Nog niet eerder waren er zo veel vrouwelijke hoogleraren in Nederland: één op de vier professoren is tegenwoordig vrouw. Dat blijkt uit de jongste Monitor Vrouwelijke Hoogleraren, die jaarlijks bijhoudt hoeveel vrouwen er op de universiteiten werken, in alle lagen.
Op internationaal vlak is dat een matige score. Op Europese ranglijsten staat Nederland in de onderste regionen. Alleen in landen als Duitsland, Hongarije, België, Cyprus en Luxemburg werken nog minder vrouwen aan de top van hun wetenschapsgebied.
Van de veertien universiteiten in Nederland doet de Open Universiteit het ’t beste: daar is meer dan 40 procent van de hoogleraren vrouw. Hekkensluiter is de Technische Universiteit Delft, met minder dan 18 procent vrouwelijke hoogleraren. De Delftse universiteit wordt op de voet gevolgd door de Technische Universiteit Eindhoven, Universiteit Twente en Wageningen Universiteit, waar dat percentage rond de 20 procent ligt. Voor het rapport werd gebruikgemaakt van cijfers over 2020.
Niet in verhouding
Het gemiddelde percentage vrouwelijke hoogleraren aan de Nederlandse universiteiten staat met ruim 25 procent niet in verhouding tot het aantal vrouwelijke studenten dat jaarlijks van de universiteit afstudeert. Van de afstudeerders is meer dan 50 procent vrouw, al jarenlang een stabiel percentage. Maar het aantal vrouwen daalt nog altijd bij elke stap op de carrièreladder, zo laat de monitor goed zien. Promovendi: 44,4 procent vrouw. Universitair docenten: 43,5. Universitair hoofddocenten: 30,4.
Het aantal vrouwelijke hoogleraren groeit wel gestaag, ondanks een kleine dip vorig jaar. Vergelijk het bijvoorbeeld met tien jaar geleden, toen het hoogleraarschap nog een zeer mannelijke aangelegenheid was. In 2011 was slechts één op de zeven hoogleraren vrouw.
Nauwelijks groei
Elke universiteit heeft een eigen streefcijfer om het aantal vrouwen aan de wetenschapstop te verhogen. De opstellers van de monitor, het Landelijk Netwerk Vrouwelijke Hoogleraren (LNVH), zijn daar kritisch op, zo valt te lezen: „Of de gestelde doelen voor 2025 uitzonderlijk ambitieus zijn, kan betwist worden.”
De vrees is dat universiteiten die het relatief goed doen, „achterover gaan leunen”. Nu al groeit het aantal vrouwelijke hoogleraren op sommige universiteiten nauwelijks. Bij de Radboud Universiteit Nijmegen en Universiteit Leiden, waar nu één op de drie hoogleraren vrouw is, werden wel vrouwelijke hoogleraren aangenomen, maar meer of evenveel mannen, waardoor de groei per saldo relatief laag is.
In de monitor komen ook verschillen in contractvormen en salaris tussen vrouwelijke en mannelijke wetenschappers aan bod. Vrouwelijke hoogleraren zijn gemiddeld lager ingeschaald dan hun mannelijke collega’s. Wel hebben zij vaker een ‘groter’ contract, dat wil zeggen: voor meer uren. Over de gehele linie hebben vrouwelijke wetenschappers juist vaker een contract voor minder uren dan hun mannelijke collega’s. Ook zitten ze vaker in tijdelijke constructies.