Direct naar artikelinhoud
Column

Het vervelendste van inflatie zijn de drammerige deskundigen die hun gelijk komen halen

Het vervelendste van inflatie zijn de drammerige deskundigen die hun gelijk komen halen

‘Het continent koerst af op een periode van hardnekkige inflatie waarmee iedereen die in de jaren zeventig geleefd heeft bekend is’, schrijft Hans-Werner Sinn in een opiniebijdrage. De invloedrijke Duitse econoom met de kabouterbaard, voorheen baas van onderzoeksinstituut Ifo, is dezer dagen niet weg te slaan uit de media. Ter illustratie van het inflatiegevaar schudt hij in een video met een fles Heinz-ketchup. Zijn deskundig commentaar, als de rode kwak op het hagelwitte bord voor hem landt: ‘Oei, nu komt het in één keer.’

Geen overbodige les, nu ook Nederland kampt met de hoogste inflatie sinds 1982. De prijzen van goederen en diensten stegen in november met maar liefst 5,2 procent. Dat holt de koopkracht uit. Toch zit er iets niet lekker aan Sinns waarschuwingen. Deze man roept al meer dan een decennium dat de prijzen omhoog zullen schieten. Waarop steevast een pleidooi voor bezuinigingen en een kleinere overheid volgt. Nu lijkt hij het bij het rechte eind te hebben, maar je kunt het ook anders samenvatten. Sinn zat jaar in, jaar uit faliekant mis.

Daar hebben meer ‘inflationistas’ last van. In Nederland waarschuwde het economenduo Sylvester Eijffinger en Edin Mujagić na de kredietcrisis van 2008 voor gierende inflatie. De laatste sprak zelfs van een dreigende ‘pecunicide’. Geldmoord dus. Gek genoeg verschoof met het verstrijken van de jaren ook telkens het tijdstip waarop de monetaire apocalyps zich zou voltrekken.

Het kan uiteraard vele malen doller. De conservatieve Amerikaanse televisiepresentator Glenn Beck voorzag, schuilend in een gouden deuropening, een ‘economische aardbeving’. Zijn advies voor de kijkers thuis: klamp je vast aan ‘Gold, God and Guns’. En dan zijn er nog de eeuwige vergelijkingen met landen als Venezuela of de Duitse Weimarrepubliek. Op het dieptepunt eind 1923 was 4,2 biljoen Duitse rijksmark 1 dollar waard. Een familie die haar huis verkocht om naar de Verenigde Staten te vertrekken, zou eenmaal aangekomen in de haven hebben gemerkt dat ze met dat vermogen nog geen boot kon betalen. Zelfs een kaartje voor de trein terug zat er niet meer in.

Mooie anekdotes. Wat er zelden bij wordt verteld, is hoe anders de Weimarrepubliek (of Venezuela) was dan onze moderne economie. Duitsland zuchtte onder een gigantische oorlogsschuld. In 1923 bezetten de Fransen het Ruhrgebied en braken er massale stakingen uit. Het Duitse productieapparaat lag, kortom, op zijn gat. Anno 2021 hebben we alleen last van wat frictie binnen productieketens. 

De corona-inflatie bewijst dan ook niet het gelijk van de inflatieprofeten. Het toont vooral dat als je iets maar lang genoeg blijft roepen, het ooit wel een keer uitkomt. Dat doet denken aan een grap van de marxistische econoom Robert Brenner. Die complimenteerde zijn kameraden met het feit dat ze ‘seven out of the last one international crisis’ juist voorspeld hadden. 

Hogere prijzen zijn erg genoeg. Misschien nog wel vervelender zijn de drammerige inflatiedeskundigen die we er de komende maanden gratis en voor niets bij krijgen.