Direct naar artikelinhoud
reportage

Minder kinderen uit huis plaatsen? Jeugdbescherming west probeerde het. Vooralsnog tevergeefs

Minder kinderen uit huis plaatsen? Jeugdbescherming west probeerde het. Vooralsnog tevergeefs
Beeld Eddo Hartmann

Al voor de ophef over de uithuisplaatsingen van kinderen van toeslagenouders was er een breed gedeeld streven veel minder kinderen bij hun ouders weg te halen. De organisatie Jeugdbescherming west ging daarin voorop. De oogst na een jaar: veel dilemma’s, weinig resultaat.

‘Zo veel mogelijk kinderen moeten thuis opgroeien.’ Dat heldere doel stelde de Jeugdbescherming west (regio Den Haag) vorig jaar in haar plan Uithuisplaatsing als ultimum remedium. Het streven: in de huidige praktijk wordt 36 procent van de onder haar toezicht geplaatste kinderen uit hun ouderlijk huis gehaald, per 1 september 2021 zou dat een kwart moeten zijn.

Het was de eerste stap naar een groter doel. Jeugdbescherming west sloot zich aan bij De beweging van Nul, een initiatief om de jeugdzorg te verbeteren van onder anderen jeugdpsychiater Peter Dijkshoorn. Het weidse vergezicht is dat door een andere manier van werken – betere preventieve zorg, meer aandacht voor mogelijke trauma’s van ouders en het beter benutten van kennis over effectieve zorg voor kinderen – in de toekomst helemaal geen kinderen meer uit huis hoeven te worden geplaatst. Ook andere jeugdbeschermingsorganisaties zijn hieraan mee gaan doen, onder meer Save Jeugdbescherming en William Schrikker Jeugdbescherming.

Dit streven komt niet uit de lucht vallen. De kritiek op de jeugdbescherming zwelt aan. De politiek maar ook de brancheorganisatie Jeugdzorg Nederland vindt dat het wel wat minder kan met het weghalen van kinderen bij hun biologische ouders.

Schrijnende verhalen

Als die ouders hun kinderen slaan of verslaafd zijn, kunnen die kinderen vaak elders veiliger worden ondergebracht. Maar ouders en kinderen hebben nu te weinig in te brengen als de jeugdbescherming ingrijpt, zegt ook een adviesorgaan als de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming. Veel ouders vertellen schrijnende verhalen over hoe hun kind, in hun ogen zonder goede reden, uit het ouderlijk huis is gehaald. Dat jeugdbeschermers te snel zouden overgaan tot deze zeer ingrijpende maatregel. Dat die sneeuwbal bijvoorbeeld kan gaan rollen als een wraakzuchtige ex een onterechte zorgmelding doet en zijn beschuldigingen ongeverifieerd in een rapportage terechtkomen.

‘We plaatsen kinderen uit huis voor hun eigen veiligheid. Voor sommige kinderen is het noodzakelijk’, zegt projectleider Cora Bakker, gedragsdeskundige van Jeugdbescherming west. ’Maar het kan schadelijk zijn voor een kind als je het uit zijn vertrouwde omgeving trekt, daar is iedereen het over eens. Bij onze beslissingen zijn wij ons steeds meer bewust van die negatieve bijeffecten.

‘Daarom moet de vraag niet zijn: zijn deze ouders perfect? Maar wel: is het ouderschap goed genoeg in dit gezin? Dat is geen wiskunde, gevoel speelt mee in de beslissingen om een kind wel of niet uit huis te plaatsen. Net als de angst van jeugdbeschermers om na een verkeerde beslissing voor de tuchtrechter te worden gesleept.’

Want dat is het dilemma waarvoor jeugdbeschermers zich geregeld geplaatst zien. ‘Iedereen vindt dat wij te veel kinderen uit huis plaatsen’, zegt Bakker. ‘Maar als een kind overlijdt aan mishandeling, zeggen ze: je hebt te weinig gedaan om het te voorkomen.’

Schrijnende verhalen
Beeld Eddo Hartmann

Tel daarbij een aantal belemmerende factoren op: een tekort aan (voldoende gekwalificeerde) jeugdbeschermers, met een hoog verloop bovendien. En een schrijnend gebrek aan passende hulp voor gezinnen, versterkt door de grote financiële problemen bij de gemeenten die voor die zorg moeten betalen.

‘Heel ambitieus’

Dapper van Jeugdbescherming west om als eerste jeugdbeschermingsorganisatie aan de slag te gaan met de Beweging van Nul, vindt Peter Dijkshoorn. De jeugdpsychiater zet zich sinds september 2019 namens de Vereniging Nederlandse Gemeenten in om het jeugdzorgstelsel te verbeteren. ‘Natuurlijk is het streven naar nul uithuisplaatsingen heel ambitieus. We willen hoog inzetten, anders bereiken we niets.’

Actie is noodzakelijk, vindt Dijkshoorn. ‘In 1998 zaten 26 duizend kinderen in pleeggezinnen of instellingen. Inmiddels zijn dat er 46 duizend, van wie ruim 20 duizend met tussenkomst van de kinderrechter.’ Het verbaast hem dat nooit grondig is onderzocht hoe dat aantal zo heeft kunnen toenemen. ‘Ook houden we niet systematisch bij hoe het de kinderen vergaat die dit overkomt. Zijn ze er wel beter van geworden, dat moeten we toch weten?’

Om Jeugdbescherming west te ondersteunen, sprak Dijkshoorn het afgelopen jaar in bijeenkomsten met de jeugdbeschermers: doen zij alles om een uithuisplaatsing te voorkomen? Hoe nemen zij hun beslissingen, welke dilemma’s spelen daarbij mee?

‘Zulke vragen roepen op de werkvloer ook weerstand op’, vertelt Bakker. ‘Doen wij het nu dan niet goed genoeg, zeggen jeugdbeschermers dan. Zeg je hiermee dat we te gemakkelijk kinderen uit huis plaatsen? Maar wij willen leren. Bijvoorbeeld door terug te kijken op zaken: hadden we andere keuzen kunnen maken?’

Jeugdbeschermer Angeline – vanwege de gevoeligheid van haar werk wil ze niet met haar echte naam in de krant – zegt dat zij naar haar idee alles in het werk stelt om de kinderen bij hun ouders te laten blijven. Daarvoor doet ze nu extra haar best, vertelt ze, om met zorgaanbieders te bedenken hoe een gezin met specifieke problemen, zoals constant geruzie tussen ouders en een kind dat dreigt te ontsporen, ook gerichte hulp krijgt.

Zo zijn in een gezin onder haar hoede bijvoorbeeld juist de ouders een paar maanden uit huis geplaatst – hulpverleners voeden dan doordeweeks de kinderen op – zodat de vader en de moeder tijd hebben om aan hun psychische problemen te werken. ‘Dat bespreken we nu met zorgaanbieders. Met welke extra hulp aan ouders en kinderen kunnen we voorkomen dat de kinderen uit huis geplaatst moeten worden’, zegt Angeline. ‘Vaak zijn de gemeenten te overtuigen met het argument dat passende hulp goedkoper is dan een uithuisplaatsing.’

Toeslagenaffaire

Maar ook met zulke inspanningen lukt het de jeugdbeschermers niet altijd om, zoals het in hun taal heet, ‘rust te brengen in het gezin’. Soms wil bijvoorbeeld een ouder niet meewerken. Die kan murw geraakt zijn van telkens andere hulpverleners die zich met hem of haar bemoeien en het vertrouwen hebben verloren.

Jeugdbescherming west zat midden in haar zelfonderzoek toen vorige maand de al smeulende discussie over uithuisplaatsingen verder oplaaide. Het Centraal Bureau voor de Statistiek had data van gedupeerden van de toeslagenaffaire naast die van de uithuisplaatsingen gelegd. Ruim elfhonderd kinderen van zogeheten toeslagenouders bleken de afgelopen zes jaar uit huis geplaatst, aanzienlijk meer dan gemiddeld. Een oorzakelijk verband had het CBS niet onderzocht.

Ook Jeugdbescherming west heeft kindertoeslagenouders onder zich met uit huis geplaatste kinderen, zo heeft de organisatie na een eigen inventarisatie ontdekt. ‘Ontzettend verdrietig vinden we dit’, zegt Bakker. ‘We bekijken nu kritisch of we eerder gemaakte keuzen moeten heroverwegen.’

De jeugdbeschermingsorganisatie trekt zich de kritiek aan, zegt Bakker, maar zij mist in de media ‘het genuanceerde verhaal met aandacht voor de complexiteit van ons werk’. Bovendien hebben de jeugdbeschermers er last van omdat gezinnen een negatief beeld van de jeugdbescherming krijgen, merkt ze op.

‘Het is logisch dat mensen heel fel reageren op de jeugdbescherming, je komt aan kinderen’, zegt jeugdbeschermer Angeline. ‘Maar dit is ingewikkeld werk.’

Toeslagenaffaire
Beeld Eddo Hartmann

De CBS-cijfers over de toeslagenouders zwengelden ook een fundamentele discussie aan: legt jeugdbescherming ouders langs een te strenge meetlat? Dat een vader of moeder schulden heeft, betekent toch niet dat zij ook slechte ouders zijn? Dan kun je toch beter schuldhulpverlening regelen dan hun kinderen uit huis plaatsen? Zo vertelde een gedupeerde toeslagenmoeder de Volkskrant dat de jeugdbeschermer (niet van JB west) het haar aanrekende dat zij geen geld had voor vloerbedekking in haar huis.

Volgens Bakker is die suggestie onterecht. ‘Het is zeker niet zo dat schulden en armoede dé reden zijn voor een uithuisplaatsing’, beklemtoont ze. ‘Door armoede kunnen ouders wel meer stress krijgen, wat de opvoeding negatief kan beïnvloeden. Indien nodig verwijzen we gezinnen door naar schuldhulpverlening. Bij het merendeel van onze cliënten zijn financiële problemen niet de enige zorg. Soms kunnen schulden wel de laatste druppel vormen.’

Dijkshoorn denkt wel dat de jeugdbescherming lering zou moeten trekken uit deze discussie. ‘Jeugdbeschermers moeten meer oog hebben voor wat armoede betekent voor een gezin’, zegt Dijkshoorn. ‘Als een gezin in schulden komt, kunnen er als gevolg daarvan ruzies ontstaan en andere problemen, die er niet zouden zijn geweest zonder de schulden.’

Toegespitste hulp

En nu de hamvraag: is het Jeugdbescherming west gelukt het aantal uithuisplaatsingen flink terug te brengen?

Het teleurstellende antwoord: nee. Deels omdat de jeugdbeschermers ‘de bewustwording in praktijk moeten leren brengen’, zoals de organisatie het omschrijft. Bovendien kwam tijdens het zelfonderzoek naar boven: dat van een groot deel van de onder toezicht geplaatste kinderen de Raad voor de Kinderbescherming al een uithuisplaatsing geadviseerd heeft aan de rechter. Daarover spreekt Jeugdbescherming west nu met de Kinderbescherming.

Toch vindt Bakker dat de jeugdbescherming op de goede weg is. ‘Wij zien een enorme verandering bij de jeugdbeschermers, hoe zij kijken naar zaken. En wij doen dit natuurlijk niet alleen, maar in samenwerking met onder meer de schuldhulpverlening, de volwassenen-ggz, de gemeenten, de woningbouw en het onderwijs. In de enkele gevallen dat het wel gelukt is de uithuisplaatsing te voorkomen, was er tijdig toegespitste hulp voor het gezin beschikbaar.’

Ook andere jeugdorganisaties die de Beweging van Nul onderschrijven, kunnen nog niet laten zien dat zij al minder kinderen uit huis plaatsen. William Schrikker jeugdbescherming is daarvoor met twee maanden nog te kort bezig, zegt bestuursvoorzitter Pim van Uchelen. ‘Wij willen betere zorg aan huis ontwikkelen voor gezinnen in de knel en meer gebruikmaken van de expertise van gedragsdeskundigen.’

En Save jeugdbescherming houdt simpelweg niet bij of de organisatie inderdaad minder kinderen uit huis plaatst, sinds zij deze doelstelling ruim een jaar geleden heeft onderschreven. ‘We zijn ontzettend hard aan de slag onze organisatie te verbeteren’, verzekert bestuursvoorzitter Krijnie Schotel. ‘Maar of dat al effect heeft op de aantallen uithuisplaatsingen, weten we eigenlijk niet.’

Jeugdbescherming west blijft optimistisch. ‘We zien langzaam succesjes ontstaan’, zegt Bakker. ‘Als we bij gezinnen goed inzicht krijgen in wat ze nodig hebben en we bijvoorbeeld ouders goed kunnen helpen met het verwerken van hun trauma’s. Maar het is een langdurig proces.’