Direct naar artikelinhoud
AnalyseAsielopvang

Vluchtelingen in tenten wilde Nederland nooit meer, waarom dreigt de geschiedenis zich dan toch te herhalen?

Noodopvang in de Zeelandhallen in Goes.Beeld ANP

Opnieuw is het crisis in de asielopvang. Meer dan tweeduizend extra opvangplekken voor asielzoekers zijn er komende weken nodig, hield demissionair minister Ferd Grapperhaus (veiligheid en justitie) gemeenten maandagavond voor. Daarvan moeten er 800 heel snel komen. 

En dat terwijl er afgelopen weken al meerdere tijdelijke locaties zijn geopend. In het Zeeuwse Goes slapen asielzoekers in een evenementenhal. Bij het aanmeldcentrum in Ter Apel slapen mensen niet alleen op plastic matrasjes in paviljoens zonder privacy, maar ook op stoelen in de hal van het aanmeldcentrum. Het Rode Kruis waarschuwde anderhalve week geleden dat de asielopvang door een ‘humane ondergrens’ dreigt te zakken

In allerijl zoeken het Centraal orgaan opvang asielzoekers (Coa) en gemeenten naar oplossingen. Er wordt hard gewerkt, daar zijn vriend en vijand het over eens. Waarom blijft de asielopvang dan toch achter de feiten aanlopen, en slapen asielzoekers opnieuw in paviljoens en op veldbedden?

De beelden van de opvang in Ter Apel, Heumensoord of Goes lijken op die uit 2015 en 2016, toen veel Syriërs naar Nederland waren gevlucht vanwege de oorlog in hun land. Nederland was daar niet op voorbereid, en ook toen moesten het Coa en gemeenten in lichte paniek bedden neerzetten in tenten en evenementenhallen.

Dat moet niet opnieuw gebeuren, was het unanieme sentiment toen. De kosten waren hoog, zowel financieel als maatschappelijk. Dus werd er, zoals dat gaat, een plan gemaakt. Of beter gezegd: een ‘uitvoeringsagenda flexibilisering asielketen’. Daarin spreken het rijk, gemeenten, provincies en alle organisaties die betrokken zijn bij de asielketen de ambitie uit voor een systeem dat onder meer sneller kan op- en afschalen als er plots veel meer of minder asielzoekers naar Nederland komen.

Tijdelijke woningen als buffer

Wanneer er minder asielzoekers zijn, kunnen de woningen die overblijven bijvoorbeeld naar studenten, arbeidsmigranten of mensen die snel een woning zoeken na een scheiding, is het idee. Komen er weer meer asielzoekers dan kan het Coa snel een beroep doen op die ‘buffercapaciteit’. 

Eerste probleem is dat die uitvoeringsagenda er pas kwam in mei 2020, jaren na de asielcrisis die het zaadje plantte voor het plan. In de tussentijd was er al opnieuw een probleem ontstaan: in november 2019 vreesde het Coa voor een tekort van tienduizend opvangplekken. Met een vooruitziende blik voorspelde de organisatie dat 2020 en 2021 ‘qua capaciteit’ spannende jaren zouden worden. 

Dat ligt dit keer niet aan een onverwachte hoge instroom door een conflict elders. Ja, er komen meer asielzoekers naar Nederland. Maar dat komt vooral doordat mensen weer kunnen reizen nu de coronapandemie op zijn einde loopt, wat ook betekent dat gezinsherenigingen weer mogelijk zijn. 

De mensen die Nederland uit Afghanistan heeft geëvacueerd worden op dit moment nog opgevangen op locaties van Defensie. Misschien komen die straks ook op reguliere Coa-locaties te wonen, maar op dit moment zorgen zij niet voor de drukte in Ter Apel of elders in de normale opvang. 

Asielzoekers moesten anderhalf jaar wachten

De grote problemen waar het Coa nu mee kampt zijn veel lastiger op te lossen: de vastgelopen woningmarkt – daarvoor lijkt voorlopig geen oplossing voorhanden – en de enorme vertragingen bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). Dat laatste lijkt zo goed als opgelost, maar op het dieptepunt moesten asielzoekers anderhalf jaar wachten op een eerste gesprek met de IND. Anderhalf jaar waarin het Coa deze mensen moest opvangen. 

Het noopte het Coa tot de inrichting van zogeheten ‘pre-procesopvanglocaties’: locaties voor mensen die nog aan het wachten waren op de start van hun asielprocedure. Ook dat drukt op de capaciteit van de opvang. 

Terug naar de uitvoeringsagenda. De ambities zijn duidelijk, maar de praktijk blijkt toch weerbarstig. Zo werkt het Coa druk aan die zogeheten buffercapaciteit, maar gemeenten lijken pas echt urgentie te voelen als de nood echt aan de man is. 

Zo stelden verschillende gemeenteraden afgelopen maanden allerlei eisen aan de opvang en aan de extra capaciteit. Harderwijk bijvoorbeeld steggelde dit voorjaar nog over een buffer van 300 man voor het asielzoekerscentrum dat normaal 500 man huisvest. Een deel van de raad wilde die 300 man extra überhaupt niet, een deel wilde dat het Coa er alleen gezinnen zou huisvesten en er was discussie over wanneer die buffer precies ingezet zou mogen worden. Uiteindelijk kwam die er wel, maar dergelijke politieke besluitvorming kost tijd en elke gemeente moet hier steeds opnieuw over beslissen. 

Het juiste personeel voor minderjarige asielzoekers

Daar komt ook nog eens bij dat elke Coa-locatie medewerkers nodig heeft, en die zijn niet zomaar beschikbaar. Dat is met name lastig voor de woonvoorzieningen voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen. Die hebben begeleiding nodig en dat is werk voor specialisten met de juiste opleiding. Voor deze groep ligt het probleem minder in het vinden van een locatie, als wel in het vinden van het juiste personeel. 

Ondertussen is het programma dat de asielketen moet flexibiliseren alweer beëindigd, schreef Broekers-Knol in december 2020 aan de Tweede Kamer. Er is een overstap gemaakt naar ‘een duurzame inbedding van flexibilisering in de asielketen’, aldus de staatssecretaris. 

Wat betreft de flexibele opvangcapaciteit is de oogst tot nu toe: twee pilots in Utrecht en Nijmegen en een leidraad voor gemeenten. 

Lees ook:

De asielopvang piept en kraakt. Hoe komt dat?

De problemen in de opvang van asielzoekers zijn als een knoop die lastig te ontwarren is.