Direct naar artikelinhoud
Psychologie

Speeksel is de lijm van innige relaties, en kinderen hebben dat al vroeg in de gaten

Beeld ANP

Al wanneer ze een paar maanden oud zijn weten kinderen: waar speeksel uitgewisseld wordt moeten mensenrelaties wel innig zijn. Maar is dat aangeleerd of aangeboren?

Net ter wereld gekomen moet een kind orde scheppen in de drukke mensenboel om hem heen. En dat gaat snel; voor het kan lopen heeft het al in de gaten welke mensenrelaties innig zijn, en dus belangrijk, en welke niet. En een van de middelen waarmee het dat onderscheid maakt, is speeksel: waar speeksel wordt uitgewisseld moet de band wel innig zijn.

Een ploeg Amerikaanse onderzoekers, geleid door Ashley Thomas van Harvard Universiteit, laat donderdag in vakblad Science zien hoe veelzeggend de uitwisseling van speeksel kan zijn voor zuigelingen en peuters. In een reeks experimenten observeerden ze hoe jonge kinderen onderscheid maken in de relaties die ze zien. 

Voeding delen met een huilpop

Ze deden bijvoorbeeld een experiment met twee actrices en een handpop. De ene actrice deelt voeding met de pop, een voorbeeld van speekseluitwisseling. De andere actrice wisselt een bal uit met de pop, een spelletje. Op enig moment begint de pop te huilen. En dan blijken de ogen van de kinderen te gaan naar de vrouw die met de pop voeding heeft gedeeld, alsof ze verwachten dat zij degene is om zich om de huilende pop te bekommeren. 

Vervang je de huilebalk door een andere pop, die met de actrices nog geen zichtbare interactie heeft gehad en die het vervolgens ook op een blèren zet, dan is er geen verschil: de kleine proefpersonen kijken nu naar beide volwassenen evenveel.

Evolutionair voordeel of eigenbelang?

Jonge kinderen hebben tal van manieren om enige orde te ontdekken in de wereld om hen heen, en het zien van de uitwisseling van lichaamssappen zoals speeksel is er blijkbaar een van. Vraag is hoe ze daarop zijn gekomen. De Amerikaanse onderzoekers suggereren dat het aangeboren cognitief vermogen kan zijn. De kunst snel onderscheid te maken tussen innige en oppervlakkige relaties kan een evolutionair voordeel bieden, dat door natuurlijke selectie is ingeslepen.

Maar dat hoeft de verklaring niet te zijn, schrijft de Zweedse psychologe Christine Fawcett in een commentaar op dit onderzoek. Dit talent kan ook uit eigen ervaring komen, want een kind heeft al heel snel geleerd wie speeksel uitwisselt, namelijk degenen die het verzorgen, meestal de ouders. Het belang van die innige relatie ervaart het aan den lijve, en het is logisch dat het die ervaring projecteert op andere relaties die het ziet.

Liever een poepluier van eigen baby

En het heeft gelijk, want het klopt met de werkelijke verhoudingen in de mensenwereld. Mensen wisselen vooral in innige relaties – geliefden, familie – lichaamssappen uit. En met een goede evolutionaire reden, want lichaamssappen uitwisselen met vreemden kan infecties geven en andere narigheid. 

We hebben daarvoor een ingebouwde afkeer, schrijft Fawcett, die we alleen voor bijzondere banden aan de kant zetten: voor geliefden, familie, heel goede vrienden. Én voor het eigen kind, want de verzorging van die kleine vergt innig contact, en onvermijdelijk het uitwisselen van lichaamssappen. We zijn er, aldus Fawcett, zo goed in daarvoor de natuurlijke afkeer aan de kant te zetten, dat een ouder de poepluier van eigen baby lekkerder vindt ruiken dan die van andermans kind.

Lees ook:

Wat merkt een baby van ouderlijke onmin?

Woorden hebben waar de baby bij is, blijft daar iets van hangen?