Direct naar artikelinhoud
Ik hoorde de irritatie in de stem van mijn moeder

Ik hoorde de irritatie in de stem van mijn moeder

Ik belde mijn lieve moeder om te vragen hoe het met haar ging na de operatie.

Het duurde lang voor ze opnam.

Hijgend kwam ze aan de telefoon.

“Met Marietje.”

“Je moet niet meer rennen hoor met die twee kunstknieën van je, moedertje.”

“Ik was in de keuken. Ik kreeg de deksel niet van een potje bonen.”

“Heb je nog last van je buik?” vroeg ik.

“Ach, nee, al lang niet meer. Het gaat weer prima.”

“Ook geen nazeurende pijn?”

“Daar heb ik toch pillen voor?”

“En wat zegt de dokter?”

“De dokter komt morgen, maar dat is eigenlijk nergens meer voor nodig.”

Mijn moeder was weer de oude.

Ander onderwerp.

“Is het nog een beetje uit te houden daar met die hitte?”

“Ik heb heel slecht geslapen, het was me te warm. En dat ik nog een pilsje heb gedronken hielp ook niet.”

“Heb je geen ventilator op de slaapkamer?” vroeg ik.

“Die staat bij je vader op de kamer, die heeft hem harder nodig dan ik,” zei mijn moeder.

“Dan koop je er toch nog een? Bij de Blokker heb je er een voor acht euro.”

“Ach, twee ventilators…”

“Nee, dat is niet overdreven,” zei ik. Iets scherper dan bedoeld. “Of je bestelt er een.”

“Kan dat ook bij Bol plus com?”

“Ja dat kan ook bij bol punt com. Ik betaal.”

“Ach, we zullen wel zien.”

“Goed blijven drinken hè,” zei ik.

“Ik heb ook eens even met de gemeente gebeld wat zij doen met die hitte. Kreeg ik me toch een heleboel informatie op de mail. Van de GGD en de huisartsen en de zorgverleners. Dat ze extra opletten en zo. Nou, ik heb zelf ook opgelet en ik heb er niets van gemerkt de afgelopen dagen. Niemand van de gemeente of zo die bij ons kwam informeren hoe het met ons ging.”

“Geen nazorg?”

“Geen nazorg. Er is zoiets als Buurtplein. Dus ik bel ze. ‘Wat doen jullie voor de oude mensen in de buurt?’ vroeg ik. ‘Helpen jullie ze met boodschappen doen bijvoorbeeld?’ Weet je wat dat mens zei?”

“Ik heb zo’n vermoeden dat je het me binnen luttele seconden gaat vertellen.”

“Wat?”

“Wat kreeg je als antwoord?”

“Niets.”

“Niets? Kreeg je geen antwoord?”

“Nee. ‘Niets, daar hebben we geen geld voor,’ dat zei ze.”

Ik hoorde de irritatie in de stem van mijn moeder.

“Vroeger toen ik in de wijkraad zat deden we dat wel. Vooral met die strenge winters toen. Gewoon door kniehoge sneeuw een tas boodschappen brengen. Maar nu is er geen wijkraad meer, maar zijn het banen geworden, en is het directe contact met de bewoners er niet meer. Het is niet leuk meer.”

“Maak je nou niet druk met die hitte moeder.”

“Ja ja. Maar wij redden ons nog best. Je vader is al even buiten geweest vandaag om naar de kippen te kijken. En ik hoop dat ik vanmiddag wel even kan slapen.”

“Volhouden hè!” zei ik.

Mijn moeder moest lachen.

“Dat doe ik al mijn hele leven, zoon, dus dan kan zo’n hittegolf er nog wel bij. Wanneer komen jullie trouwens weer, we hebben nog wel wat karweitjes voor in de tuin.”

Maarten Moll schrijft over dagelijkse beslommeringen in de stad. Lees al zijn columns terug in het archief.

Reageren? m.moll@parool.nl.