Direct naar artikelinhoud
Opinie

Opinie: ‘De UvA zadelt haar jonge docenten op met te veel werk in te weinig tijd voor te weinig geld, en een onzeker contract’

Junior docenten aan de UvA zien hun takenpakket steeds groter worden, terwijl hun salaris niet meegroeit en ze ook niet in aanmerking komen voor een vast contract. Tijd voor een gezondere werkcultuur, schrijft junior docent Karina Scarlet de Vries.

Veel junior docenten zijn net afgestudeerd en ambiëren een wetenschappelijke carrière, waardoor ze misschien vaak geneigd zijn te werken tegen niet zulke gunstige arbeidsvoorwaarden.Beeld Getty Images/iStockphoto

De omvang van de arbeidscontracten van universiteitsdocenten ligt al enige tijd onder vuur: we zijn onzeker en uitgeput. In haar boek Werk is geen oplossing (2021) werpt socioloog Marguerite van den Berg een blik op de huidige arbeidsomstandigheden: ‘Mensen krijgen een betaalde werkweek aangeboden als junior docent van 3,5 dag per week, maar krijgen daarbij verteld dat ze waarschijnlijk wel de volledige vijf dagen kwijt zullen zijn aan het werk.’

Een (te) grote hoeveelheid van onze werkzaamheden is onzichtbaar, laat staan bespreekbaar. Belangrijker nog, deze precariteit (waaronder ook tijdelijke contracten) tast niet alleen docenten aan, maar ook de kwaliteit van het Nederlands onderwijs, aldus FNV-bestuurder Jan Boersma.

Actiegroep Casual UvA, die zich verzet tegen het informeel maken van onbetaalde en structurele arbeid door junior docenten, heeft zich ingezet voor het bespoedigen van een constructief gesprek over een nieuwe cao. In de onlangs verschenen Agreeable Response Manifesto worden de ingrediënten voor een gezonde werkcultuur opgesomd: vaste contracten, een transparante herberekening van de omvang van het takenpakket, en toegang tot verdere professionele ontwikkeling. In de nieuwsbrief van 25 mei deelt de actiegroep dat zij vooralsnog niet erkend wordt als een waardige partij om mee kunnen spreken over cao-wijzigingen.

Takenpakket wordt groter

Hoewel uit eerdere berichtgeving op te maken valt dat de UvA een progressieve koers wil inslaan op facultair niveau, ‘met tijd voor voorbereiding en professionalisering’, blijkt dit nog niet uit voorlopige beleidsstukken. Voor mij als junior docent bij Interdisciplinaire Sociale Wetenschappen betekent dit in de praktijk meer werk voor minder geld. In het huidig beleid hebben junior docenten zowel in hun eerste als tweede contractjaar recht op 15 procent extra betaalde tijd voor het zich eigen maken van lesmateriaal. De contourennota van 4 juni laat weten dat er weliswaar plannen zijn om 0,1 fte vergoeding in te voeren voor de professionele ontwikkeling van docenten, maar dat er gelijktijdig flink gekort wordt op de betaalde voorbereidingstijd. 

Hoewel deze goedbedoelde wijziging mij van een ontwikkelingstraject voorziet, wordt mijn takenpakket desalniettemin groter zonder dat mijn salaris meegroeit. De nieuwe beleidsvoorstellen zijn dus geen grondige renovatie, maar slechts een nieuw likje verf. Bovendien blijken er aanzienlijke verschillen te bestaan tussen afdelingen binnen dezelfde faculteit.

Pijnpunt

Hierin schuilt het gevaar dat de belangen van docenten van verschillende niveaus en afdelingen niet integraal worden afgewogen, waardoor collegiale solidariteit onder druk komt te staan. Stakende docenten worden persoonlijk aangesproken op het moedig verstoren van de voor zovelen verstikkende orde. Zogenoemde ‘D3 docenten’ (vaak vakcoördinatoren) komen tijd tekort, omdat hun dienstverband niet toereikend is om het takenpakket behorende bij hun functie goed uit te kunnen voeren. Zij hebben de arbeidstijd van ondersteunende junior docenten dus hard nodig. 

Deze afhankelijkheid snijdt mijn tweede pijnpunt aan. Hoewel Casual UvA om een nieuwe herberekening en toebedeling van de docententaken vraagt, blijkt dat het bestuur van de UvA meer baat ziet in het individueel afhandelen van specifieke voorvallen dan in het bestrijden van deze bij de wortel scheve taakverdeling. De taken van D3 docenten zullen volgens de contourennota enkel strikter nageleefd worden, waardoor het zeer aannemelijk is dat het overdragen van taken zal blijven gebeuren als voorheen.

Ervaring vertrekt

Onze gedeelde hoop leek te rijzen. De rode vierkantjes die ook door universitaire medewerkers gedragen worden als symbool tegen een autoritaire bestuurscultuur staan inmiddels ook voor een strijdlustig verzet tegen de eigen bestaansonzekerheid. Maar voor een aantal van ons is deze hoop al uitgedoofd. Vooral junior docenten waarvan het derde (en daarmee laatste) jaarcontract is ingegaan, kijken neerslachtig naar de voorlopige consequenties. Alles wijst erop dat ook zij dit jaar hun flexibele werkplek achter zich zullen moeten laten, wat in de praktijk een toestroom aan nieuwe junior docenten zal betekenen. 

De scheidende docenten nemen niet enkel jaren aan ervaring weg van de universiteit. Zij worden vervangen door nieuwe, vaak net afgestudeerde junior docenten, die maar al te vaak een wetenschappelijke carrière ambiëren, waardoor ze investerend en onwetend ‘vrijwillig’ ja zullen blijven knikken op de uitbuitende verzoeken van de overbelaste D3 docenten. Het helpt niet mee dat ook de kennis over de uitputtende aard van het werkgeversbeleid verdwijnt door de snelle wissel van de docenten.

Vooralsnog ontbreken structurele oplossingen voor de concrete probleemstellingen van Casual UvA; vaste contracten voor junior docenten zijn ons al ontzegd en het openbreken van de functieomschrijvingen blijft ondenkbaar. Hoe erkent dit de docentenpositie ‘als een volwaardige functie binnen de universiteit’? Het wordt tijd om de werkelijke draagwijdte van het onderwijs binnen universiteiten te aanvaarden en progressief te verwezenlijken, in plaats van nieuwe foefjes uit dezelfde hoed te blijven goochelen.

Karina Scarlet de Vries is socioloog en eerstejaars junior docent aan de Universiteit van Amsterdam.