Direct naar artikelinhoud
analyse

Drie keer goud voor Nederland? Verleiding is groot VN-werelderfgoed als landencompetitie te zien

Het beschermen van werelderfgoed begon uit een universele grondgedachte: deze plekken moeten voor iedereen op aarde bewaard blijven. Maar nationalistische belangen spelen op.

Het was een drieslag voor Nederland bij de jaarlijkse aanwijzing van werelderfgoederen van de Verenigde Naties. De Nieuwe Hollandse Waterlinie, de Koloniën van Weldadigheid in Drenthe en de archeologische resten van de noordgrens van het Romeinse rijk (de ‘limes’) van Katwijk tot Nijmegen. Na de bekendmaking jubelde een belangenbehartiger van het vaderlandse erfgoed: ‘Drie keer goud voor Nederland!’

De zuilengalerijen in Bologna.Beeld Martina Ramella

Het is in tijden van medaillespiegels verleidelijk om alles als een wedstrijd te zien. Maar het behalen van een plek op de VN-werelderfgoedlijst is geen overwinning op andere landen.

De 1.153 monumenten, stadsdelen, natuurgebieden, opgravingen en gebouwencomplexen op de lijst zijn namelijk niet alleen van ‘uitzonderlijke’ maar ook van ‘universele waarde’. Het betekent dat ze voor iedereen op de wereld van belang zijn en daarmee eigenlijk van iedereen zijn. De 193 landen die zijn aangesloten bij de VN-erfgoedconventie – dat zijn alle VN-lidstaten dus – hebben afgesproken zich samen in te spannen om die plekken voor de mensheid te behouden. De werelderfgoedlijst is geen competitie, maar een onderneming in de geest van de Drie Musketiers: één voor allen, allen voor één.

Toch haalden de meeste nieuwbakken werelderfgoederen deze week alleen in eigen land het nieuws. Zuilengalerijen in Bologna in Italië, een kloostercomplex in Tlaxcala in Mexico, de stad As-Salt in Jordanië, de opgravingen van de prehistorische Jomon-cultuur in Japan en zo nog drie, vier handenvol. Niet zo gek, zegt historicus Katie Digan, die aan de Universiteit van Gent promotieonderzoek doet naar de geschiedenis van de werelderfgoedlijst. De spanning tussen nationale sentimenten en universele claims zit ‘ingebakken’ in de opzet van de VN-werelderfgoedlijst.

‘Hoewel de ambitie van de lijst een grensoverschrijdend karakter heeft, kunnen landen alleen monumenten of plekken binnen hun eigen grenzen aandragen. Zodoende gaat eigen belang al snel een rol spelen. Bovendien is het idee van een lijst met de belangrijkste plekken uit de geschiedenis van de mensheid zo waanzinnig goed aangeslagen. Je wilt er op staan, ook al gaat het je geld kosten om het erfgoed te onderhouden. Landen ontlenen er prestige aan.’

De bescherming van werelderfgoed kreeg vleugels in de jaren zestig, zegt Digan. De Egyptische president Gamal Abdel Nasser wilde laten zien hoe modern zijn oude land was met het bouwen van de enorme Aswan-dam. De vallei met het Abu Simbel-tempelcomplex moest ervoor onder water worden gezet. De Unesco, de VN-organisatie voor onderwijs en cultuur, kwam toen in beweging en meer dan vijftig landen droegen geld bij om de oudheden in veiligheid te kunnen brengen.

Het is het eerste voorbeeld van internationale samenwerking om erfgoed te redden. ‘Het gevoel was: nu of nooit, want als je het verwoest, komt het nooit meer terug.’ De VN zijn na 1945 opgericht om oorlog te voorkomen: door betere diplomatieke relaties, maar ook door elkaar via onderwijs en cultuur beter te leren kennen en begrijpen. ‘De beelden van hijskranen die de oude Egyptische standbeelden verplaatsten, maakten veel indruk. Achteraf heeft het gewerkt als een groot pr-project voor het beschermen van erfgoed en was het de opmaat naar de lijst die vanaf 1972 is aangelegd.’

Maar hoe universeel de grondgedachte vijftig jaar geleden ook was, de samenstelling van de werelderfgoedlijst verloopt niet volgens natuurwetten. Het is mensenwerk, een work in progress, en daarom nu al zelf interessant voor historici.

De Britse stad Liverpool vond het bijvoorbeeld in 2003 nog een goed idee om zijn oude havengebied aan te melden als erfgoed. Het maakte de stad onder meer aantrekkelijk voor toeristenfolders, een belangrijk drijfveer achter veel aanvragen. Maar later dacht het stadsbestuur dat het nog beter was voor de toekomst van Liverpool om in dat gebied nieuwe kantoortorens en een voetbalstadion te bouwen. Het havenaanzicht veranderde zo dramatisch en de Unesco trokken daarom vorige week de erfgoedstatus weer in - een zeldzame maatregel.

Het laat zien dat de wil om voor erfgoed te strijden van politieke keuzes afhankelijk is, en zodoende van situatie tot situatie kan verschillen. De oude schatten kunnen inzet zijn van eigentijdse politiek, laten ook twee gehonoreerde inzendingen in de ronde van 2021 zien.

Thailand haalde het enorme nationaal park Kaeng Krachan binnen met zijn bedreigde planten- en diersoorten. Maar mensenrechtenonderzoekers vrezen dat de erfgoedstatus Bangkok een argument geeft om het Karen-volk, dat daar op de grens met Myanmar woont, te verdrijven. Roemenië was op zijn beurt blij dat de oude Romeinse goudmijnen van Rosia Montana op de lijst zijn gekomen. Het lijkt daarmee definitief een streep te kunnen zetten door een ontginningscontract met een Canadees mijnbouwbedrijf uit 1999 waar Boekarest van af wil.

Komakino Steencirkel, Japan.Beeld World Cultural Heritage Registration Promotion Headquarters

De werelderfgoedlijst levert zo jaar na jaar meer case studies op dan één historicus aankan, zegt Digan. Haar onderzoek richt zich er op hoe de opvattingen al binnen een paar decennia zijn veranderd over welk erfgoed universeel interessant is. Aanvankelijk verschenen namelijk vooral Europese landen op de lijst. Italië is met 58 werelderfgoederen nog steeds koploper, al komt de 21ste eeuwse wereldmacht China met 56 snel dichterbij.

‘De nadruk lag in het begin heel erg op kerken en oude gebouwen’, zegt Digan. ‘Maar gaandeweg drong door dat in verschillende culturen verschillende ideeën leven over wat belangrijk is en hoe je daar voor zorgt. De criteria zijn sindsdien steeds ruimer geworden. Toen ik in 2017 de vergadering van het Unesco-comité bijwoonde kreeg daar bijvoorbeeld een ‘cultuurlandschap’ in Zuid-Afrika de erfgoedstatus, omdat daar duizenden jaren het Khomani San-volk heeft geleefd in bar woestijnklimaat.’

Het neemt niet weg dat de verdeling nog steeds scheef is. Europa en Noord-Amerika hebben nog steeds bijna de helft aan het erfgoed in de wereld. Nederland heeft nu twaalf werelderfgoederen op de VN-lijst: van de grachtengordel in Amsterdam tot het Woudagemaal en het historische hart van Willemstad op Curaçao. Het is bijna twee keer zoveel als Egypte, vier keer zoveel als Bangladesh, zes keer Botswana en twaalf keer Haïti.

Het wekt de indruk dat zich hier veel meer geschiedenis heeft afgespeeld dan elders. Om dat recht te trekken is al jaren geleden afgesproken dat ieder land per keer maar één plek mag nomineren voor de erfgoedstatus, en dat er jaarlijks maar een stuk of 35 bijkomen. Voor de meeste plekken lobbyen landen vervolgens jaren, en toevallig kwam Nederland deze keer drie keer uit de hoed - vanuit Drenthe is al bijna tien jaar geijverd voor de Koloniën van Weldadigheid.

Maar dan nog. ‘Het opstellen van een nominatie is enorm veel werk, en duur bovendien’, zegt Digan. ‘Het is technisch ingewikkeld, bijvoorbeeld om de precieze coördinaten van gebieden en gebouwencomplexen vast te stelen. Hoewel de erkenning en het erfgoedtoerisme belangrijk zijn voor armere landen, kunnen ze niet altijd aan de strenge eisen van Unesco voldoen.’ Rijkere landen hebben kortom niet meer erfgoed, maar wel meer geld en tijd om het bureaucratische proces te doorlopen.