Direct naar artikelinhoud
Achtergrond

Vrouwen in de kunstgeschiedenis: ‘Zonder Sophia Adriana de Bruijn geen Stedelijk Museum’

Betsy Westendorp-Osieck, een van de Amsterdamse Joffers, in haar atelier, ca. 1905.

De kunstgeschiedenis leek gemaakt door mannen, maar vrouwen blijken een veel grotere rol te hebben gespeeld als museummedewerker, vrijwilliger en verzamelaar. In sommige gevallen zelfs een cruciale. Nieuw onderzoek brengt het in kaart.

De evacuatie van het prentenkabinet van het Rijksmuseum, waardoor die niet in handen viel van de nazi’s of door bommen werd vernietigd. De erkenning van Vincent van Goghs talent, waardoor hij niet in de vergetelheid raakte maar postuum uitgroeide tot icoon. De juwelencollectie van het Amsterdam Museum die tot de allermooiste van Europa behoort. En zelfs het feit dat het Stedelijk Museum überhaupt bestaat.

We hebben het allemaal te danken aan vrouwen.

Maar terwijl we nog steeds de vruchten plukken van hun werk weet vrijwel niemand wie zij waren. De geschiedenis – en dus ook de kunstgeschiedenis – is grotendeels geschreven door mannen en werd bevolkt door mannen. Een interdisciplinair team van wetenschappers en museumprofessionals van de UvA, RKD – Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis, Rijksmuseum en Stedelijk Museum, gaat daar echter de komende jaren verandering in brengen. Onder de titel De Andere Helft is een onderzoeksprogramma gestart om ‘vrouwen duurzaam zichtbaar te maken’.

Rachel Esner, hoofddocent moderne en hedendaagse kunst aan de UvA: ‘Mannen streven vaker naar volledigheid, de collectie bevestigt hun status en is een soort zelfportret. Vrouwen kopen vaak van kunstenaars in hun omgeving om ze te steunen.’Beeld Bob Bronshoff

Het idee speelde al langer, zegt Rachel Esner, hoofddocent moderne en hedendaagse kunst aan de UvA. “Maar toen het Rijksmuseum vorig jaar voor het eerst in de geschiedenis werk van vrouwelijke kunstenaars liet zien in de Eregalerij, dachten we: waarom zouden we niet vrouwen in de hele kunstwereld zichtbaar maken? Tijdens een eerste expertmeeting bleek dat veel musea al met het onderwerp bezig zijn. In Museum Gouda wordt bijvoorbeeld onderzoek gedaan naar de eerste vrouwelijke directeur daar.”

“Ons ideaal is een platform te creëren waar niet alleen wij, maar alle musea informatie aan kunnen toevoegen,” haakt Mayken Jonkman aan, senior conservator van RKD – Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis. “Dat kan fungeren als een vliegwiel voor ander onderzoek. Het begint met biografieën en daar kun je rode draden uit spinnen waardoor we vragen kunnen stellen als: verzamelen vrouwen anders dan mannen? Of: tegen welke grenzen lopen vrouwelijke verzamelaars aan?”

Een eerste noodzakelijke stap is een inventarisatie en die verloopt anders dan gebruikelijk omdat vrouwen doorgaans afwezig zijn in officiële documenten. Jonkman: “Alleen omdat de student die afstudeerde op Betsy Westendorp-Osieck toegang had tot agenda’s en dagboeken, kwam ze erachter dat Westendorp niet alleen schilderde – ze was een van de Amsterdamse Joffers – maar ook een actieve rol speelde in de collectie die ze met haar man opbouwde. Belangrijke stukken Aziatica uit de Rijksmuseumcollectie zijn geschonken door haar, maar haar rol viel weg achter de naam van haar echtgenoot.”

Vergeten grondlegger Stedelijk

Een belangrijke reden waarom vrouwen in de kunstgeschiedenisboeken ontbreken, is juridisch. Tot 1956 waren vrouwen wettelijk handelingsonbekwaam. Als ze getrouwd waren konden ze geen bankrekening openen en zelfs niet op reis zonder toestemming van manlief. “Een groot deel van de vrouwen werd ook niet geacht te werken,” aldus Esner. “Dus als ze actief waren binnen musea, was dat als vrijwilliger, laag in de organisatorische hiërarchie. Ongehuwden die wel in dienst waren, hadden functies als secretaresse of bibliothecaresse, Maar ze waren wel betrokken bij het verwerven van belangrijke werken en deden vaak het werk van een conservator.”

Marjorie Harriet Bottenheim, 1916.Beeld Atelier J. Merkelbach/Stadsarchief

In bepaalde gevallen was hun werk zelfs cruciaal. Zo leerde Ida Peelen zichzelf begin 20ste eeuw omgaan met een camera en vormden haar foto’s de basis voor de eerste catalogi over de Rijksmuseumcollecties beeldhouwkunst en meubels. Een andere vrouw in dienst van het Rijks, Marjorie Bottenheim, zorgde er bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog voor dat alle boeken en prenten tijdig in veiligheid werden gebracht. Direct daarna moest de Joodse museummedewerker zelf onderduiken.

Vrouwen zijn ook veel actiever geweest als kunstverzamelaars dan tot nu toe werd aangenomen. “Door in archieven van kunsthandels en veilingen te zoeken naar verkoop uit vrouwelijke nalatenschap zijn we al 270 nieuwe namen tegengekomen,” zegt Jonkman. “Iedereen kent Hélène Kröller-Müller, die een eigen museum stichtte, maar het Stedelijk had niet bestaan zonder Sophia Adriana Lopez-Suasso-de Bruijn, een rijke Amsterdamse weduwe wier collectie de basis van het museum vormt.”

Bij de opening in 1895 heette de instelling in de volksmond Suasso Museum, maar anders dan bij het Van Abbemuseum of Boijmans Van Beuningen bleef die herinnering aan de initiator niet op de gevel staan. Zoals ook vergeten is dat Geesje Mesdag-Van Calcar niet alleen een grote verzameling schilderijen schonk aan het Groninger Museum, maar tevens de zalen inrichtte.

Avontuurlijker verzamelen

Welgestelde echtparen verzamelden vaak samen, maar omdat de naam van de man op de facturen staat, wordt de collectie meestal aan hem toegeschreven. “Je kunt je in dat licht afvragen wat verzamelen eigenlijk inhoudt,” stelt Jonkman. “Is de verzamelaar degene die betaalt of degene die de collectie bijhoudt, documenteert en keuzes maakt voor aankopen – wat heel vaak de vrouwen waren.”

Bovendien leven vrouwen doorgaans langer dan mannen en zorgen zij ervoor dat de kunst bij musea terechtkomt, aldus Esner. “Verzamelen en schenken was voor veel 19de-eeuwse vrouwen een vorm van emancipatie, ze konden zich er zelfbewust mee uiten.” En hoewel zij ver uit de buurt van genderstereotyperingen wil blijven, zijn er wel degelijk verschillen in de manier van verzamelen te benoemen. “Mannen streven vaker naar volledigheid, de collectie bevestigt hun status en is een soort zelfportret. Vrouwen kopen vaak van kunstenaars in hun omgeving om ze te steunen.”

Josephina en Lambertus van Baaren, fotograaf onbekend, circa 1950.Beeld Centraal Museum

“Omdat voor vrouwen status niet altijd een rol speelde , kochten ze vaak avontuurlijker,” voegt Jonkman toe. “Neem broer en zus Van Baaren, wier bezit tegenwoordig in het Centraal Museum te zien is. Lambertus focuste begin 20ste eeuw op de kunstenaars van de Haagse School en de School van Barbizon die twintig tot veertig jaar eerder actief waren. Zijn zus Josephina kocht veel moderner: Carel Willink, Charley Toorop, op het scherpst van de snede.”

Voor sommige kunstenaarsoeuvres is vrouwelijke steun essentieel geweest. Zo was Anna Boch de eerste en enige die een schilderij van Vincent van Gogh kocht toen hij nog leefde. Ook de eerste koper na zijn overlijden was een vrouw, Georgette van Stolk, en haar Sterrennacht is tegenwoordig een van de topstukken van het MoMA in New York.

Gesamtkunstwerk

Het onderzoek naar de vrouwelijk inbreng in de Nederlandse kunst- en museumgeschiedenis gaat vier jaar duren en beslaat de periode 1780-1980, beginnend vlak voor de oprichting van Nederlands eerste museum en eindigend in een jaar waarin de rol van vrouwen binnen musea gemeengoed is geworden. 

Nieuwe kennis wordt naar buiten gebracht via de gebruikelijke wetenschappelijke publicaties, symposia en congressen, maar Esners studenten mikken daarnaast op een algemeen publiek door vondsten regelmatig te delen via Instagram. Ook ongebruikelijk: modetijdschrift Harper’s Bazaar is mediapartner en rapporteert vier keer per jaar over de voortgang.

Brede maatschappelijke erkenning is een groot goed, maar Jonkman hoopt dat het onderzoek ook effect heeft op de hedendaagse tentoonstellingspraktijk. “Kunst wordt nu nog veelal gepresenteerd zoals mannelijke verzamelaars dat vaak thuis deden: werken in een speciale ruimte, één of twee rijen boven elkaar, liefst symmetrisch. Vrouwen presenteerden vaker collecties als onderdeel van de huiselijke setting. Ze combineerden schilderijen en sculpturen met textiel en keramiek, als een gesamtkunstwerk. Het Rijksmuseum paste een beperkt gecombineerde presentatie toe bij de heropening in 2013, maar dat ging toen meer om de dialoog tussen de objecten. Het zou mooi zijn om kunst eens te tonen zoals bijvoorbeeld Betsy Westendorp dat in haar huiskamer deed.”

Esner hoopt vooral dat het onderzoek de blik op de museumgeschiedenis een slag kan draaien. “We zijn allemaal zo geobsedeerd met Willem Sandberg, Dirk Hannema en Jean Leering. Maar een museum is veel meer dan zijn directeur, het is een team en alle teamleden doen werk dat essentieel is maar vaak anoniem blijft. Als we daar meer aandacht aan besteden wordt het verhaal over ons openbaar kunstbezit completer en eerlijker. Daarom noemen we dit onderzoek ook De Andere Helft. Het gaat er niet om de ene helft boven de andere te stellen, maar om allebei even zichtbaar te maken.”

Verzamelen en schenken was voor veel 19de-eeuwse vrouwen een vorm van emancipatie, ze konden zich er zelfbewust mee uiten