Direct naar artikelinhoud

Leider wilde hij zijn, en niet in Nederland met zijn ‘verwaten plebeërmentaliteit’: de langverwachte biografie van Theo van Doesburg

Woensdag verschijnt de langverwachte biografie van Theo van Doesburg. Tien jaar lang deden Sjoerd van Faassen en Hans Renders onderzoek naar deze vroegtwintigste-eeuwse modernist. Zij konden zich baseren op Van Doesburgs uitgebreide persoonlijke nalatenschap en op documenten in archieven in België, Duitsland, Frankrijk en de Verenigde Staten. Een voorpublicatie.

en
Theo van Doesburg in Davos, begin 1931.Beeld Van Doesburgarchief

Theo van Doesburg (1883-1931) stierf jong, maar hij heeft een niet te overschatten invloed gehad op de Europese avant-garde. Hij was een alleskunner: schilder, essayist, architect, dichter, interieurontwerper en bovenal oprichter van het in 1917 opgerichte tijdschrift De Stijl, waaraan namen als Piet Mondriaan, Bart van der Leck, J.J.P. Oud en Gerrit Rietveld zijn verbonden.

Via het immense netwerk dat hij opbouwde tijdens een jarenlang verblijf in Weimar en Parijs, streefde Van Doesburg naar een leidende rol. Hij trachtte die te bemachtigen door het publiceren van manifesten en theoretische beschouwingen, en door zich actief te bemoeien met een veelheid aan kunstenaarsgroepen en tijdschriften. Steeds opnieuw verkondigde hij met een enorme gedrevenheid zijn boodschap. Dat mensen aan hun eigen opvattingen vasthielden snapte hij niet.

Hij verbond zijn opvattingen over schilderkunst al snel met architectuur en zag kleur als middel om beide disciplines in elkaar op te laten gaan. Begin jaren twintig probeerde hij een docentschap aan het beroemde Bauhaus in Weimar te bemachtigen. Zijn ideeën vonden daar weerklank bij een aantal studenten, maar hij riep bij de docenten zoveel weerstand op dat zijn pogingen mislukten. In 1926 kreeg hij eindelijk een grote opdracht.

Dat giganteske werk

Samen met Hans Arp en diens vrouw Sophie Taeuber de Aubette vertrok hij naar Straatsburg om daar een achttiende-eeuws gebouw ‘om te beelden’. Van Doesburg maakte ontwerpen voor diverse ruimtes, onder meer voor een Ciné-dancing op de eerste verdieping.

Tegenover vrienden klaagde Van Doesburg dat de hele verbouwing hem niets dan ellende had bezorgd: ‘Financieel was het beter gegaan als die Aubette er niet tusschen gekomen was, doch ik dacht door dat giganteske werk meerdere opdrachten te krijgen. Doch niets, niets. Naar Holland terug gaan is ook niet mogelijk. Het leven daar is heelemaal niet uit te houden. Een stomme verwaten plebeërmentaliteit, en stomvervelend gedweep met half veretterde godsdienstrestanten.’

Van Doesburg realiseerde zich langzamerhand dat de wereld niet op hem zat te wachten. Niettemin bleef hij hoopvol. Nadat de Aubette in 1928 was voltooid, schreef hij in zijn dagboek: ‘Terug? Nee… Verder…’

Van Doesburgs ambities betreffende architectuur zouden culmineren in het ontwerp voor zijn eigen atelierwoning in Meudon, ten zuidwesten van Parijs, waaraan hij van de tweede helft van 1927 tot eind 1930 werkte. Het was een huis met een zakelijke, praktische uitstraling. Hier had hij eindelijk zijn ideeën volledig in praktijk willen brengen. Het budget was echter beperkt en Van Doesburg heeft zich door fysieke beslommeringen niet geheel aan het ontwerp kunnen wijden op de manier waarop hijzelf het waarschijnlijk had gewild.

Het huis maakt een in zichzelf gekeerde indruk, met een zo goed als gesloten witte voorzijde die Van Doesburg ‒ met de gele garagedeur, een achter de façade weggewerkte buitentrap naar de blauwe voordeur op de eerste verdieping, en de rode deur van het dakterras op de tweede verdieping ‒ de aanblik van een Stijl-schilderij heeft willen geven.

Primitief geïnstalleerd

Van Doesburg voorzag grote mogelijkheden voor zijn huis. Hij schreef hoopvol aan zijn boezemvriend Antony Kok: ‘Voor het huis hoop ik veel nieuws te kunnen ondernemen, ’n soort Bauhaus of Akademie voor nieuwe Kunst’. Maar het huis leent zich nauwelijks voor het ontvangen van grotere gezelschappen. De dood zou de uitvoering van Van Doesburgs weinig realistische plan verhinderen. Aan Oud schreef Van Doesburg tijdens de bouw van het huis in Meudon: ‘Ik hoop dat ik door dit huis mijn positie zal kunnen verbeteren, daar ik altijd zoo primitief geïnstalleerd was, dat ik nooit iemand durfde te ontvangen, wat me heel wat schade berokkend heeft.’

‘Ik moet zo waanzinnig hard werken om het leven te houden, dat ik maar niet op adem komen kan,’ schreef Van Doesburg begin 1929. Hij was uit Straatsburg ‘financieel zoogoed als geruïneerd en moreel zoogoed als stompzinnig’ teruggekeerd, naar zijn zeggen ‘geestelijk berooid en bestolen’. Voor zijn gevoel moest hij in Parijs weer van voren af aan beginnen.

Nelly van Moorsel, Van Doesburgs derde vrouw, klaagde in maart 1930 tegen de architect Cornelis van Eesteren: ‘Does heeft verder heelemaal geen opdrachten en schrijft zich een “aap” om wat te verdienen!’ Pas in de loop van december 1930 konden de Van Doesburgs hun huis in Meudon betrekken. Het was nog maar half ingericht. Van Doesburg was al ernstig ziek en had sinds augustus nauwelijks inkomsten gehad. Nelly schetste een somber beeld: ‘Hij kan niet werken, rust uit, en leeft op streng dieet en het is nu weer zóó dat hij zelfs ’s nachts niet in bed kan liggen, maar in ’n groote stoel aan tafel slaapt. Je begrijpt dat hem dit alles ontzettend verslapt en vermagerd.’

Wanhoopige brief

Volgens zijn arts moest Van Doesburg voor herstel naar een sanatorium in de bergen. De financiële middelen voor een dergelijk verblijf ontbraken echter, zodat de Arps met hulp van Van Eesteren begin februari een aantal vrienden en kennissen om financiële hulp verzocht om een verblijf in Zwitserland mogelijk te maken. Uiteindelijk vertrokken de Van Doesburgs 24 februari 1931 naar het hoger gelegen Davos. ‘Ik hoop zoo van harte dat Does daar weer volkomen gezond van terug zal komen,’ schreef Nelly.

Van Doesburgs tweede vrouw, Lena Milius, bekommerde zich ook na hun scheiding over Van Doesburg. Tijdens zijn ziekte schreef ze: ‘Dat duurt nu al maanden en hoewel Nel zich tot dusver buitengewoon dapper gehouden heeft en voor alle drukte en narigheid alleen stond, kreeg ik gisteren zoo’n wanhoopige brief van haar, dat ik er het liefst direct heen zou gaan om ze wat op te beuren. Ik stuur ze natuurlijk zooveel geld als ik missen kan, maar nu het zoo lang duurt, gaat hij zich zoo bezorgd maken dat er telkens hevige benauwdheden op volgen.’

Eind 1930 reisde ze naar Parijs om te helpen met de verhuizing naar Meudon, maar in maart 1931 arriveerde ze te laat in Davos om Van Doesburg nog levend aan te treffen: haar ‘eigen heerlijke domme, knappe, sterke malle, blonde, hartstochtelijke jongen’ was twee dagen tevoren volkomen onverwacht aan een hartaanval bezweken.

Tevreden uitdrukking

Op de allerlaatste foto die van hem is gemaakt, toen hij dood op zijn bed lag, had Van Doesburg een tevreden uitdrukking op zijn gezicht. Van Doesburg was zevenenveertig jaar geworden. ‘Je kunt wel zeggen, het is jong, maar het was middenin zijn werk,’ vond Nelly. ‘’t Was helemaal het karakter van Doesburg, hij was levendig en dan ook maar ineens dood.’

Ik sta helemaal alleen. Theo van Doesburg 1883-1931

Sjoerd van Faassen en Hans Renders
De Bezige Bij
€49,90, 744 blz.