Direct naar artikelinhoud
Reportage

De baby aanmelden voor een witte basisschool gaat in Utrecht niet meer: ‘Als mijn kind naar Kanaleneiland moet, zou ik niet blij zijn’

Tientallen basisscholen in Utrecht omzeilen de regels met schaduwlijsten, waarop vooral hoogopgeleide witte ouders hun kinderen op piepjonge leeftijd inschrijven. Het stadsbestuur hoopt met een centrale procedure de segregatie in het onderwijs tegen te gaan. Zal dat helpen? 

De openbare basisschool Wittevrouwen in Utrecht gaat uit op vrijdagmiddag. ‘De meeste kinderen hier zijn bevoorrecht.’Beeld Raymond Rutting / de Volkskrant

Zes maanden. Zo jong was haar dochtertje toen Floor Augustinus (42) haar aanmeldde voor de basisschool. Het is vrijdagmiddag en de psycholoog staat op haar kinderen te wachten voor de openbare basisschool Wittevrouwen, die is vernoemd naar de Utrechtse buurt waarin zij staat. Augustinus: ‘Ik zei toen al tegen mijn man: dit slaat helemaal nergens op. We moeten nog maar zien hoe ze zich ontwikkelt.’ Maar het dringende advies van de buren – ‘vroeg aanmelden, dan sta je boven aan de lijst’ – gaf de doorslag. ‘Na de inschrijving zijn we pas gaan onderzoeken of de school überhaupt bij ons past.’

Een wetswijziging uit 2014 – waarbij de wettelijke inschrijfleeftijd werd vastgesteld op 3 jaar – had aan deze vroege inschrijvingen een einde moeten maken. Daar is in Utrecht weinig van terechtgekomen. Tientallen basisscholen omzeilen er de wet door nog steeds inschrijvingen onder die 3 jaar te accepteren, bleek vorig jaar uit onderzoek. Die kinderen belanden op schaduwlijsten en worden bij 3 jaar automatisch geplaatst. Het vergroot de kansongelijkheid en werkt onderwijssegregatie in de hand.

Volgens de onderzoekers zijn het vooral ‘hoogopgeleide autochtone ouders’ die er profijt van hebben. Lageropgeleiden – in Utrecht vaak met een Marokkaanse of Turkse achtergrond – zijn niet op de hoogte van de schaduwlijsten. De onderzoekers troffen ook voorbeelden van ouders die hun kind wel aanmelden op een school, maar ten onrechte horen dat er geen plek meer is. In andere gevallen werd ouders geadviseerd elders in te schrijven, op een school waar ‘meer aandacht is voor de biculturele achtergrond’.

Gelijke kansen

Het zijn zorgwekkende praktijken, vindt het Utrechts stadsbestuur. Om alle kinderen gelijke kansen te bieden, heeft het sinds 1 oktober de inschrijfprocedure gecentraliseerd. Een aanmelding verloopt voortaan via de gemeente en gaat overal volgens dezelfde regels: pas als een kind 3 jaar is, kun je het aanmelden. Broertjes of zusjes krijgen voorrang, daarna zijn de aanmeldingen uit de omgeving aan de beurt. Als er dan nog plekken overblijven, wordt er geloot.

Schooldirecteur Jaap Nelissen (62), al 21 jaar de baas op de Wittevrouwen, ziet er vrij weinig in. ‘Ik had voorheen vier jaar lang zicht op hoeveel kinderen er zouden komen. Die indicatie heb ik nu helemaal niet, en dat geeft allemaal problemen in onze bedrijfsvoering.’ Het gecentraliseerde aanmeldbeleid noemt hij ‘paniekvoetbal’. Als een school zichtbaar en aantoonbaar discrimineert, moet je die aanpakken, vindt Nelissen. ‘Maar niet de hele stad opzadelen met dit systeem.’ Zijn oplossing voor het gesegregeerde onderwijs is huisvestingsbeleid. ‘Als jij in een wijk toestaat dat de gemiddelde huizenprijs 7 ton is, kun je raden wat de kleur van de school is.’

Ook op het schoolplein wordt het initiatief met enige argwaan ontvangen. Ouders spreken van een nobel streven, maar hechten net zo veel waarde aan goed onderwijs voor hun nageslacht. Marieke Langen (45) is toegeeflijker. Hoewel de bestuursadviseur haar eigen kind inschreef toen hij drie maanden oud was, staat ze achter het plan. Het tegengaan van segregatie is volgens haar hard nodig. ‘Het is nu vaak een eenheidsworst. De meeste kinderen zijn bevoorrecht: ze hebben twee ouders, zijn gezond en er is genoeg geld om op vakantie te gaan.’

Langen betwijfelt of het goed is dat haar kinderen in deze omgeving opgroeien. ‘Maar ik heb ze ook niet naar een school in Kanaleneiland gebracht. Daar krijgen ze ongetwijfeld een realistischer wereldbeeld, maar minder goede scholing. Dat is de crux: iedereen wil een betere wereld, maar iedereen wil het ook goed voor zichzelf hebben.’

Een typisch dilemma van collectieve actie, noemt Thijs Bol dat. De socioloog doet aan de Universiteit van Amsterdam onderzoek naar onderwijsongelijkheid. ‘Als individu is het logisch om zo te denken, want deze scholen kampen bijvoorbeeld vaker met een lerarentekort. Dat leidt tot lesuitval of onderwijs door onbevoegden en dat is niet goed voor de leerprestaties van leerlingen.’

Alleen zijn de verschillen in onderwijskwaliteit geen gegeven, maar iets dat je kunt beïnvloeden. ‘Je moet als ouder niet denken: die school blijft altijd hetzelfde. Juist door je verantwoordelijkheid te nemen, kan de kwaliteit toenemen. Dan wordt het voor docenten ook aantrekkelijker om er te werken.’

Niet alleen Randstad

Het is beslist niet alleen de Randstad die met schoolsegregatie worstelt, weet ook Guido Walraven, onderzoeker van het Kenniscentrum Gemengde Scholen. ‘Tien jaar geleden bekeken we het probleem in zwart-wittegenstellingen. Volgens die logica zou segregatie in Emmen, waar amper allochtonen wonen, niet mogen spelen. Dat blijkt onjuist. In Emmen wonen er bijvoorbeeld mensen met een lage opleiding, die dialect spreken en het Nederlands als tweede taal beschouwen. Die segregatie is minder zichtbaar.’ Het inkomen en opleidingsniveau van ouders zijn daarom een betere indicator, ‘hoewel dat enige overlap heeft met een migratieachtergrond’.

De segregatie heeft volgens Walraven drie oorzaken: vooroordelen van ouders, oneerlijk toelatingsbeleid van scholen en het feit dat wijken sterk gesegregeerd kunnen zijn. Dat Utrecht zich nu alleen toelegt op de toelatingsprocedure valt te prijzen, ‘maar je wil uiteindelijk schoolklassen die een goede afspiegeling zijn van de stad’. Hij weet best dat dit niet gemakkelijk geregeld is, ‘maar je moet het op z’n minst proberen’.

Amsterdam en Den Haag voerden al eerder een centrale aanmelding in, Rotterdam is nog niet zover. Experts roemen vooral de aanpak van Nijmegen, dat in 2008 specifiek beleid introduceerde. Ook daar krijgen broertjes, zusjes en omwonenden voorrang bij een school. Als er dan nog plek over is, wordt niet geloot maar per kind gekeken of  het bijdraagt aan het mengen van de school.

Voor de Utrechtse onderwijswethouder Anke Klein (D66) gaat zulke positieve discriminatie een stap te ver. Ze herkent ‘dat we niet allemaal door elkaar wonen’, maar ziet niet direct een rol weggelegd voor het stadsbestuur. ‘Als wij als overheid zeggen: wij weten wat goed voor u is, ben ik bang dat het niet goed gaat. Ouders kunnen het beste zelf inschatten wat goed is voor hun kind.’

‘Niet de juiste postcode’

In Kanaleneiland, waar een groepje moeders bij het speeltuintje aan de Spaaklaan zit, vinden ze dat best jammer. De ‘zwarte’ wijk grenst direct aan het chique Oog in Al: het instellen van Nijmeegs beleid zou in beide wijken tot gemengder scholen leiden. Dat klinkt de dames als muziek in de oren – hoewel Sehri (38) benadrukt dat haar buurt al best gemengd is, ‘er wonen hier Turkse én Marokkaanse mensen’. Huisvrouw Metap Agh (41) vertelt in gebrekkig Nederlands hoe ze haar dochtertje op een school in Oog in Al probeerde in te schrijven, maar te horen kreeg dat ze ‘niet de juiste postcode’ had. ‘Ik wil haar het liefst naar een gemixte school sturen. Waar ze Nederlanders ontmoet en met iedereen leert omgaan. Anders komen kinderen elkaar pas op de middelbare school tegen. Dan vinden ze elkaar misschien raar.’

De papa’s en mama's aan de overkant van de weg, bij kinderopvang Blos in Oog in Al, zijn daar ook beducht voor. Verkoopdirecteur Joost Keus (37), die pasgeleden met zijn zoontje Ferre (3) vanuit de Amsterdamse wijk Watergraafsmeer is neergestreken in Oog in Al, had het daarom wel leuk gevonden als zoonlief niet op zo’n witte school zou zitten. Maar of hij Ferre 500 meter verder naar Kanaleneiland zou brengen? ‘Dat wil je natuurlijk niet. Ik vind het fijn dat hij hier in de buurt naar school gaat. En je associeert een zwarte school toch met slecht onderwijs.’ Zijn oplossing? ‘Haal wat kinderen uit Kanaleneiland naar Oog in Al.’

De 37-jarige psychotherapeut (geen naam in de krant) die haar dochtertje op komt halen is eveneens huiverig. Diversiteit zou ze toejuichen, ‘maar als ik mijn eigen kinderen naar Kanaleneiland moet brengen, zou ik niet blij zijn. Uit praktisch oogpunt: ik woon tegenover de school. Bovendien wil ik dat mijn dochter naar een school gaat die goed staat aangeschreven.’ En het maatschappelijk belang dan? De verontschuldigende blik spreekt boekdelen. ‘Blij dat ik die keuze niet heb hoeven maken.’