Direct naar artikelinhoud
Filmrecensie

Wéér die afgebeten duivenkop in docu over Ozzy Osbourne

De documentaire The Nine Lives of Ozzy Osbourne laat geen detail van het leven van de roemruchte Black Sabbathfrontman onbesproken. Jammer dat de muziek zelf er enigszins bekaaid af komt.

Ozzy Osbourne met zijn toen twee weken oude zoon Jack in 1985.Beeld Getty Images

Het is altijd fijn om in een documentaire een paar sprekers van internationale reputatie te hebben. Zeker als die de hoofdpersoon van de film zonder terughoudendheid marineren in complimenten.

Wonderproducer Rick Rubin vervult die rol in The Nine Lives of Ozzy Osbourne met verve. “Ozzy heeft alles veranderd,” zegt hij meermaals. En: “Hij heeft het genre heavy metal uitgevonden.”

Of dat echt waar is, wordt in de deze documentaire van Greg Johnston, die ook realityserie The Osbournes regisseerde, niet onderbouwd. Maar dat is ook helemaal niet de intentie van de film die dit weekend exclusief te zien is op het Amsterdamse deel van het In-Edit muziekdocumentairefestival. De film - met medewerking van het onderwerp zelf, zijn echtgenote en manager Sharon en zijn drie jongste kinderen Aimee, Jack en Kelly - lijkt vooral bedoeld om de mythe rond de persoon Ozzy Osbourne te bestendigen.

Elke beruchte Ozzyanekdote – van de afgebeten duivenkop tot het concert waarbij de zanger zijn tanden in een vleermuis zette – komt voorbij in een vlot verteld verhaal, gedrenkt in hectoliters sterke drank. En waarom ook niet? De biografie van de frontman van Black Sabbath leest als een schelmenroman.

The Nine Lives of Ozzy Osbourne doet geen moeite een verrassende invalshoek over de avonturen van zijn hoofdpersoon te vinden, maar vertelt simpelweg zijn levensgeschiedenis. Het is het romantische verhaal van een outsider die alle neerdrukkende verwachtingen versloeg. Inclusief die van zichzelf. Want de jonge John Osbourne, die opgroeide in het Engelse Birmingham, was een onzeker jongetje dat ‘overal bang voor was’.

Zanger zoekt band

Met hardwerkende fabrieksarbeiders als ouders (“Als papa thuis kwam, vertrok mama voor haar nachtdienst”) leek de dyslectische Osbourne voorbestemd de bescheiden voetsporen van zijn ouders te volgen. Maar ergens broeide een andere toekomst. “Ik werd gepest. Het enige moment dat ik me niet bedreigd voelde door anderen was wanneer ik hen aan het lachen kon maken,” zegt hij nu. De ontdekking van alcohol en drugs gaf hem in eerste instantie waar hij naar zocht: zelfvertrouwen.

Een advertentie met de tekst: ‘Ozzy Zig – Requires a Gig’ met de eenvoudige toevoeging ‘Ik ben een zanger en ik heb een band nodig’ deed de rest. Gitarist Tony Iommi en drummer Bill Ward belden het vermelde nummer. Wie er opnam verraste Iommi: “Op school had ik weleens een jongen gezien die zich Ozzy noemde. Maar ik had hem nog nooit een noot horen zingen.”

Dat Osbourne dat inderdaad ook nog weinig had gedaan, getuigt van zijn toegenomen bravoure die hem al snel tot het perfecte uithangbord van de groep maakte. Toen de band ook nog een oplossing vond voor z’n gebrek aan repertoire, waren de poorten naar sterrendom geopend. Het verbaasde Iommi hoeveel mensen er betaalden om horrorfilms te zien in de bioscoop. Vervolgens viel hem een lumineus idee in: waarom bestond ervan die films geen muzikaal equivalent?

Geïnspireerd door een boek over zwarte magie schreef de band eind jaren zestig een song met dezelfde titel als de laatste griezelfilm van Boris Karloff: Black Sabbath. Getroffen door het succes van hun spookverhalen op muziek veranderden de vier hun bandnaam van Earth in Black Sabbath. Het duurde niet lang of Osbourne voerde een van de beruchtste bands van Engeland aan. Een groep die verder ging waar de traditionele rock eindigde, z’n occulte imago zwaar aanzette en voor niets en niemand bang leek te zijn.

Het is jammer dat de documentaire zo kort stilstaat bij die opwindende fase van de geboorte van een nieuw muziekgenre. De in rockdocumentaires bijna onvermijdelijke drugsexcessen en daaropvolgende bandcrashes eisen daarna de aandacht op.

Marketinghoogstandje

Osbournes verhaal in een notendop: in 1979 was hij zo onhandelbaar geworden dat de band hem ontsloeg. Een paar jaar eerder had de beruchte showbizzmanager Don Arden de band onder zijn hoede genomen. Zijn dochter Sharon moest zorgen voor de gevallen zanger in wie Arden ook potentieel als soloster zag.

Daarna voltrok zich een marketinghoogstandje dat ooit een eigen documentaire verdient. Osbourne, die leefde op bezorgpizza’s en wodka, werd opnieuw in de markt gezet als Prince of Darkness. Deinend op verandering van de tijdgeest in de muziek waarin de rauwe soberheid van de punk z’n plek verloor aan stadionrock en hairmetal, werd Osbourne een van de grootste sterren van de rock. En passant verloor hij zijn hart aan manager Sharon.

Inmiddels is Osbourne al twee keer met pensioen gegaan en net zo vaak weer teruggekeerd op het podium. Hoewel hij lijdt aan de ziekte van Parkinson, belemmert hem dat niet in vintage osbourniaans te spreken over zijn toekomst: “Ik ga pas met pensioen als ze een nagel in m’n doodskist slaan.” Theatrale pauze. “En dan nóg geef ik een toegift.”

The Nine Lives of Ozzy Osbourne, vanavond 21 uur (Ketelhuis) en zondag 19 uur (Melkweg). https://es.in-edit.org/?lang=en