Direct naar artikelinhoud
Johan Fretz.
Johan Fretz

Boos over handhaving? De macht uitdagen is juist de taak van kunstenaars

De cultuursector, al twee jaar het verweesde kind, kwam eindelijk eens in opstand. ‘Kapsalon Theater’ was een initiatief van cabaretiers Sanne Wallis de Vries en Diederik Ebbinge. Het concept luidde: maak van elk theater een kapsalon en trakteer de geknipte gast op een ­optreden. Dan mag het opeens wel. Briljant.

Toen werd bekendgemaakt dat de burge­meesters van de grote steden tijdens deze actie gewoon zouden gaan handhaven. Meteen steeg een grote wolk van woede op vanuit de sector. Waren de burgemeesters soms net zo ijskoud als Hugo de Jonge, die had beweerd dat we bij gebrek aan theater prima een dvd’tje konden opzetten?

Ik begreep de woede wel, die voortkwam uit wanhoop. Al die theatermakers die al weken niet meer wisten hoe ze de huur moesten ­betalen, omdat de Tozo – een toch al armoedige compensatieregeling voor zzp’ers – bij nieuwe lockdowns niet meer was teruggekeerd. Een ­minachting voor de sector, die al jaren was ­vernederd en kapotbezuinigd.

En toch voelde ik ook irritatie over die woede. Door die handhaving zou er bij dat protest daadwerkelijk iets op het spel staan. En daar gaat verzet toch over? Dat je ergens tegen ingaat, de macht uitdaagt, een daad stelt van subversiviteit? Dat lijkt me de taak van de kunstenaar. 

Of moet het allemaal gezellig blijven? Dat laatste valt niet uit te sluiten, want dezelfde platte VVD-mentaliteit die de sector heeft uitgehold, die gezelligheidsterreur, het idee dat kunst vooral veilig, rendabel en vermakelijk moet zijn, kom je ook in de theaters zelf vrij vaak tegen. Laten we niet vergeten dat in betere tijden op elke plek met meer dan twaalf ­inwoners een betonnen megaschouwburg is neergezet en dat het systeem dat daaraan vastzit, allang niet meer werkt.

Ik moest denken aan hoe mijn eigen impresariaat, koud na de eerste lockdown vorig jaar, alweer vroeg of ik direct kon aangeven met welke voorstelling ik anderhalf jaar later wilde gaan touren. Een rampzalig halfjaar in lockdown en niemand in de sector was op het idee gekomen om te vragen: dit systeem, van dik een jaar van tevoren alles vastleggen en braaf langs tachtig plekken gaan, al liggen die soms tien minuten van elkaar vandaan, is dat nog wel de toekomst? Hoe bereiken wij nieuwe generaties? Kan het ook anders? Nee. Terug naar het oude normaal lijkt voor elke sector de heilige graal.

Ik moest denken aan de keer dat ik voor een show een vierkante poster wilde, om aan het ­Instagramtijdperk te refereren, en talloze schouwburgdirecties daarvan in paniek raakten, want: “We hebben geen vierkante lijsten.”

Ja, mijn hart bloedt voor al dat talent dat verloren gaat, al die collega’s die verzuipen, maar van ons mag wel verwacht worden dat wij ons niet laten tegenhouden door handhaving van de regels bij een protestactie. Dat we de boel vrolijk en vol verbeelding in vuur en vlam zetten, juist wanneer dat eigenlijk niet kan of mag. Anders kun je inderdaad net zo goed een dvd’tje opzetten.

Johan Fretz is schrijver en theatermaker. Hij schrijft elke zaterdag een column voor Het Parool.