Analyse

Afghanistan lijdt vooral door westerse sancties

De Taliban hebben de corruptie in Afghanistan teruggedrongen sinds ze een jaar geleden de macht overnamen. Het land is ook een stuk veiliger. Maar vrouwen zitten achter gesloten deuren, en mede door de westerse sancties lijdt de bevolking honger.

Analyse

Afghanistan lijdt vooral door westerse sancties

De Taliban hebben de corruptie in Afghanistan teruggedrongen sinds ze een jaar geleden de macht overnamen. Het land is ook een stuk veiliger. Maar vrouwen zitten achter gesloten deuren, en mede door de westerse sancties lijdt de bevolking honger.

Niemand geloofde vorig jaar dat het zo snel zou gaan, maar op 15 augustus bereikten de Taliban, na een razendsnelle opmars, de Afghaanse hoofdstad Kabul. Aan het eind van die zondag vluchtte toenmalig president Ashraf Ghani het land uit en was na twintig jaar de herovering van Afghanistan door de Taliban een feit. In de daaropvolgende twee weken werden bijna 100 duizend Afghanen die moesten vrezen voor hun leven onder de Taliban geëvacueerd. Tienduizenden anderen vluchtten op eigen risico naar buurlanden. Maar velen bleven achter. Bang voor vergelding – voor hun samenwerking met westerse landen of organisaties – en repressie door de nieuwe streng-islamitische machthebbers. Om de angst weg te nemen, beloofden de Taliban amnestie, respect voor mensen- en vooral vrouwenrechten en een inclusieve regering, waaraan ook etnische minderheden zoals de Hazara zouden deelnemen.

Een jaar later blijkt van die beloften weinig terechtgekomen. Bij de Taliban, die zich aanvankelijk presenteerden met een moderner gezicht dan de streng-religieuze tribale warlords uit de jaren negentig, kregen toch al snel de conservatieve krachten de overhand. Vrouwen moeten hun gezicht weer bedekken op straat, ze mogen niet zonder mannelijke begeleider – mahram – naar buiten, ze mogen niet meer werken en voor meisjes is de middelbare school dichtgegaan.

De uitsluiting van vrouwen – de helft van de beroepsbevolking – aan het publieke leven draagt bij aan een onvoorstelbare humanitaire crisis die zich in Afghanistan voltrekt. Volgens de Verenigde Naties leeft 95 procent van de bevolking onder de armoedegrens van 2 dollar per dag, een ‘ongeëvenaard’ percentage. De helft van de bijna 40 miljoen inwoners heeft onvoldoende te eten en bijna 5 miljoen kinderen, zwangere en zogende vrouwen worden bedreigd door ernstige ondervoeding.

Sancties en natuurrampen

De humanitaire crisis is niet te wijten aan wanbestuur door de Taliban, maar is vooral een gevolg van westerse sancties. Na de machtsovername door de Taliban werden alle Afghaanse tegoeden in het buitenland, ter waarde van zo’n 8 miljard euro, bevroren en werd de hulpkraan – goed voor 40 procent van het bruto binnenlands product en 75 procent van de overheidsuitgaven – dichtgedraaid. Salarissen werden niet of nauwelijks meer uitbetaald en de lokale economie kwam bij gebrek aan inkomsten tot stilstand. Doordat de Afghaanse Centrale Bank werd losgekoppeld van het internationale bankverkeer, kon niemand meer over geld beschikken of geld overmaken.

Afghanistan werd dit jaar bovendien getroffen door een serienatuurrampen: ernstige droogte, een aardbeving waarbij duizend mensen omkwamen en vervolgens hevige overstromingen, waardoor oogsten mislukten en duizenden burgers verstoken van hulp bleven vanwege de ingestorte infrastructuur. Tel daar de gestegen voedselprijzen als gevolg van de oorlog in Oekraïne bij op en je hebt een ‘perfecte storm’, aldus de experts. In een jaar tijd kromp de economie van Afghanistan met naar schatting 20 tot 30 procent.

‘Er is voedsel in Afghanistan, maar mensen kunnen het gewoon niet betalen’, zegt Afghanistan-expert Jorrit Kamminga, die als politicoloog is verbonden aan Clingendael. De westerse sancties ‘bedoeld om de Taliban te isoleren en zo te dwingen tot respectvoller en inclusiever beleid’ hebben volgens Kamminga onbedoeld geleid tot de ergste mensenrechtenschending die er is: namelijk het recht op voedsel ontnemen. ‘Het is makkelijk om naar de Taliban te wijzen met een beschuldigende vinger, maar de humanitaire ramp was al gaande in de afgelopen 20 jaar toen ‘wij’ er de baas waren. Afghanistan hing al twintig jaar aan het hulp-infuus en vorig jaar trokken wij ineens de stekker eruit.’

Openbare leven

Ook andere Afghanistan-kenners wijzen op de rampzalige effecten van de financiële boycot, juist nu noodhulp weer op gang komt – van de benodigde 4 miljard euro om een humanitaire catastrofe af te wenden is dit voorjaar 1 miljard toegezegd. ‘Noodhulp is geen langetermijnoplossing en maakt het land permanent afhankelijk en kwetsbaar’, schrijft de aan Harvard opgeleide ontwikkelingseconoom William Byrd van het onafhankelijke vredesinstituut USIP (The United States Institute of Peace). ‘Donoren zullen de balans moeten vinden om naast voedselhulp ook enige mate van ondersteuning te geven aan de publieke sector en het stimuleren van ondernemerschap, levensonderhoud en economische groei, zónder dat dit tot legitimering of versterking van het Taliban-regime leidt.’

Het staat vast dat de veiligheidssituatie in het land sterk is verbeterd nu de strijd tussen de Taliban en de door het Westen gesteunde en getrainde regeringstroepen voorbij is. De belangrijkste bedreiging komt nu van Islamitische Staat in de Provincie Khorasan (IS-K) die de Taliban niet radicaal genoeg acht en geregeld met terreuraanslagen tegen etnische minderheden van zich laat horen. Maar het openbare leven is desalniettemin hervat: veel wegversperringen zijn verdwenen en in bepaalde regio’s hebben lokale machthebbers de publieke orde hersteld en dienstverlening goed opgepakt. Tot groot genoegen van burgers zouden de Taliban vooral paal en perk hebben gesteld aan de corruptie die onder de vorige regeringen welig tierde.

Achter gesloten deuren

De economische neergang is volgens Byrd in de laatste maanden tot stilstand gekomen, nieuwe inkomsten zijn onder meer gevonden door betere douaneheffingen en verdubbeling van de kolen-export naar buurland Pakistan.

Aan vrouwen en meisjes in Afghanistan gaan deze kleine lichtpuntjes echter voorbij nu hun leven zich weer grotendeels gedwongen achter gesloten deuren afspeelt. Zolang de conservatieve vleugel van de Taliban het voor het zeggen heeft, zal de internationale gemeenschap niet geneigd zijn om Afghanistan uit zijn isolement te bevrijden.

Foto’s Taliban in Kamp Holland

Kamp Holland, de voormalige basis van Nederlandse ISAF-militairen in de Afghaanse provincie Uruzgan, is nu eigenlijk één groot gemeentehuis, zegt Sakir Khader, die foto's maakten van de Taliban die er verblijven. ‘Er worden nu voornamelijk administratieve taken geregeld.’ Verwijzingen naar de tijd dat de Nederlanders er zaten, zijn niet meer te vinden, zegt hij. Waarschijnlijk ook omdat na de Nederlanders de Australiërs en de Amerikaanse Special Forces de basis hebben gebruikt, denkt hij.

‘Op roadtrip zag ik nu hoe mooi Afghanistan is’

Hoe vergaat het gewone Afghanen, nu de Taliban een jaar hun land besturen? De Volkskrant belde – via een tolk - vijf personen (nog eens) op. De namen van de geïnterviewden zijn om veiligheidsredenen gefingeerd.

Ghulam, salesmanager ziekenhuisbenodigdheden in Kabul

‘Ik was zo blij toen de Taliban onze regering overnamen’, zegt salesmanager Ghulam, die ziekenhuisbenodigheden verkoopt. De dertiger uit Kabul vertrouwde al die buitenlanders in Afghanistan voor geen cent. ‘Niemand doet iets voor niks in deze wereld.’ Dit voorjaar ging een oude droom van hem in vervulling: met een groepje vrienden maakte hij een roadtrip door zijn land, met twee Land Cruisers en een stapel kampeerspullen. ‘Dat zou vorig jaar onmogelijk zijn geweest. Veel te gevaarlijk.’ Ghulam zag de fonkelende watervallen in de noordelijke provincie Badakshan; de befaamde Blauwe Moskee in Herat; het duizend jaar oude fort van koning Mahmoud van Ghazni; de Bamyan Vallei; Jalalabad; Kandahar en het zuidelijke Khost, dat volgens hem veel op Zwitserland lijkt. ‘Nooit geweten dat Afghanistan zo mooi is.’

Toch werd Ghulam onderweg ook verdrietig. ‘Ik heb een paar keer gehuild. Als je ziet hoe moeilijk de mensen het hebben. Er is geen geld en de prijzen blijven stijgen. Dadelijk gaan we niet meer dood door geweld, maar door honger.’ De verkoper heeft inmiddels ‘gemengde gevoelens’ over de Taliban-regering. ‘Ik sta nog steeds achter ze, ze blijven tien keer beter dan de vorige regering, maar de economie kan niet lang zo doorgaan. De armoede is enorm.’

Sara, onderwijzer op een meisjesschool in Herat

‘Ik geef nog steeds les’, zegt Sara, de 43-jarige onderwijzeres in Herat. ‘Maar alleen nog tot groep 6 (12-jarigen, red.).’ Haar salaris van omgerekend 120 euro wordt ieder maand keurig overgemaakt. ‘De geruchten dat we 25 euro extra zouden gaan verdienen, bleken niet waar.’ Helaas, want de prijzen op de bazaar zijn enorm gestegen. Een liter diesel voor de auto steeg van 45 cent naar 1,30 euro. Een plat brood kost nog steeds 10 Afghani (11 cent), die prijs is wettelijk bepaald, maar het brood zelf is gekrompen.

Sinds er dieven zijn opgehangen op het plein voor de Blauwe Moskee, is de veiligheid op straat enorm verbeterd, stelt Sara. ‘We zijn laatst wezen picknicken langs de rivier buiten de stad. Dat zouden we vroeger nooit gedurfd hebben. De Taliban bemoeien zich niet met ons. Ik loop net als altijd alleen over straat, in gewone kleren, met een hoofddoek op. Niemand draagt hier een boerka. De gemeente is goed bezig: wegen worden geasfalteerd, nieuwe bushokjes neergezet. Als ik dingen voor school moet regelen bij de overheid gaat dat nu sneller, en met minder corruptie.’

Maar zonder zorgen is Sara niet. Ze heeft vijf dochters. De jongste gaat nog naar de basisschool, maar drie zitten er nu thuis en krijgen geen opleiding meer. Een van hen heeft zich verloofd, uit angst te worden uitgehuwelijkt aan een Talibanstrijder. ‘Mijn oudste dochter is twee maanden geleden informatietechnologie (IT) gaan studeren aan de universiteit. Daar volg ik ook weer lessen. Dat kan dus weer wel. Jongens studeren daar tot 16.00 uur, meisjes nemen het over tot 20.00 uur. Beide groepen kunnen elkaar ontmoeten in de gangen. Niemand valt hen daar lastig.’

Aminulah Tokhi, ziekenhuisdirecteur in Tarin Kowt

‘Ik zit niet langer in Uruzgan. Ik werk nu in een privékliniek in Kabul’, zegt de 71-jarige arts Aminulah, die jarenlang directeur was van het provinciaal hospitaal in de afgelegen provincie Uruzgan. ‘Mijn contract werd niet verlengd. Officieel omdat ik te oud zou zijn, maar ik denk eigenlijk omdat ik te veel kritiek had. Over het gebrek aan diesel voor de generatoren en het tekort aan medicijnen, bijvoorbeeld.’ De situatie in het ziekenhuis is inmiddels iets verbeterd, stelt de arts: er is nu zes uur elektriciteit per dag, en niet alleen meer tijdens operaties. Meer mensen weten het (gratis) ziekenhuis volgens Aminulah te vinden nu het vechten is gestopt. ‘Helaas zijn wel veel artsen vertrokken naar het buitenland.’

Aminulah verkeert in dubio. De Taliban-gouverneur van Uruzgan heeft hem gebeld met het dringende verzoek terug te komen. Zijn opvolger is na twee maanden weer ontslagen, is hem verteld, wegens corruptie en grensoverschrijdend gedrag jegens vrouwelijke stafleden. ‘Je moet ook geen mensen benoemen in functies waar ze helemaal geen verstand van hebben.’ Of hij terugkeert als zijn huidige contract eind augustus afloopt, is de vraag. ‘Mijn familie woont in Kabul. En het is heel moeilijk geworden om te leven in Uruzgan.’ Zelfs in Kabul, stelt Aminulah, zie je mensen honger lijden. Zijn dringend verzoek aan de lezer: ‘Help Afghanistan.’

Ziya, gynaecoloog in Kabul

‘Ik ben nu huisvrouw’, verzucht de 51-jarige gynaecoloog, die na de machtsovername door de Taliban besloot voortaan thuis te blijven. O)ndanks oproepen van haar werkgever om weer naar het werk te komen. ‘Ik wil niet op straat worden lastiggevallen door mannen die vragen wie ik ben, waar ik naartoe ga en waarom ik deze kleren aan heb.’ Eerder zwoer Ziya al in de Volkskrant nooit een boerka te zullen kopen. ‘Ik help graag patiënten, ik heb dat 25 jaar gedaan, maar ik ga niet meer terug. Dan maar geen salaris.’

Haar man heeft een leidinggevende positie bij een medische hulporganisatie. Zijn salaris is met 40 procent verlaagd. Tegelijkertijd zijn alle prijzen gestegen. Vooral van brandstof, olie en vlees. Afghaanse producten, zoals watermeloenen, zijn minder hard in prijs gestegen. Voor de ramadan verkocht haar echtgenoot zijn horloge om wat extra’s te kunnen kopen.

‘We maken ons grote zorgen om onze kinderen.’ De jongste dochter zit in groep 6 en vraagt of ze volgend jaar nog wel naar school gaat. Twee 17-jarige zoons gaan weliswaar zes uur per dag naar de middelbare school, maar krijgen daar slechts één of twee uur les. ‘Meer dan 90 procent van de docenten was vrouw, en die zijn allemaal weggestuurd.’ Haar zoons wachten vaak doelloos in de klas tot ze weer naar huis mogen. ‘Hoe halen die ooit het toelatingsexamen voor de universiteit?’ Ziya ziet de toekomst somber in. Zij wil graag naar het buitenland. ‘Ik hoop dat de internationale gemeenschap snel het embargo tegen de Taliban opheft. Dat gaat ten koste van de gewone Afghaan die niks met politiek te maken heeft.’

Sayyid, telefoonwinkeleigenaar in Mazar-e-Sharif

‘Onze vorige gouverneur, Ata Mohammed Noor – de koning van het Noorden – was gewoon een afperser. Naast de gewone belastingen moest je ook zijn mannen betalen, anders werd je winkel gesloten’, schampert eigenaar Sayyid, die een telefoonzaak runt in de noordelijke stad Maza-e-Sharif. Hij is blij van ‘die maffiafamilie’ verlost te zijn. Sayyid, die ooit twee jaar in Den Haag woonde, heeft ook geen last meer van winkeldiefstal en kan op vrijdag veilig buiten de stad gaan picknicken met zijn vrouw en kinderen.

Daar staat tegenover, stelt hij, dat zijn omzet is gezakt van gemiddeld 400 euro per dag naar een paar tientjes. Of soms ook niks. ‘Niemand heeft geld, de mensen kopen hooguit een nieuwe sim-kaart.’ Alleen Talibanleiders kopen volgens hem nog een nieuwe iPhone. De sfeer in Mazar is veranderd. In de winkel mag hij geen muziek meer draaien, in restaurants mogen mannen en vrouwen sinds twee maanden niet meer samen eten. Ook niet als je getrouwd bent. ‘Dus nu gaat er helemaal niemand meer naar een restaurant.’ Veel restaurants bouwen volgens hem aparte kamertjes. Vrouwen kunnen volgens Sayyid nog wel alleen en zonder boerka over straat.

‘Ik maak mij vooral zorgen om mijn kinderen. Ik heb drie dochters. Twee van hen zijn tiener en mogen niet meer naar school. Ze worden gek van het thuiszitten. Ik was eerst blij, maar nu denk ik: hoelang houden we dit nog vol.’