Het verraad van
Anne Frank

Coldcaseteam presenteert meest waarschijnlijke scenario

Het is bijna tachtig jaar geleden dat Anne Frank werd verraden. Wie tipte de nazi’s over haar onderduikadres? Die vraag is nooit opgehelderd. Een onderzoeksteam zegt nu de waarschijnlijke verrader te hebben gevonden. Intrigerend: de vader van Anne, Otto Frank, kende die naam vermoedelijk ook.

Onderzoek leidt naar vermoedelijke verrader van Anne Frank

Anne Frank en de zeven andere onderduikers in het Achterhuis zijn in 1944 zeer waarschijnlijk verraden door notaris Arnold van den Bergh, lid van de Joodse Raad in Amsterdam. Die beschikte vermoedelijk over een lijst met onderduikadressen die hij moet hebben doorgegeven aan de Duitse Sicherheitsdienst, in ruil voor bescherming van zijn gezin.

Oud FBI-agent Vince Pankoke herinnert zich zijn opwinding, die middag in januari 2019, als hij bij de zoon van een voormalige Nederlandse rechercheur een 55 jaar oud politie-onderzoek mag inzien. De ordner op tafel bevat documenten over het verraad van acht onderduikers op de Amsterdamse Prinsengracht tijdens de Tweede Wereldoorlog. Twee jaar en dertig dagen hebben ze zich daar in het achterhuis schuilgehouden, met hulp van vijf helpers, werknemers van vader Otto Frank. Maar op 4 augustus 1944 zijn ze, na verraad, door de nazi’s ontdekt en afgevoerd naar Auschwitz. Alleen Otto is na de oorlog teruggekeerd. Het dagboek van zijn dochter Anne heeft daarna de wereld veroverd, maar één mysterie is nooit opgelost: wie was op die augustusmorgen de verrader? Steeds weer zijn nieuwe namen genoemd, nooit kwam er uitsluitsel.

De gepensioneerde Pankoke, die 27 jaar ervaring heeft als geheim agent bij de Amerikaanse FBI, geeft leiding aan een team van vooral Nederlandse experts, die na 78 jaar met vereende krachten alsnog het antwoord op die ene vraag proberen te geven. Uit ervaring weet hij dat rechercheurs vaak kopieën van belangrijke stukken thuis bewaren en die kennis wordt de sleutel in de meest besproken cold case ter wereld, over het verraad van een meisje dat met haar dagboek een van de best gelezen boeken aller tijden schreef. Als hij die middag de oude ordner van de rijksrecherche doorbladert, ontdekt hij onder op de stapel paperassen een papiertje met een getypte boodschap:

Otto Frank had tegenover de politie ooit over dat briefje gerept – hij zou het na de oorlog hebben ontvangen – maar of het echt bestond was onduidelijk gebleven. Het was nooit gevonden. Rechercheur Arend van Helden bleek thuis een kopie te hebben opgeborgen en de zoon had het dossier na het overlijden van zijn vader bewaard. Die paar zinnen op dat vergeelde blaadje zetten het coldcaseteam op het spoor van wat zich rondom het verraad moet hebben afgespeeld. Het is ‘het meest waarschijnlijke scenario’, zegt Pankoke, telefonisch vanuit Florida, ‘het enige scenario waarbij de verrader beschikte over motief, kennis en gelegenheid, de drie pijlers van ieder opsporingsonderzoek.’ Het enige scenario ook waarmee veel geheimzinnige gebeurtenissen en getuigenissen die het team tegenkomt, kunnen worden verklaard.

Maandag worden, na vijf jaar onderzoek, wereldwijd de resultaten bekendgemaakt in een boek dat in tientallen landen verschijnt. Het verraad van Anne Frank, geschreven door de gelauwerde Canadese schrijfster Rosemary Sullivan, beschrijft het jarenlange intensieve speurwerk, waarvoor de Nederlandse filmmaker Thijs Bayens het idee bedacht.

De resultaten zijn zo lang na de oorlog nog steeds relevant, zegt Pieter van Twisk, hoofd onderzoek van het coldcaseteam. ‘We hebben zoveel nieuwe informatie en verbanden gevonden, natuurlijk is het van belang om die kennis openbaar te maken.’ Het verhaal, zegt hij, maakt bovendien nog iets anders duidelijk: ‘Als we onze democratische waarden verliezen, komen mensen tegenover elkaar te staan. Daar moeten we ons in de huidige tijd veel meer bewust van zijn.’

In het kantoor van het coldcaseteam in Amsterdam-Noord zijn de muren behangen met foto’s, plattegronden en krantenknipsels die de situatie in het oorlogsjaar 1944 visualiseren en samenvatten. Het is de uitvalsbasis van een team deskundigen dat gaandeweg vorm heeft gekregen: rechercheurs, forensisch deskundigen, historici, criminologen, archivarissen, (oud-)onderzoekers van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (Niod). Pankoke, zoon van een oorlogsveteraan, is op advies van een Nederlandse politieadviseur aangetrokken als teamleider.

De experts zoeken, met hulp van tientallen vrijwilligers, in archieven over de hele wereld, speuren in kilometers dossiers, bekijken uren aan beeld- en geluidsmateriaal. Ze checken het arrestatiepatroon in 1943 en 1944 (om de modus operandi van de Jodenjagers te achterhalen), lezen alle dagrapporten van de Amsterdamse politie, bestuderen wat omwonenden kunnen hebben gezien of gehoord, hoeveel collaborateurs er in de buurt woonden, zoeken uit wie er in die tijd telefoon had, verzamelen álle uitspraken over het verraad die getuigen door de jaren heen hebben gedaan, waar dan ook. Een speciaal ontworpen kunstmatige-intelligentieprogramma stelt het team in staat om de miljoenen details rond de zaak samen te voegen en zo verbanden te leggen.

Interactieve kaart gemaakt door Xomnia, dat de ruwe gegevens van het coldcaseteam verwerkte tot een big data-systeem. De rode cirkeltjes geven de adressen aan van bekende collaborateurs, gele cirkeltjes markeren de adressen van SD-informanten. 
Beeld afkomstig uit besproken boek / Beeldbewerking Volkskrant

Naar het verraad is na de oorlog twee keer politieonderzoek gedaan, in 1948 en in 1963, maar erg grondig is dat nooit gebeurd, zegt Van Twisk. ‘Daar was ik verbaasd over. Er was sprake van een tunnelvisie, alleen een magazijnmedewerker was in beeld, maar tegen hem bestond geen overtuigend bewijs.’ Ook onderzoek van historici en biografen leverde de afgelopen decennia geen eenduidig antwoord op.

Het coldcaseteam stelt een lijst op met dertig mogelijke verraad-scenario’s die door de jaren heen, door alles wat ze ontdekken en doorzien, één voor één afvallen. De beruchte Joodse informant, de louche chanteur, het familielid van een van de helpers, de argwanende magazijnchef, de groenteboer die wist van de onderduikers: ze kunnen het onmogelijk gedaan hebben.

Een smoking gun ontdekt het team niet, het zijn uiteindelijk details waar eerder overheen is gekeken, kleinigheden die verkeerd zijn begrepen, die alles bij elkaar tot het meest waarschijnlijke scenario leiden, zegt Vince Pankoke.

Het anonieme briefje dat de zaak een beslissende wending gaf. 
Foto met dank aan Monique Koemans

De inhoud van het briefje dat na de bevrijding bij Otto Frank in de bus wordt gegooid moet op hem aanvankelijk volstrekt ongeloofwaardig zijn overgekomen. Notaris Arnold van den Bergh, gerespecteerd in de Joodse gemeenschap, medeoprichter van de Joodse Raad, zou het adres op de Prinsengracht hebben doorgegeven aan de Jüdische Auswanderung, het bureau dat de deportatie van de Joden organiseerde.

Het getypte briefje dat Vince Pankoke in 2019 ontdekt in het oude politiedossier blijkt een kopie. Onderaan heeft rechercheur Van Helden genoteerd dat het origineel bij een bevriende notaris van Otto Frank ligt, wat wordt bevestigd in documenten die het team tegenkomt. Een internationaal vermaarde forensisch documentenonderzoeker achterhaalt, via een vergelijking met oude brieven van Otto Frank, dat Frank de kopie inderdaad op zijn schrijfmachine heeft getikt, ergens in de jaren vijftig. Hij achtte het briefje blijkbaar zo belangrijk, dat hij het heeft overgetypt en het origineel in veilige bewaring heeft gegeven, zegt onderzoeksleider Van Twisk.

Otto Frank vertelt de rechercheur dat hij notaris Van den Bergh niet kent, de rechercheur laat het er verder bij zitten en neemt het afschrift niet eens op in zijn officiële dossier. Maar vreemd genoeg blijkt Frank in de jaren na de oorlog wel degelijk onderzoek te hebben gedaan naar de notaris. Hij is zelfs naar de gevangenis geweest om daar een van de Nederlandse agenten, die waren betrokken bij de inval in het achterhuis, te ondervragen over Van den Bergh.

Otto Frank (1889-1980)
Vader van Anne en Margot, die in 1942 besloot om met zijn gezin en vier anderen onder te duiken in zijn bedrijfspand aan de Amsterdamse Prinsengracht. Hij overleefde concentratiekamp Auschwitz en keerde na de oorlog als enige onderduiker terug.

Zeven jaar na de oorlog verhuisde hij naar Bazel waar hij hertrouwde. Daar richtte hij het Anne Frank Fonds op dat sindsdien de auteursrechten van het dagboek beheert. Zijn leven lang zou hij corresponderen met lezers van het dagboek, die correspondentie is bewaard gebleven.  

Foto Anne Frank Huis

Nóg iets intrigerends: het coldcaseteam vindt een getuigenverklaring waarin staat dat de Joodse Raad over honderden adressen beschikte van onderduikers. De Joodse Raad, in 1941 op last van de bezetter opgericht om de Joodse gemeenschap te besturen, genoot kennelijk zoveel vertrouwen in de eigen gemeenschap dat bijvoorbeeld gevangenen in doorgangskamp Westerbork post voor ondergedoken familieleden naar de Raad stuurden, met hun onderduikadres erbij.

En dan is er nog een cruciaal detail: aan de inval in het Achterhuis moet een uitzonderlijk telefoongesprek vooraf zijn gegaan. De tip over het adres kwam binnen bij Julius Dettmann, een hoge functionaris bij de Sicherheitsdienst (SD), de inlichtingendienst van de nazi’s, die er meteen agenten op af stuurde. Een willekeurige burger was nooit bij Dettman uitgekomen, concludeert het team, want de SD’er stond niet in het telefoonboek, sprak geen Nederlands en was te hoog in rang om zomaar naar te worden doorverbonden. Dettman zelf heeft zich er nooit over uitgelaten, hij pleegde vlak na de oorlog zelfmoord in zijn cel.

Wie had de positie om een hooggeplaatste nazi te bellen, beschikte over adressenlijsten en had een motief om ze te gebruiken? Volgens het coldcaseteam kan het niet anders dan dat de naam op dat briefje klopt. Arnold van den Bergh is in die jaren een zeer succesvol notaris die door zijn werk connecties heeft binnen de nazi-hiërarchie. Zo is hij nauw betrokken bij de overdracht van de beroemde Amsterdamse kunsthandel Goudstikker aan de Duitse zakenman Alois Miedl, waardoor hij in contact komt met de top van de Sicherheitsdienst in Amsterdam.

Door zijn lidmaatschap van de Joodse Raad en zijn contacten met de bezetter kan hij zichzelf en zijn gezin lange tijd behoeden voor deportatie. Maar in de loop van 1944 valt die bescherming weg, en begint een wraakzuchtige NSB-notaris hem bij de nazi-top zwart te maken. Hij moet in paniek zijn geraakt, concludeert onderzoeksleider Van Twisk.

De Joodse Raad, Amsterdam 1942. Arnold van den Bergh zit als vijfde van links.
Foto Image Bank WW2/Niod/Joh. de Haas

Adressen van onderduikers zijn bij de SD zeer gewild, zo blijkt uit talloze verhoren die het coldcaseteam doorspit. Als lid van de Joodse Raad zou Van den Bergh de beschikking kunnen hebben gehad over die adressen en hij was ook in de gelegenheid die makkelijk door te geven.

Het team traceert een kleindochter, achterhaalt dat Van den Bergh zijn drie dochters heeft laten onderduiken, maar waar de notaris en zijn vrouw hun laatste oorlogsjaar hebben doorgebracht, blijft onduidelijk. Over onderduik hebben ze het nooit gehad, vertelt de kleindochter aan hen. Vaststaat, zo blijkt uit de naspeuringen van het coldcaseteam, dat zij nooit zijn gedeporteerd, zoals de andere leden van de Joodse Raad.

Het scenario van de notaris, concludeert het team, is ook het enige scenario dat het raadselachtige gedrag en de uitlatingen van Otto Frank en zijn goede vriendin annex helper Miep Gies in de naoorlogse jaren kan verklaren.

Miep Gies (1909-2010)
Was een van de helpers van de onderduikers in het achterhuis. Zij redde na de inval de dagboekaantekeningen van Anne Frank en gaf die later aan haar vader Otto. Ze hield levenslang een hechte band met Otto, die na de bevrijding zeven jaar lang bij haar en haar man inwoonde. Mede op haar aandringen werd het dagboek in 1947 gepubliceerd.

Haar leven lang heeft ze overal ter wereld verteld over haar oorlogservaringen om zo de herinnering aan Anne en de andere vermoorde onderduikers levend te houden.

Foto Anne Frank Huis

‘Het bizarre is dat wij jaren hebben gespendeerd aan het traceren van de verrader terwijl Otto Frank al die tijd waarschijnlijk heeft geweten wie het was’, zegt Vince Pankoke. Waarom heeft Frank de zaak laten rusten? Waarom is hij pas in 1963 met het briefje op de proppen gekomen?

Arnold van den Bergh overlijdt in 1950. Uit tal van voorbeelden blijkt, concludeert het coldcaseteam, dat Otto Frank de medeplichtigheid van de notaris nooit heeft willen onthullen. Sterker nog, hij heeft alles in het werk gesteld om zijn naam te verbergen. Daar heeft hij, denkt het team, meerdere motieven voor gehad. Hij wil de kinderen van de notaris niet belasten met de fout die hun vader heeft gemaakt. Maar hij vreest ook voor de extreme reacties die openbaarmaking zullen oproepen: als hij bewijst dat ze niet zijn verraden door de nazi’s of door een NSB’er of collaborateur, maar door een gerespecteerde Nederlandse Jood, dan wakkert hij daarmee ongetwijfeld antisemitische sentimenten aan. Hoe sterk die sentimenten zijn, merkt hij aan de laster die na publicatie van het dagboek van Anne op hem neerdaalt. Otto Frank spant zelfs rechtszaken aan tegen mensen die twijfelen of het dagboek van zijn dochter wel echt is.

Als nazi-jager Simon Wiesenthal in Oostenrijk op jacht gaat naar de voormalige medewerker van de Sicherheitsdienst (SD) die in 1944 de leiding had over de inval in het achterhuis, werkt Otto Frank hem opmerkelijk genoeg tegen. Hij moet bang zijn geweest, zegt Van Twisk, dat de oud-nazi de naam van de verrader zou kennen en openbaren. Het verhaal van Anne Frank is dan al beroemd, als Wiesenthal de SD'er in 1963 vindt, gaat dat de wereld over. In Nederland wordt om die reden een nieuw politieonderzoek geopend, en dan beseft Otto Frank dat hij moet handelen, vermoedt het team, om te voorkomen dat de getraceerde SD'er de identiteit van de verrader onthult. Hij toont het kopie van het briefje, maar doet daar zo luchtig over dat de rechercheur niet verder zoekt. In Oostenrijk laat de oud- SD’er in een verhoor weten dat hem nooit is meegedeeld wie de familie Frank heeft aangegeven. Zo blijft het geheim bewaard.

Het team ontdekt dat Miep Gies, een van de vijf helpers, ettelijke keren heeft laten doorschemeren dat ze wist wie de verrader was, maar daar niets over kon zeggen. Tijdens een lezing uit 1994 praat ze haar mond een beetje voorbij en vertelt ze haar Amerikaanse toehoorders dat de verrader al was overleden toen er in 1963 een nieuw politie-onderzoek werd ingesteld.

Vlnr: Pieter van Twisk, Thijs Bayens en Vince Pankoke in de begindagen van het onderzoek. 
Foto Vince Pankoke

Wie schreef het briefje waarin de notaris als verrader werd genoemd? En waar is het origineel? Er blijven genoeg vragen over die het coldcaseteam niet heeft weten te beantwoorden. Onderzoeksleider Van Twisk hoopt dat er na publicatie van het boek nieuwe informatie binnen zal komen. De onderzoeksdatabank wordt geschonken aan de Nederlandse overheid.

Het briefje moet zijn geschreven door iemand die wist dat er op het adres aan de Amsterdamse Prinsengracht mensen waren verraden, die wist dat er tenminste één onderduiker was teruggekeerd en die wist dat de Joodse Raad adreslijsten had. Maar alle potentiële briefschrijvers die het team naloopt, vallen af. Als de notaris meer adressen heeft verraden dan is het heel goed mogelijk dat er na de bevrijding vergelijkbare briefjes naar andere voormalige onderduikplekken zijn gestuurd, zegt Van Twisk. Alleen was Otto Frank waarschijnlijk de enige die ondergedoken zat in zijn eigen pand, de enige die naar dat adres terugkeerde en dus de enige die zo’n briefje onder ogen heeft gekregen.

Karl Silberbauer (1911-1972)
Was een Oostenrijkse functionaris van de Sicherheitsdienst die op 4 augustus 1944 de leiding had over de inval in het achterhuis. Hij keerde na de oorlog terug naar Wenen waar hij bij de politie ging werken.

In 1963 werd hij gearresteerd nadat nazijager Simon Wiesenthal hem had opgespoord. Zijn strafvervolging werd gestaakt, mede door een getuigenverklaring van Otto Frank, die vertelde dat Silberbauer zich destijds tijdens de inval correct had gedragen.

Foto AFG/IISG

Er is vermoedelijk nóg een reden waarom Otto Frank zijn leven lang zijn mond heeft gehouden, zegt Van Twisk. ‘De notaris was geen slecht mens, hij werd met een gruwelijk dilemma geconfronteerd en dat moet Otto Frank hebben ingezien. Hoe zouden wij hebben gehandeld? Het is een vraag die alle teamleden zich vaak hebben gesteld. Wij leven in vrijheid, wij kunnen daar helemaal geen moreel oordeel over vellen.’

De conclusies zullen hard aankomen, beseft Vince Pankoke. Het team, zegt hij, heeft in dezelfde tweestrijd gestaan als Otto Frank waarschijnlijk heeft doorgemaakt: wel of niet openbaar maken? Het gaat om historische feiten en dat die naar buiten komen is van groot belang, vindt hij. Maar er is één boodschap, één heel belangrijk voorbehoud dat hij aan de conclusies wil meegeven: ‘Het zijn de nazi’s die verantwoordelijk waren voor de dood van de onderduikers, niet de notaris die hun adres doorgaf.’

Rosemary Sullivan: Het verraad van Anne Frank
Uitgeverij Ambo Anthos; € 22,99