Direct naar artikelinhoud
ReportageWK Qatar

Op bezoek bij de arbeiders van Qatar, ver weg van het WK

Het Abonakhlar Labour Camp, een van de grote kampen voor buitenlandse arbeidsmigranten in Qatar.Beeld John Graat

Qatar presenteert zichzelf tijdens het WK als een modern, innovatief en rijk land. In de woestijn ver buiten hoofdstad Doha wonen arbeidsmigranten in overbevolkte, onhygiënische woonkazernes zonder privacy. Trouw kreeg er een rondleiding van een bewoner.

Ver buiten Doha, met zijn wolkenkrabbers en weldadige luxe, rijden we op een tweebaansweg in de woestijn een zanderig, hobbelig terrein op. De vlakte leidt naar een verzameling van tientallen woonkazernes. Van sommige zijn de buitenmuren van metaal. Tussen de gebouwen, met drie verdiepingen, zwerft het vuil. Oude banden van vrachtwagens, plastic flessen, versleten gebedskleedjes, stukken kleding. Links en rechts hangen overalls, onderbroeken en shirts te drogen in de zon. Magere katten zoeken naar eten.

Dit is het Abonakhlar Labour Camp, een van de grote kampen waar buitenlandse arbeidsmigranten die in Qatar het zwaardere werk doen zijn gehuisvest. Veel van deze arbeidersgetto’s zijn omgeven door hekken, met bewakers voor de poort, voor buitenstaanders niet toegankelijk. Dat geldt niet voor Abonakhlar, waar naar schatting 30.000 buitenlandse mannen wonen; vrouwen verboden. Ze komen uit landen als India, Pakistan, Sri Lanka, Kenia en Nepal en Bangladesh, allemaal de armoede thuis ontvlucht.

Qatar wil met het wereldkampioenschap voetbal zijn mooiste gezicht aan de wereld tonen. Het wil bewijzen dat het als een van de kleinste landen het grootste sportevenement ter wereld kan organiseren. En presenteert zich als een modern land, met futuristisch ogende flatgebouwen die in de avond bij verlichting aan Disneyland doen denken. Op de tribunes van oogverblindend mooie stadions mét airconditioning zitten vrolijke mensen. Alles draait om pracht en praal, in het rijkste land ter wereld.

Ver buiten het zicht van de camera’s en tientallen kilometers buiten hoofdstad Doha is de achterkant van Qatar te zien. Daar zijn de mensen die het voetbalcircus onder leiding van de Fifa en zijn president Gianni Infantino mede mogelijk maakten. In de volgepropte wooncomplexen wonen veel bouwvakkers maar ook schoonmakers en anderen die ongeschoold werk doen. De populatie van ruim 2 miljoen arbeidsmigranten in Qatar, 90 procent van de gehele bevolking van het land, is zeer divers en telt ook expats die bij banken werken, in winkels, de horeca of op kantoren. Die categorie is relatief welvarend. In kampen als Abonakhlar woont de brede onderlaag.

Het Abonakhlar Labour Camp, een van de grote kampen voor buitenlandse arbeidsmigranten in Qatar.Beeld John Graat

Versleutelde berichten

Hoe leven zij, tijdens het WK? Al weken voor het toernooi had Trouw contact met een Keniaanse beveiliger die voorheen op Twitter kritisch was over Qatar. Via een app met versleutelde berichten lukt het een afspraak te maken bij een koffietentje in het Al-Biddapark in Doha.

De man (27) vertelt over zijn leven. Hij staaft dat niet met documenten. Drie jaar geleden ging hij vanuit Nairobi naar Qatar, om in het levensonderhoud van zijn vrouw en baby te voorzien. Bij aankomst nam het wervingsagentschap meteen zijn paspoort in, zegt hij. Hoewel dat volgens de wet niet meer mag in Qatar heeft hij zijn paspoort nooit teruggekregen. Het creëert grote afhankelijkheid. Omdat vorig jaar maart een minimumloon is ingevoerd, is zijn salaris gestegen: van 1400 naar 1800 riyal (474 euro) per maand. Volgens de ILO, de VN-organisatie voor arbeid, is door de nieuwe wetgeving dertien procent van de arbeidsmigranten beter gaan verdienen.

“Toen ik hier kwam, heb ik anderhalve maand moeten wachten op werk, tot alles geregeld was. Ik kreeg de eerste vier maanden niets betaald. Er waren geen bedden, niet eens matrassen. Nu woon ik in een kamer met zes anderen.” Als drie mannen met een Qatarees uiterlijk in de buurt komen, schakelt hij in het gesprek meteen over op voetbal, de wedstrijd van Argentinië. Hij is bang voor represailles, als iemand erachter komt dat hij negatief over zijn land praat met een buitenlandse journalist. Zijn identiteit moet honderd procent worden beschermd. “De gevolgen kunnen groot zijn. Een vriend van mij is in de gevangenis gekomen vanwege berichten op sociale media en daarna het land uitgegooid. Ik ben gestopt met Twitter omdat ik bedreigd werd.”

Hij belt een vriend uit Bangladesh die in nog slechtere omstandigheden woont. Een uur later staat de 26-jarige Bengaal aan de rand van het Al-Biddapark. Met zijn Keniaanse vriend op de achterbank stuurt zijn oude Hyundai tussen de suv’s en fourwheeldrives Doha uit.

Op weg naar Abonakhlar, waar hij woont. Onderweg vertelt de Bengaal, die zijn brood verdient als taxichauffeur, dat zijn vader hier al werkte. “Hij kreeg vier hartaanvallen.” Maar de gezondheidszorg is goed, zegt hij. “Als je in levensgevaar bent helpen ze iedereen, ook de migranten. Het probleem in dit land is niet de overheid. Zij hebben goede regels. Het probleem is dat ze niet worden nageleefd door de bedrijven. Zij moeten eigenlijk een gezondheidskaart voor elke werknemer kopen, die kost elk jaar 100 riyal (26 euro), maar veel bedrijven doen dat niet. Dat kost ze voor vijfduizend mensen te veel geld. Dus krijg je geen medische zorg of medicijnen.”

De overheid geeft te weinig prioriteit aan het controleren van naleving van de regels, vindt hij. Daarom worden volgens hem veel paspoorten van arbeiders nog altijd afgenomen. “De overheid is te veel druk om het land op te bouwen. Dat gaat snel. Bedrijven hebben daarin vrij spel. De Qatarese bazen kunnen doen wat ze willen.” De wervingsbureaus die voor de bedrijven werken, zijn in zijn ogen de grootste boosdoeners.

Vinger aan de pols

Mede vanwege dit soort praktijken werden in de eerste negen maanden van dit jaar de licenties van 54 wervingsbureaus in Qatar ingetrokken door het ministerie van arbeid. Dat meldde de ILO in de laatste voortgangsrapportage in oktober. Die organisatie houdt sinds 2018 een vinger aan de pols in het Golfstaatje. De ILO ziet vooruitgang. Voorbeeld: mensen zijn sinds twee jaar wettelijk vrij om van baan te veranderen. Van 324.000 werknemer werd zo’n aanvraag goedgekeurd. Dat waren er in 2018 iets meer dan 8000. De keerzijde: 183.000 mensen mochten van hun baas niet weg.

De ILO heeft mede bewerkstelligd dat voor alle arbeidsmigranten informatie over hun rechten in twaalf landen beschikbaar is. Dat bereikt echter nog lang niet iedereen, zegt de Bengaalse taxichauffeur. “Ze kunnen niet eens lezen. Ze weten niet dat ze een klacht kunnen indienen.”

Het arbeiderskamp is bezaaid met vuil.Beeld John Graat

Eenmaal op Abonakhlar Labour Camp laveert hij zijn Hyundai tussen de gebouwen door. Hij stopt bij een metalen complex. De kleine raampjes die erin zitten, zijn kapot. “We kunnen wel binnen kijken, maar ik zal filmen en foto’s maken.” Een deur op de begane grond staat open. In de gang kijkt een Aziatische man verschrikt uit zijn ogen als hij het westers ogende bezoek ziet. Als versteend blijft hij staan op de vieze vloer. Links en rechts hangen blauwe overalls en kledingstukken naast de deuren die toegang geven tot de kamers.

We lopen verder. In een hoekje ligt afgebrokkeld puin. Een versleten vriezer zit onder het stof. Op de gang zoemen koelkasten en wemelt het van de slippers en kastjes met schoenen. Een zijdeur geeft uitzicht op iets wat een wasruimte moet zijn. Op de muren boven de betonnen wasbak zitten bruine vlekken. De tegels op de vloer zijn stoffig en vies.

Hygiëne lijkt hier niet de hoogste prioriteit. “Warm water is er in bijna geen enkel gebouw hier”, zegt onze Bengaalse gids. In een grote keuken staan wat Aziatische mannen die vandaag niet aan het werk zijn een potje te koken op een van de gastoestellen. “De meesten hebben na een dag werken niet veel zin om nog een maaltijd te maken.”

Warm water

Eenmaal buiten wijst hij naar een gebouw dat er opvallend netjes uitziet. We rijden er langs. “Zie je het verschil?” Het complex is van Medgulf, staat op een bordje. Dat is een Qatarese bouwfirma. “Ze hebben daar warm water. De kamers zijn ruim, er wordt gekookt voor de werknemers en er wordt dagelijks schoongemaakt. Medgulf is een voorbeeld voor andere bedrijven, hoe het zou moeten.”

We stoppen bij zijn eigen gebouw. Hij schat dat er 700 mannen, verdeeld over vier etages, wonen. Op de gang wordt een raampje in de sponning gehouden door ducttape. Zelf toont hij zijn kamer voor vier man, met drie stapelbedden. Een theedoek of handdoek aan een lijntje moet voor de minimale privacy zorgen. Het is er vooral vol spullen. “Een beter huis kan ik niet betalen.”

Dan moeten we weg, gebaart hij. Een medebewoner is boos en niet gediend van het onverwachte bezoek en de foto’s. “Overal zijn informanten van de bazen. Ze zijn bang dat ze zelf gestraft worden.” Dat bijvoorbeeld salaris wordt ingehouden. Dat gebeurt nog regelmatig, constateert ook de ILO. Mensen die wettelijk de weg weten, kunnen achterstallig loon claimen bij de staat. Een overheidsfonds keerde sinds 2019 336 miljoen euro uit. Dit bedrag noemde Fifa-president Gianni Infantino vorige week zaterdag, om aan te geven dat Qatar al veel aan ‘compensatie’ doet. De claim voor financiële vergoeding voor nabestaanden van WK-slachtoffers staat hier echter los van.

Het Abonakhlar Labour Camp, een van de grote kampen voor buitenlandse arbeidsmigranten in Qatar.Beeld John Graat

Veel slachtoffers vielen bij de bouw van stadions, wegen en hotels door problemen met de nieren, als gevolg van werken in extreme hitte. Nieuwe wetgeving verbiedt dat. Daarin staat dat werknemers van 1 juni tot 15 september tussen 10 uur en 15.30 uur niet buiten mogen werken. Maar naleving van de wet is wat anders. Na arbeidsinspecties in de zomers van 2021 en 2022 werd op respectievelijk 338 en 463 bouwplaatsen het werk stilgelegd. Het hitteprotocol zorgde volgens de ILO wel voor een forse daling van hittegerelateerde aandoeningen: van 1520 opnames in klinieken in 2020 tot 351 in 2022, een daling van 77 procent in twee jaar.

Rauwe rafelrand

We rijden weg van het Abonakhlar-kamp. De Bengaal en zijn Keniaanse vriend willen ook nog de ‘Industrial Area’ laten zien. Het blijkt een immens gebied van tientallen vierkante kilometers, een rauwe rafelrand aan de zuidwestelijke kant van Doha. Hier staan woonkazernes volgepropt met arbeidsmigranten tussen fabrieken, bedrijven, winkels en garages. “Ik wil dat jullie zien hoe mensen hier moeten leven”, zegt de Bengaal die op de weg terug naar het rijke centrum van Doha moppert over het rijgedrag van de autochtone Qatarese mensen. Ze trekken zich volgens hem weinig aan van de regels. “Dat is het probleem in dit land. Zij denken dat ze zich alles kunnen permitteren.”

De Bengaal houdt drie vingers omhoog. Dit moet er volgens hem veranderen in Qatar: meer vrijheid, betere huizen en hogere salarissen. “Nu gaat al het geld dat over is naar vrouw en kinderen in het eigen land. Als we zestig jaar zijn, moeten we Qatar uit, want de nationaliteit krijg je hier niet. Dan komen we terug bij familie maar is er geen geld gespaard voor de oude dag. We vergooien hier de beste tijd van ons leven.” Zijn Keniaanse vriend is sceptisch over de erfenis van het WK. “Na het WK is er veel minder werk. Mensen zullen hun baan verliezen. En dan is alle aandacht weg.”

Om veiligheidsredenen zijn de namen van de Bengaal en Keniaan niet opgenomen in dit verhaal. Hun identiteit is bekend bij de hoofdredactie.