Direct naar artikelinhoud

Hoe het Amsterdamse kasteel Slot Ilpenstein in de polder verdween

Van Slot Ilpenstein, opgeleverd in hetzelfde jaar als de droogmaking van het Purmermeer in 1622, is geen steen meer terug te vinden. Ter gelegenheid van het 400-jarig bestaan van de Purmer doken Jan Meijer en Ben Treijtel in de geschiedenis van de voor de rijke Amsterdamse koopman Volkert Overlander gebouwde buitenplaats, met het uiterlijk van een kasteel.

en
Slot Ilpenstein, door Joris van der Haagen, circa 1650. Het huis is later door Maria Overlander verbeterd en door haar erfgename Catharina Hooft (weduwe van Cornelis de Graeff) verder uitgebouwd en aan de achterzijde zijn de twee dikkere torens opgetrokken.Beeld Wikimedia Commons

Na de totstandkoming van de Beemster lieten twee schatrijke Amsterdammers hun oog vallen op het nabijgelegen Purmermeer. Eén van hen was Dirck van Oss, een drijvende kracht achter de inpoldering van de Beemster.

Als beide initiatiefnemers kort na elkaar overlijden, neemt een aantal andere welgestelde Amsterdammers hun plannen over. Op 10 juni 1617 verleenden de Staten het aangevraagde octrooi. Maar de droogmaking kwam pas ruim twee jaar later goed op gang. In 1622 was de droogmaking voltooid, en werd ook Slot Ilpenstein opgeleverd.

Van Slot Ilpenstein is nu geen steen meer terug te vinden. Slechts een oprijlaan en de straatnaam Hofweg herinneren aan het indrukwekkende buitenplaats, gebouwd op een hoger gelegen deel van de Nes waar in 1574 de Spanjaarden een schans hadden gemaakt.

In verschillende historische documenten wordt de naam ‘Het Slot’ gebruikt. Al had Ilpenstein het uiterlijk van een kasteel, het was in feite een buitenplaats voor de eerste eigenaar Volkert Overlander (1570-1630), een puissant rijke Amsterdamse koopman.

Frans Banninck Cocq

Volkert Overlander trouwde in 1599 met Geertruid Hooft, na zijn studie rechten aan de universiteit van Leiden en promotie aan de universiteit van Bazel. Uit dit huwelijk werden tien kinderen geboren, onder wie Maria en Geertruid Overlander.

Maria trouwde met Frans Banninck Cocq, de kapitein op Rembrandts Nachtwacht. Volkert Overlander woonde in een groot grachtenpand aan het Singel. Naast functies bij de Amsterdamse Wisselbank en de Admiraliteit van Amsterdam werd hij in 1621 en 1628 benoemd tot een van de burgemeesters.

De Purmerheerlijkheid, bestaande uit Purmerend, Ilpendam en Purmerland, was in 1410 door de graaf van Holland in erfleen geschonken aan Willem Eggert en nadien aan de graven van Egmond. De feodale bestuursvorm hield stand tot 1582, toen de stad Purmerend zich losmaakte uit de leenband. De dorpen Purmerland en Ilpendam bleven toebehoren aan de graaf.

Romeinse altaarsteen

In 1609 kwam deze heerlijkheid te koop en werden de steden Monnickendam en Edam eigenaar. Tien jaar later verkochten de steden de rechten aan Volkert Overlander, die zich met de adellijke titel heer van Purmerland en Ilpendam mocht tooien.

Met de koop van de heerlijkheid kreeg Overlander een deel van de Purmer in handen. De bedijkers dienden dus rekening te houden met de belangen van deze eigenaar. Bij de kavelverdeling bleek hij de grootste investeerder. Hij werd niet alleen lid van het college van hoofdingelanden, maar tevens hun voorzitter.

Slechts enkele prenten en wat foto’s geven een indruk van Slot Ilpenstein. Ook is uit diverse schriftelijke bronnen nog iets bekend van het interieur en de inrichting van enkele kamers, met aan de wand schilderijen van familieleden en wapenborden.

De families bewaarden op Ilpenstein ook graag zaken van geschiedkundige waarde, zoals de zilveren troffel waarmee de eerste steen van het stadhuis van Amsterdam is gelegd.

Andere voorbeelden zijn de mantel van aangetrouwd familielid raadpensionaris Johan de Witt en de stoel waarop prins Willem I vaak zat wanneer hij in Amsterdam was. In een beschrijving werd de oprijlaan genoemd, omdat daar een grote Romeinse altaarsteen stond met afbeelding en inscriptie van de heidense godin Nehalennia (zie kader).

Grafkelder

Het huwelijk van Maria Overlander en Frans Banninck Cocq bleef kinderloos, waarna het slot en de heerlijkheid overgingen naar erfgenamen van de familie De Graeff. Deze erfgenamen hebben de heerlijkheid in bezit gehad tot de Franse tijd en hebben Ilpenstein bewoond tot de sloop in 1872. Leden van deze rijke en machtige familie waren burgemeester van Amsterdam en vervulden tal van invloedrijke ambten.

De familieleden De Graeff verloren langzamerhand de aandacht voor Ilpenstein. In de kerk in Ilpendam was wel een hofbank met familiewapen voor hen gereserveerd, maar de vraag is of zij ’s zomers nog veel aanwezig waren. Het slot leed aan een gebrek aan onderhoud en bood weinig comfort.

De laatste vrouwe van het hof, Christina Elisabeth de Graeff, verbleef er waarschijnlijk permanent omdat zij getrouwd was met Jacob van Garderen, gemeenteontvanger en latere burgemeester van Ilpendam. Tot haar overlijden in 1872 heeft zij op Ilpenstein gewoond. Zij is begraven in de grafkelder van de familie, die in 1850 buiten tegen de noordmuur van de kerk in Ilpendam was gebouwd.

Gesloopt

De grafkelder is ook uit de belangstelling van de familie geraakt en in 1939 gesloopt, maar in 1973 door de leden van de Oudheidkundige Commissie Ilpendam weer in oude staat herbouwd.

Notaris Merens stelde een verkoopadvertentie op voor de veiling van Ilpenstein op 3 december 1872. Van 7 tot en met 10 oktober was al de veiling van de inboedel geweest en de schilderijen en antiquiteiten werden 3 december op een veiling in Amsterdam verkocht.

De Purmerendse ondernemers Nicolaas en Cornelis Brantjes werden de nieuwe eigenaren van het slot en zij lieten aannemer Oderkerk ‘het bestaande amoveren’ – dat wil zeggen slopen en een nieuwe boerderij bouwen.

Jan Meijer en Ben Treijtel zijn leden van de Oudheidkundig Vereniging Ilpendam. Dit artikel is een bewerking van het artikel dat ze schreven voor het jubileumboek De Purmer is mijn gebied 1622-2022, uitgeverij Noord-Holland.

Romeinse altaarsteen

Op maandag 7 oktober 1872 meldde een kleine advertentie in de Opregte Haarlemsche Courant de inboedelveiling van Slot Ilpenstein. Opmerkelijkste kavel betrof een altaarsteen uit de Romeinse tijd met ‘eene afbeelding in steen der Heidensche Nehalennia’. Volgens een mondelinge overlevering was het beeld van de godin Nehalennia gevonden tijdens de inpoldering van het Purmermeer in 1622. Na de vondst plaatste jonkheer Volkert Overlander, de eerste kasteelheer van Slot Ilpenstein, de steen aan de zogenoemde Voorlaan van het kasteel. De steen werd op de inboedelveiling aangekocht door Conrad Leemans, directeur het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden.