Direct naar artikelinhoud
Achtergrond

Otto Sterman was de eerste zwarte acteur op het Nederlandse toneel

Als eerste zwarte acteur op het Nederlandse toneel kreeg Otto Sterman vooral stereotyperende rollen toegewezen. Dat accepteerde hij niet, en met zijn soloprogramma’s liet hij veel Nederlanders voor het eerst kennismaken met rassendiscriminatie en de verhalen van spin Anansi.

Otto Sterman in 1962 in zijn rol van Zwarte Piet in het Avroprogramma ‘De avonturen van Okkie Trooy’.Beeld ANP/Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid

Tot diep in de jaren vijftig van de vorige eeuw werd een beroep gedaan op Otto Sterman als er voor een toneelstuk een tot slaaf gemaakte, een zwarte chauffeur of een dito barman nodig was. Hij maakte indruk met zijn vertolking van de gelynchte zwarte man in De eerbiedige lichtekooi van Sartre, met Myra Ward en later Enny Meunier in de titelrol. Hij speelde die rol ook in 1956 in een televisieuitvoering met Andrea Domburg en in 1964 bij Toneelgroep Centrum.

Otto Sterman werd op 7 mei 1913 in Amsterdam geboren. Hij had een Nederlandse moeder en een Curaçaose vader, zij hadden elkaar in 1907 ontmoet. Zijn vader was hofmeester bij rederij KNSM, zijn moeder bracht wasgoed rond voor de strijkerij van haar ouders in de Lange Niezel.

Vanaf 1934 werkte Sterman als gymnastiekleraar, masseur en docent heilgymnastiek, na een MO-opleiding lichamelijke oefening. Een jaar later kwam hij via een toevallige kennis op het toneel terecht. Als West-Indische bediende speelde hij een kleine rol in De Familie Kegge van Hildebrand bij het Nieuw Schouwtoneel. Hij was daarmee de eerste zwarte acteur op het Nederlandse toneel.

Discriminerende rollen

Op 17 september 1947 huwde Sterman Magda Bon, met wie hij twee dochters zou krijgen. ’s Avonds meldde hij zich in het Centraal Theater, want op je trouwdag speel je gewoon door. Later was hij getrouwd met Marijke Vleeschdraager.

Zwarte acteurs waren in Nederland een zeldzaamheid. Aanvankelijk beschouwde hij de rollen die hij kreeg toebedeeld als vanzelfsprekend. “Uiteraard zijn er voor mij als neger maar beperkte mogelijkheden,” zei hij in 1955 in een interview. Langzamerhand drong het echter tot hem door dat de rollen discriminerend waren en begon hij zich te verzetten tegen de gedachte dat een zwarte acteur alleen expliciet zwarte rollen zou kunnen spelen.

Met soloprogramma’s trok hij door het land. De titels lieten aan duidelijkheid niets te wensen over: Ik ben een neger, De neger speelt en Alleen voor blanken. Talloze Amsterdamse scholieren zagen de expressieve acteur in het Tropenmuseum optreden. Voor veel Nederlanders waren die optredens de eerste ontmoeting met een zwarte landgenoot en dus ook de kennismaking met rassendiscriminatie. De warme stem en het originele taalgebruik van Sterman wekten interesse en nieuwsgierigheid.

Anansi de spin

Landelijke bekendheid verwierf Sterman toen hij in het kinderprogramma Oom Otto vertelt sprookjes ging vertellen aan jonge televisiekijkers over mensen en dieren in het oerwoud. In die verhalen speelde de spin Anansi vaak een hoofdrol. Die spin is zwak maar slim en staat symbool voor tot slaaf gemaakten, die leven onder het juk van de onderdrukker (de tijger, die sterk maar dom is). Het waren eigenlijk geen kinderverhalen, in de tijden van slavernij werden ze stiekem verteld. De verhalen kwamen uit Ghana en waren met de tot slaaf gemaakten naar de Nieuwe Wereld gereisd. Ze bleken leerzaam voor jonge kijkers.

Sterman speelde verder rollen in films als Wan Pipel van Pim de la Parra en De Johnsons van Rudolf van den Berg uit 1992, waarin hij een grijze, wijze man was. Dat was hij ook in Amsterdam-Zuid, waar hij altijd langzaam door de straten fietste.

Groot voorbeeld

Door zijn werkzaamheden als gymnastiekleraar was Sterman in aanraking gekomen met honkbal. Hij kende de regels al toen nog maar weinigen in Nederland wisten wat het woord betekende. Een echte insider was hij niet, maar omdat hij zich ook in heilgymnastiek had bekwaamd, kwam hij vlot binnen als masseur van het Nederlandse honkbalteam.

Voor Antilliaanse spelers uit de jaren zestig en zeventig zoals Hudson John, Simon Arrindell en Hamilton Richardson was hij een groot voorbeeld. Richardson, net zo’n statige figuur als Sterman, gaf de acteur de bijnaam Spy, naar een populaire televisieserie.

Saxofonist Hans Dulfer leerde Sterman kennen als honkbalcoach bij de Amsterdamse club ABC in het begin van de jaren zestig, als iemand die ‘door zijn toneelervaring behoorlijk imposant met iemand kon staan praten’. Dulfer schrijft in Dulfer’s Dumdum uit 1969: ‘Normaliter sprak ik hem alleen na afloop van de wedstrijd of de training onder de douche, waarbij hij steevast vroeg of ik wist waarom negers nooit verkouden kunnen worden. Als ik dan ontkennend antwoordde, wees hij grijnzend op zijn verschrompelde piemel en riep in het Pengel-Nederlands uit: ‘Omdat wij altijd een rol drop bij ons hebben’.’

Omgaan met de dood

Sterman stond tot op hoge leeftijd op het toneel, speelde zondagochtend dwarsfluit in de kerk en fietste door de stad. In 1988 speelde de statige man, 75 jaar oud, de rol van doodgraver in een stuk van de Mexicaanse toneelschrijver Xavier Villaurrutia, Uitnodiging aan de dood. In de Uitkrant had hij verzucht dat in Latijns-Amerikaanse landen zoveel vrijer wordt omgegaan met de dood. Pas nadat iedereen, de lijkgravers inbegrepen, de nodige glaasjes op heeft, wordt de kist gesloten. ‘En denk niet dat ze rechtstreeks naar de kar lopen waar de kist op of in moet. Eerst maken ze een serie bochten en danspasjes om boze geesten te misleiden. Pas dan gaat men naar het graf.’ Sterman overleed op 19 november 1997.

Dit is een bewerking van een artikel uit het novembernummer van Ons Amsterdam, over rebelse Amsterdammers: onsamsterdam.nl

Jonge Ajacieden

Na het overlijden van Otto Sterman herinnerde Mart Smeets zich in Trouw dat hij vaak vertelde over de rol van zwarte sportlieden. Michael Jordan noemde hij een zoon van God; Patrick Kluivert en andere zwarte jonge Ajacieden waste hij op afstand de oren: ‘Bescheidenheid is een luxeartikel bij de hedendaagse voetbaljeugd en niet te koop. Dat weten die jonge mannen niet. Ze denken dat het te koop is, net zoals een Rolex of en Porsche.’