zorgen hebt, word je in beslag genomen door schulden en kun je niet altijd bezig zijn met de dag na morgen. Bestaansonzekerheid beperkt je mogelijkheden in alle aspecten van het leven. En dat werkt óók door op volgende generaties.” Van chronische financiële stress bij de ouders is bijvoorbeeld bekend dat die druk legt op de kinderen, wat kan leiden tot slechtere schoolresultaten, vertelde lector kinderarmoede Mariëtte Lusse van Hogeschool Rotterdam onlangs in deze krant.

Hoe de kloof de stad splijt, onderzoekt sinds een jaar het Kenniscentrum Ongelijkheid – waarbinnen de gemeente, de UvA, VU, HvA en Inholland samenwerken. Het kenniscentrum wil ongelijkheid onderzoeken, beschrijven en helpen aanpakken. Niet alleen lopen er verschillende onderzoeken naar bijvoorbeeld de kwetsbare positie van zzp’ers of de ongelijke toegang tot zorg, ook wil het Kenniscentrum in de wijken organiseren dat onderzoekers, hulpverleners en bewoners kennis delen.

Nieuw is het onlinedashboard ‘Ongelijkheid in Amsterdam’, dat de VU heeft ontwikkeld met onderzoekers van de Erasmus School of Economics, die eerder al kansenkaart.nl maakten. Daarin was te zien dat Amsterdam als geheel een rode vlek is als het gaat om het jaarinkomen van dertigers die in Amsterdam zijn opgegroeid en wier ouders een laag inkomen hadden.

Maar wat ligt daar dan weer onder, wilde het Kenniscentrum weten. En hoe zit het eigenlijk met de kinderen van nu? De onderzoekers koppelden de omstandigheden waarin iemand opgroeit aan cijfers van het CBS over wonen, gezondheid en zorg, werk en inkomen en onderwijs. Wat blijkt? “Er is een sterke relatie tussen de omstandigheden van het gezin waarin je opgroeit en je uiteindelijke positie op de maatschappelijke ladder,” zegt econoom en een van de makers van het dashboard, Bastian Ravesteijn. Kinderen in bepaalde delen van de stad – zoals Oud-Zuid, Watergraafsmeer of Buitenveldert – staan 5-0 voor.

Hoe armer, hoe meer vroeggeboortes

Er zijn talloze voorbeelden om dit te illustreren. Neem de grote verschillen als je inzoomt op vroeggeboorte. Die lijkt op het eerste gezicht niks met kansenongelijkheid te maken te hebben, maar heeft dat zeker wel. Zo komen de risicofactoren voor vroeggeboorte, zoals roken, overgewicht en overmatige stress, vaker voor bij mensen met een laag inkomen. En uit de ABCD-studie (een groot onderzoek van Amsterdam UMC naar de gezondheid van Amsterdamse kinderen) bleek ook dat fysiek zware banen en onregelmatige werktijden de risico’s op een vroeggeboorte verhogen. Vrouwen die klem zitten in een fysiek veeleisende baan, lopen dus een hoger risico op een vroeggeboorte. En dat werkt weer door in de volgende generatie. Want van kinderen die te vroeg worden geboren, is bekend dat ze gemiddeld genomen een lagere intelligentie hebben en dat ze vaker last hebben van concentratieproblemen en het aangaan van sociale contacten.

Kijk je naar de cijfers uit het dashboard, dan zie je dit: in Bijlmer-Centrum is het aantal vroeggeboortes 12 procent bij ouders met een inkomen van een kleine 30.000 euro, dat daalt naar 9,6 procent bij buurtgenoten met een inkomen hoger dan een ton. Maar echt grote verschillen zie je pas als je naar andere wijken gaat kijken. In bijvoorbeeld Centrum-Oost, waar meer gezinnen met hogere inkomens wonen, is het rond de 6 procent – veel lager dus.

Cito-scores

Er zijn meer grote verschillen in de stad: een 12-jarige van wie de ouders behoren tot de 5 procent rijkste bewoners van Oud-Zuid heeft per gezinslid bijna 50 vierkante meter woning tot zijn beschikking, bij leeftijdsgenoten in Oost van wie de ouders van een minimuminkomen moeten rondkomen is dat gemiddeld 19 vierkante meter. Kinderen die klein behuisd zijn, zullen minder vaak een goede plek hebben om hun huiswerk te maken. Ander voorbeeld: In het Museumkwartier heeft 71 procent van de groep 8-leerlingen een eindtoets Cito-score die overeenkomt met havo of vwo, terwijl dat in Overtoomse Veld en de Delflandpleinbuurt 26 procent is.

“Mensen zeggen vaak: ‘Ja, maar wij deden vroeger toch niet zo moeilijk over de Cito-toets’,” zegt Elffers, die ook aan de HvA en UvA onderzoek doet naar kansenongelijkheid in het onderwijs. “Maar toen was het ook makkelijker om in Amsterdam voet aan de grond te krijgen. Kinderen van mijn generatie kunnen no way nog ooit in de Amsterdamse wijken wonen waar onze ouders wonen. En die ouders deden dat vaak op één inkomen.” Nu heb je een beter cv, meer geld en een goed netwerk nodig om het in Amsterdam te redden.

Elffers: “Toen ik jong was, liep ik gewoon het Barlaeus binnen en zei: ‘Hoi, ik kom me inschrijven.’ Nou, probeer dat nu nog maar eens!”

Onlangs werd bekend dat sommige open dagen van middelbare scholen al heel vroeg vol zaten, drie keer raden wie er wel een plekje hadden weten te bemachtigen: de mondige, geslaagde Amsterdammers. “Nu is er veel meer de druk om aan de goede kant van de kloof terecht te komen. Vermogende ouders zijn vooral bezig met zorgen dat hun kind het minstens even goed heeft als zijzelf. En daar is nu meer voor nodig dan in het verleden.”

Torenhoge woonlasten

In de eerste plaats: een opleiding aan het hbo of de universiteit, want hbo- en universitair geschoolden verdienen gemiddeld twee tot tweeënhalf keer zoveel als iemand met een mbo-diploma. En geld heb je weer nodig om in Amsterdam – een stad immers met torenhoge woonlasten – overeind te blijven. “Dan gaat het veel meer meetellen of je ouders de middelen hebben om je op het juiste moment een zetje in je schoolloopbaan te geven.”

Dat is de praktische kant. Daarbij krijgen hbo- en universitair geschoolden iets wat niet goed in statistieken te vangen is: de voordelen van status, de mondigheid om je voordeel op te eisen en je te omringen met een netwerk waar je beter van wordt. Elffers: “Er ontstaat een competitie om een huis in een populaire buurt te vinden en om gebruik te maken van de voorzieningen die daar zijn.”

Kortom: als je het over de kloof in de stad hebt, dan zijn het opleidingsniveau en het bijbehorende inkomen heel bepalend, zegt Elffers. Dat wil niet zeggen dat een mbo-studie geen kansen biedt, benadrukt ze. Integendeel: mbo-geschoolde Amsterdammers zijn onmisbaar, maar wat zij wil zeggen is dit: alle kinderen in de stad moeten, bij gelijke prestaties, ongeacht je achtergrond, dezelfde kansen krijgen om hun talenten te ontwikkelen. Of dat nou op het mbo, de hbo of de universiteit is.

“En dát laten deze cijfers niet zien.”

Veel lager leesniveau

Elffers haalt een illustratief voorbeeld uit de berg data die het dashboard biedt: heeft 85 procent van de achtstegroepers in Oud-Zuid het nagestreefde leesniveau behaald, in Gaasperdam/Driemond is dat slechts de helft: 53 procent. Bij deze percentages ziet Elffers rode vlaggen wapperen.

Want er is een niveau van geletterdheid dat we minimaal nodig hebben om in de maatschappij ‘mee’ te kunnen doen. “Landelijk zien we dat een kwart van de 15-jarigen onder dat niveau zit.” Problematisch, zegt Elffers, want als je niet goed kunt lezen en schrijven, loop je daar in het dagelijks leven voortdurend tegenaan, bijvoorbeeld als je een formulier van de bank moet invullen. Of als je moet inloggen in je patiëntendossier in het ziekenhuis, want dit hangt ook samen met digitale geletterdheid.

“We weten dat je een hoger risico hebt op onderpresteren in het onderwijs als er schulden zijn in de familie, als je ouders een beperkt aantal jaren onderwijs hebben gevolgd of als een van de ouders in het buitenland is geboren. Kinderen uit zulke gezinnen lopen een groter risico dat er meer in zit dan eruit komt.”

Hoewel er in Nederland flink wordt geïnvesteerd in scholen met kinderen met een hoog risico op onderpresteren, houdt Elffers haar hart vast voor het lerarentekort in de stad. “De klappen vallen precies in de wijken waar wij ons zo’n zorgen over maken.”

Ook armoede in Zuid

Overigens, en dit kan Elffers niet genoeg benadrukken: de wijk is een vindplaats van verschillen tussen de mensen die er wonen, maar is daarvan niet per definitie de oorzaak. Met andere woorden: als je in een wijk woont die op de kansenkaart rood kleurt omdat er relatief veel mensen met een laag inkomen wonen, kun je toch veel verdienen. Zo wil huisarts Patty Grannetia, die in de chique Dufaystraat in Oud-Zuid praktijk houdt, ook het beeld nuanceren dat iedereen in Zuid baadt in weelde. Volgens de Armoedemonitor van de dienst Onderzoek en Statistiek van de gemeente Amsterdam leeft 11 procent van de bewoners van stadsdeel Zuid van een minimuminkomen.

Grannetia kent genoeg verhalen van patiënten die in verborgen armoede leven, zoals mensen met een klein inkomen die in slecht onderhouden en gasverslindende huurhuizen wonen. “Of mensen die heel lang op de wachtlijst staan voor hulp in de huishouding en een particuliere hulp niet kunnen betalen – ook dát komt in Zuid voor. Dan ziet je postcode er wel mooi uit, maar is het toch schrapen.”

Daar staat tegenover dat hbo- en universitair opgeleide en vermogende Amsterdammers vijftien jaar langer leven dan Amsterdammers in delen van de stad met een lage sociaal-economische status. Het werk van huisartsen is dan ook anders dan bij collega’s in bijvoorbeeld Nieuw-West. Grannetia: “Ik hoef nooit een tolk in te huren. Bij mij spreekt bijna iedereen Nederlands of anders Engels.” Ongeletterden ziet zij niet, en velen begrijpen wat een gezonde levensstijl behelst.

Winterjas van 800 euro

Ietsje verder in Oud-Zuid is de Beethovenstraat rond lunchtijd zo’n beetje de openluchtkantine van het Hervormd Lyceum Zuid, het Gerrit van der Veen College, het St. Nicolaaslyceum en het Fons Vitae Lyceum. Meisjes bestellen bij lunchzaak Stach een latte macchiato van circa 4 euro per stuk en wie erop let, struikelt ineens over de kinderen met een jas van Canada Goose – een merk met een kinderlijn waarvan de prijs voor een winterjas zo tussen de 700 à 800 euro schommelt.

Ondertussen probeert De Polsstok te stutten waar het kan. “Onze mensen van interne begeleiding houden de signalen die wijzen op mogelijke problemen thuis, goed in de gaten,” zegt schooldirecteur Vervoort. “Veel verzuim is bijvoorbeeld vaak een teken dat het huishouden niet goed wordt georganiseerd. Als je dan met de ouders in gesprek gaat en je weet het vertrouwen te winnen, krijg je te horen dat er financiële problemen zijn en dat de opvoeder nauwelijks het hoofd boven water weet te houden.”

Vervoort wil, benadrukt hij meermaals, niet te veel ‘werk’ van de ouders overnemen. “Uit onderzoek is gebleken dat je moet oppassen met de inzet van allerlei middelen. Het is beter om te werken aan emancipatie en verheffing. Je moet de ouders ondersteunen in het zelf de verantwoordelijkheid nemen. Anders gaat er een verkeerd signaal uit naar de kinderen, namelijk: ook als je disfunctioneert, wordt het wel voor je geregeld. Kortom: de ouder moet in the lead zijn.”

Onlangs is de school wel begonnen met de opvang van kinderen vóór schooltijd. “Veel ouders hebben banen waarbij ze vroeg moeten beginnen en dat zijn niet van die banen waarbij je kan zeggen: ‘Ik breng eerst even de kinderen naar school’.”

Lager schooladvies

Wie Oud-Zuid en Bijlmer-Oost naast elkaar legt, ziet ook in de cijfers een opvallend verschil: krijgt in Oud-Zuid slechts 1 procent een lager schooladvies van de onderwijzer afgezet tegen de Cito-score, in Bijlmer-Oost is dit 7 procent. Een onderwijzer geeft kinderen van goedverdienende en hbo- of universitair opgeleide ouders vaker een hoger schooladvies, dan de Cito-score rechtvaardigt. Acht jaar geleden werd de eindtoets naar achteren geschoven en het schooladvies van de onderwijzer leidend gemaakt. Een slechte zet, vindt Elffers. “Dan zie je dat leerlingen ongelijk worden geadviseerd en geplaatst. Ik zeg altijd: daar zit geen bewuste uitsluiting of discriminatie achter. Het is eerder uit overbescherming. Vaak is de gedachte bij een onderwijzer: begin nou maar voorzichtig, want dan kun je altijd nog omhoog. Terwijl ook uit onderzoek blijkt dat het klimmen in schoolniveaus juist veel lastiger is geworden. Het doet ook iets met de kinderen, omdat ze gaan denken: dit is mijn plafond, dit is wat ik kan. Het te veilige, beschermende advies brengt de kinderen uiteindelijk minder ver in een schoolloopbaan.”

En die is, zo weten we, bepalend voor de trede van de maatschappelijke ladder waarop je terechtkomt. Het opleidingsniveau wordt zelfs wel de nieuwe scheidslijn in onze samenleving genoemd, zegt Elffers. “Polarisatie. We classificeren mensen als hoogopgeleid en laagopgeleid.”

Lager schooladvies

Arbeider is vertrokken uit de stad

Econoom Paul de Beer is bijzonder hoogleraar arbeidsverhoudingen aan de UvA en noemt ook de term ‘polarisatie’ als hij een betoog houdt over de golfbewegingen in ongelijkheid. Vanaf de jaren tachtig, zo schetst hij, is de ongelijkheid in de lonen toegenomen.

Omdat het minimumloon is achtergebleven bij de gemiddelde loonontwikkeling zijn er meer laagbetaalde banen bijgekomen. In de jaren tachtig bezuinigde de overheid op sociale zekerheid, waardoor ook de uitkeringen zijn achtergebleven. Inmiddels, stelt De Beer vast, gaat een steeds groter deel van het nationaal inkomen naar kapitaalbezitters. Dat gaat uiteindelijk ten koste van het inkomen van de werknemers. “Hoogopgeleiden hebben hun loon redelijk weten vast te houden, maar het zijn de laagopgeleiden die de grote prijs betalen door achterblijvende lonen. Wat daar in Amsterdam bijkomt, is dat we wereldwijd in grote steden een nieuwe economie hebben zien opkomen: die van de financiële sector en de zakelijke dienstverlening, de ict-bedrijven, waardoor zich in de steden een bovenlaag heeft gevormd van goed verdienende tweeverdieners.”

De arbeider daarentegen is, samen met de industrie, vertrokken uit de stad. Maar daar voor in de plaats is een nieuwe groep laagbetaalde werknemers gekomen, de mensen die werken ten behoeve van die rijken. De Beer denkt aan mensen in de horeca, detailhandel en schoonmaakdiensten. “Of hondenuitlaatservices en flitsbezorgers, waar de mensen met hoge inkomens gebruik van maken.”

Flexibele banen met lage lonen. “En anders dan bij de arbeiders vroeger, zijn er geen bonden waarmee ze hun positie weten te verbeteren. Dat leidt tot polarisatie: mensen die heel goed verdienen en een groep die van slecht betaalde baantjes moet rondkomen.” De middengroep is verdreven uit de stad, naar Almere of Purmerend. “Daardoor zie je een oververtegenwoordiging van de bovenkant en de onderkant.”

Van generatie op generatie

De Beer is somber over de kloof. Ja, er is meer aandacht voor de makke van het flexwerken en ja het minimumloon is fors verhoogd. “Maar als de inflatie net zo hard stijgt, ga je er netto nog steeds niet op vooruit.”

Dat is misschien wel het zorgelijkst: dat het geen tijdelijk fenomeen is, maar van generatie op generatie wordt overgedragen. “Dat is op zich niet nieuw. Maar ook daarin hebben we een soort golfbeweging gezien. Een arbeiderskind werd honderd jaar geleden meestal zelf ook een arbeider, omdat hij ook maar heel kort naar school kon gaan. Een kind van de notaris had meer kans om zelf notaris te worden, je bestemming in het leven was in hoge mate afhankelijk van het beroep van je vader. Toen hebben we een fase gehad waarin onderwijs veel toegankelijker werd, ook voor kinderen uit lagere sociale milieus, met name vanaf de jaren vijftig kwam die periode.”

Maar de rol van onderwijs als grote emancipator en grote gelijkmaker is eigenlijk uitgespeeld, constateert De Beer. “We hopen nog steeds wel dat we via het onderwijs gelijke kansen kunnen creëren, maar eigenlijk lijkt het er nu op dat het bestaande onderwijs ongelijkheid bestendigt.”

Podcast Amsterdam wereldstad over armoede

Ruim een op de zes Amsterdamse huishoudens leeft onder de armoedegrens. Hoe ziet je leven er in deze stad uit als je het met minder dan 100 euro per week moet doen? En wat moet er gebeuren om deze Amsterdammers op weg te helpen?

Beluister hieronder de podcast Amsterdam wereldstad.

Video wordt geladen...