Direct naar artikelinhoud
Energiecrisis

De toekomst van de Nederlandse chemiesector staat op het spel

Industriecomplex Chemelot, nabij het Limburgse Stein en Geleen, vanuit de lucht gefotografeerd. Hier staan zo’n zestig chemische fabrieken.Beeld Hollandse Hoogte, Rob Engelaar

Goedkope olie en aardgas lijken door het wegvallen van Russische energie verleden tijd. Wat betekent dat voor de toekomst van de chemische industrie in Nederland?

Wie langs de kilometerslange industrieterreinen van Chemelot of Pernis rijdt, vraagt zich vast af wat schuilgaat achter die wirwar van schoorstenen, fabrieken en pijpleidingen. Er worden olie- en gasmoleculen gekraakt en gekneed tot grondstoffen en halffabrikaten voor talloze producten: van plastics tot medicijnen, van kunstmest tot kleding, van wasmiddelen tot voedingsadditieven.

De chemische sector is in Nederland veel groter dan nodig is voor de kleine thuismarkt. 80 procent van de productie is voor de export. Chemie is zo groot omdat Nederland in het verleden eigen steenkool (Zuid-Limburg) en aardgas (Groningen) had: chemie vreet zulke energie en grondstoffen.

Op industrieterrein Chemelot bij het Limburgse Geleen – waar zestig chemische fabrieken staan – wordt dagelijks ongeveer 93.000 vaten nafta (een benzine-achtig olieproduct) en 4 miljoen kubieke meter aardgas verbruikt. Het gasverbruik van Chemelot ligt daarmee op het duizelingwekkende niveau van één miljoen huishoudens.

De chemie is een economische factor van belang. De jaaromzet bedraagt circa 60 miljard euro. De sector biedt werk aan 45.000 mensen. De vraag is of dat zo blijft. Want goedkope energie, die heeft Nederland niet meer.

Productie afgeschakeld

Na het sluiten van het grote Groningen gasveld was het relatief goedkope Russische gas hét alternatief geweest voor de noordwest-Europese industrie. Maar sinds de inval in Oekraïne moet Europa cold turkey afkicken van het Russische aardgas. De extreme prijsstijgingen van de afgelopen maanden trekken niet alleen een wissel op het huishoudboekje van menig gezin, ook de chemie zucht. Ter vergelijking: de gasprijs in de Verenigde Staten ligt 8 tot 10 keer lager.

Europese overheden zoeken nieuwe gasleveranciers. Vaak gaat het dan om lng – aardgas dat vloeibaar gemaakt wordt om het per tanker te kunnen vervoeren. Het komt dan uit de VS, het Midden-Oosten of Noord-Afrika. Het probleem: lng is vanwege het kostbare procedé en het transport duurder dan pijplijngas.

“Het einde aan goedkope brandstof is een groot probleem voor de chemische industrie”, zegt Hans Stegeman, econoom en hoofdstrateeg van de duurzame bank Triodos. Hoewel de aanwezigheid van havens en de logistieke verbindingen met het Europese achterland ook belangrijk is, vreest hij dat een deel van chemie Nederland zal verlaten omdat het ‘onhoudbaar’ wordt.

“Er is eigenlijk geen toekomstperspectief voor de chemie in Nederland”, vult sectoreconoom Albert Jan Swart van ABN Amro aan. “Het is een mondiale markt en daar kan Nederland op dit moment niet op concurreren.”

Naar het buitenland?

Gaan chemiebedrijven verhuizen naar Texas, Qatar of Libië, waar voldoende goedkoop gas is? Niet meteen, want Chemelot en Pernis kun je niet zomaar overhevelen. De vraag is wel waar chemiebedrijven nieuwe investeringen gaan doen: in Nederland of Europa, of toch liever in de VS, het Midden-Oosten of Noord-Afrika?

“Een Nederlands chemiebedrijf kan niet concurreren met branchegenoten in Amerika”, zegt voorzitter Paul de Krom van de VNCI, de branchevereniging van chemiebedrijven. “Als dat zo blijft, gaan zulke bedrijven hun nieuwe investeringen daar doen, en niet hier. Chemiebedrijven kijken internationaal en vragen zich af: waar verdien ik mijn investeringen het snelste terug? Ook als het gaat om investeringen op het gebied van duurzaamheid.”

Als 80 procent van de productie voor de export bestemd is, hoe erg is het dan als een deel uit Nederland vertrekt? Omwonenden van een chemische fabriek zullen er waarschijnlijk niet om rouwen, maar voor de Nederlandse economie zou het een verlies in omzet en werkgelegenheid betekenen.

Sluiten of afschalen

Het Saoedische chemiebedrijf Sabic, dat ooit een serie installaties van DSM in Geleen overnam, overweegt om een van de twee ‘naftakrakers’ op het Chemelot-terrein te sluiten. De vijftig jaar oude kraker vertoont mankementen en heeft reparaties en onderhoud nodig van in totaal 120 miljoen euro. Een woordvoerder van Sabic kan nog geen helderheid geven, behalve dat “de mogelijkheden voor de verdere ontwikkeling van een duurzame en sterke toekomst in Geleen nog worden geëvalueerd en nader onderzocht”.

De Krom van VNCI noemt het een ‘onhoudbare situatie’. De chemiesector verbruikt op dit moment al 40 procent minder aardgas. “Fabrieken zijn geheel of gedeeltelijk stilgelegd”, zegt hij. Soms schakelen bedrijven over van aardgas naar nafta. Maar meestal is de productie afgeschaald. “Als je je kosten niet kunt doorberekenen naar de markt, is afschalen de enige optie. Maar dat houden we niet heel lang vol”, zegt De Krom.

De lage belasting op energie, waar de chemie van profiteert, weegt niet op de tegen de extreme prijsstijgingen die bedrijven voor de kiezen krijgen. Hoge prijzen kunnen een prikkel zijn om te investeren in zuinigere en duurzamere installaties, maar de prijsschok was zo heftig dat bedrijven te weinig tijd hadden om te reageren. Nu de winstgevendheid door de hoge energieprijs is uitgehold, zijn investeringen lastig. Maar net zoals de oliecrisis van de jaren 70 heeft gezorgd voor veel zuinigere auto’s, zal ook de chemie op termijn veel energie-efficiënter worden.

Productie van kunstmest hard geraakt

De productie van kunstmest wordt op dit moment het hardst geraakt. Zo’n 70 procent van de kunstmestfabrieken in Europa staat stil. Voor de productie van kunstmest is ammoniak nodig, en voor de productie daarvan is aardgas nodig. “Vandaar dat kunstmestbedrijven nu ammoniak uit andere delen van de wereld importeren”, vertelt De Krom. Want kunstmest blijft wel nodig voor de voedselproductie.

Voor het klimaat is dat ‘slecht nieuws’, aldus De Krom. “Door de productie ergens anders te laten plaatsvinden, en het hier naartoe te transporten, veroorzaken we méér CO2-emissies. Omdat die uitstoot plaatsvindt in andere delen van de wereld zijn we CO2-emissies aan het exporteren.”

Volgens De Krom is het geen houdbare aanpak om chemische producten van buiten Europa te importeren. De coronacrisis, waarbij wereldwijde toeleveringsketens tot stilstand kwamen door de lockdowns, heeft volgens de VNCI-voorzitter laten zien dat “we niet afhankelijk moeten zijn van internationale leveranciers voor cruciale producten die we dagelijks gebruiken”.

CO2-belasting voor import

De hoge gasprijs is vervelend, maar vertrekken is vanuit financieel oogpunt niet meteen logisch, legt energie-expert Cyril Widdershoven uit: “Europa is van plan om een CO2-belasting te gaan heffen op producten van buiten de Europese Unie. Dan kun je net zo goed in Europa blijven.” Toch vindt hij dat de overheid de branche door deze moeilijke tijd moet helpen.

De Nederlandse overheid houdt voorlopig de hand nog op de knip. “Duitsland heeft een compensatiepakket van 200 miljard euro aangekondigd”, constateert De Krom van VNCI. “Maar in Nederland heeft het kabinet nog steeds niet besloten wat het wil doen voor ondernemers.” De Krom pleit voor financiële steun, in de vorm van compensatie, liquiditeitssteun of lagere belastingen.

Een woordvoerder van minister Micky Adriaansens van economische zaken en klimaat (EZK) zegt desgevraagd dat “we de industrie en chemie graag willen behouden voor Nederland”. Volgens de industriebrief van EZK zou 10 tot 15 procent van de economie moeten bestaan uit industriële productie. Dat is nodig voor het vestigingsklimaat en de strategische autonomie.

Geen eerlijke vergelijking

Wijzen naar het Duitse steunpakket vindt de woordvoerder niet eerlijk. “Daar zitten zaken in die wij al lang hadden, zoals bijvoorbeeld de garantieregelingen.” Het ministerie erkent dat de chemie het lastig heeft, maar verwijst onder meer naar het Groeifonds voor investeringen in duurzaamheid. “Specifiek voor industrie en chemie kijken we of we op het gebied van het CO2-emissiehandelssysteem ETS nog iets kunnen doen in de voorjaarsnota.”

De duurzaamheidsagenda mag in deze energiecrisis niet het kind van de rekening worden, vindt De Krom. “Alleen een duurzame chemie heeft toekomst in Nederland. Maar dan moet de chemiesector deze periode wel overleven”, stelt hij. “De transitie naar een duurzame chemiesector kost miljarden. Die investeringen worden onzeker als bedrijven hier niet financieel gezond kunnen opereren.”

Een duurzame chemiesector gebruikt geen nafta en aardgas meer. In plaats daarvan moet de sector in de toekomst op afval, biomassa en groene waterstof draaien. Groene stroom voorziet de chemische processen van energie.

“We weten wat we moeten doen om daar te komen. De plannen liggen klaar”, zegt De Krom. “Voor de elektrificatie van naftakrakers is veel groene stroom nodig. Het duurt jaren om al die windparken op zee te bouwen die we daarvoor nodig hebben. Het toverwoord is uitvoering. Het is de overheid die moet opschalen en versnellen. De chemie kan de transitie maken. Tenzij de sector niet overleeft. Dat staat nu op het spel.”

Lees ook:

De energiecrisis dwingt Beieren te verduurzamen, van de chemische industrie tot de glasblazerij

Het Duitse chemieconcern Wacker is de grootste Europese leverancier van een belangrijke grondstof voor zonnepanelen. De onzekere toevoer van gas uit Rusland is zorgwekkend voor het bedrijf, net als voor veel andere Duitse bedrijven.