Direct naar artikelinhoud
Interview

Stadsonderzoeker Floor Milikowksi: ‘Veranderingen komen altijd van onderaf’

Buitenwijken worden vaak als probleembuurten gezien, maar volgens stadsonderzoeker Floor Milikowski gebeurt juist daar ook veel goeds. ‘Een nieuwe generatie staat op, strijdbaar en idealistisch.’

Stadsvernieuwing in de Jacob Geelstraat in Slotervaart.Beeld Dingena Mol

Voor verandering moet je in de buitenwijken zijn, zegt Floor Milikowski. “Daar is de ambitie en vernieuwingsdrang die een stad nodig heeft. In de wijken en buurten bínnen de Ring is dat grotendeels verdwenen. Het is homogeen ­geworden, consumptief. Amsterdam is daar ­gevestigde orde.”

Milikowski, bekend van onder meer haar boek Van wie is de stad, waarin ze kritisch was over de groei van Amsterdam, heeft een vervolg ­geschreven: Wij zijn de stad. De buitenwijk als kloppend hart. Een boekje, net iets meer dan honderd pagina’s dik, waarin ze feilloos uiteenzet dat Amsterdam en de Amsterdammers er vaak niet in slagen om ‘buitenwijken’ als ­Zuidoost en Nieuw-West te zien als wat die ­volgens haar zijn: de plekken waar het gebeurt, waar fundamentele veranderingen kunnen plaatsvinden.

Het draait nog steeds te veel uitsluitend om ­economie, zegt Milikowski in het restaurant van Poesiat & Kater, ooit een kraakpand, nu een horecagelegenheid die naadloos past in wat de ­Watergraafsmeer is geworden. “Om die reden worden buitenwijken vaak nog te veel alleen gezien als probleemwijken. Er zíjn problemen, dat is natuurlijk waar, maar er gebeurt ook veel hoopgevends. In mijn boek schrijf ik over de Jacob Geelbuurt in Slotervaart. Over Venserpolder en Amstel III. Buurten waar een nieuwe generatie opstaat, strijdbaar en idealistisch.”

Maar het zijn ook de plekken die onder druk staan. Waar gebouwd moet worden en ontwikkeld. Waar als je niet oppast, zegt Milikowski, de stad zo wordt als binnen de Ring: met woonlasten die skyhigh gaan, plekken waar groepen die niet zijn aangesloten op de netwerken buiten de boot dreigen te vallen en waar voorzieningen als bibliotheken en buurthuizen verdwijnen.

Segregatiemachine

In haar boek zegt Milikowski: ‘Het Amsterdam van de eenentwintigste eeuw is een stad van succes en ongekende mogelijkheden voor ­bepaalde groepen en individuen. Maar het is ook een plek waar eenzaamheid, ongelijkheid en ontoegankelijkheid aan de orde van de dag zijn.’ Waarna ze de toenmalige rijksbouwmeester Floris van Alkemade aanhaalt: ‘Amsterdam is een segregatiemachine die iedereen met ­minder geld naar buiten duwt.’

Gentrificatie dus. In buurten waar oorspronkelijke bewoners zich eerst meer en meer niet ­langer thuis voelen, tot wonen op een gegeven moment financieel onbetaalbaar wordt en ze moeten verhuizen. Milikowksi: “Dat gebeurde eerst in de binnenstad en verspreidde zich vervolgens over de omliggende stadsdelen. Toen ik ooit planologie en sociale geografie studeerde, werd gentrificatie nog als ronduit goed gezien. Na de moeizame jaren 60, 70 en 80 was de komst van hogere inkomens en kenniswerkers zeer welkom in de stad. De verwachting was dat alle bewoners zouden profiteren van de groei en bloei van de stad. Maar dat gebeurt niet.”

Amsterdam heeft zijn eigen succes bewerkstelligd, zegt Milikowski. Het beleid om hoofdkantoren aan te trekken, om vervallen buurten nieuw leven in te blazen: de stad is er schat­hemelrijk van geworden. “Maar het heeft niet voor iedereen geleid tot welvaartsstijging. Door de eeuwen heen is in groeiende, bloeiende steden altijd sprake geweest van segregatie, verdringing en armoede. Dat economische succes is ten koste van iets gegaan.”

Milikowski wijst op Amstel III, het kantoren­terrein in Zuidoost waar bedrijfsruimte wordt getransformeerd tot huisvesting. “Maar voor de bewoners van Zuidoost is er eigenlijk geen plek. Er gaan veel mensen wonen die binnen de Ring geen woonruimte kunnen vinden, voor wie ­Amstel III niet een B-keuze is maar een Q-keuze. En als zich een mogelijkheid aandient vertrekken ze er weer.”

Investeringen in buitenwijken

Bestaande bewoners profiteren niet of nauwelijks van de investeringen die worden gedaan in dit soort buitenwijken, integendeel zelfs, zegt Milikowski. “Gemeenschappen moeten ­versterkt worden, niet afgebroken door het ­verdwijnen van buurtvoorzieningen of het ­bouwen van woningen die de oorspronkelijke bewoners zich met geen mogelijkheid kunnen veroorloven. Als mensen elkaar niet meer ­tegenkomen, werkt dat ondermijnend. Dan krijg je verbeten mensen. We zullen anders naar onze economische werkelijkheid moeten ­kijken.”

Ingewikkeld, want op die manier naar buitenwijken kijken, vergt een omslag in het denken over de stad en de waarde daarvan. Toch is Milikowski niet pessimistisch. Ze sprak met ­bewoners in de buurten en zag het bruisen. Het ­potentieel is aanwezig. “Veranderingen komen altijd van onderaf, ik zie dingen veranderen. Het neoliberale denken, het vertrouwen op het ­oplossende vermogen van de vrije markt, staat ­onder druk, dat voel je: het gesprek is anders.”

Milikowski pleit voor een welzijnseconomie die gericht is op welzijn en basisvoorzieningen, niet op een zo hoog mogelijke winst. “De ­aandacht voor het welzijn van mensen moet centraal staan. Dat was niet zo in de dertig, veertig jaar waarin het trekken aan internationale hoofdkantoren het belangrijkst was. Dat zijn ­patronen die diep zijn ingesleten. Bij ­verschillende buurtinitiatieven in de buiten­wijken zie je dat het ook anders kan. Overheden, ontwikkelaars, ontwerpers: ze zullen achter de tekentafels vandaan moeten komen en moeten ­luisteren.”

Journalist, sociaal geograaf en schrijver van onder meer Van wie is de stad en Wij zijn de stad, dat onlangs ­verscheen.Beeld Fjodor Buis