Als kunstenaar deed Jan van Eyck (ca. 1390-1441) iets ongehoords. De Vlaamse grootmeester van De aanbidding van het Lam Gods imiteerde de levensstijl van zijn klanten, de adel, de hoge bourgeoisie en de geestelijkheid.
Dat blijkt uit een archiefvondst van Hendrik Callewier, een Vlaamse mediëvist. De historicus publiceerde over de betekenis van zijn ontdekking een artikel dat deze week verscheen in Simiolus, een Nederlands wetenschappelijk tijdschrift dat in het Engels artikelen publiceert over kunst en kunstgeschiedenis.
Bij gebrek aan overgeleverde contemporaine bronnen en door het feit dat er in de eerste helft van de vijftiende eeuw meer ‘Jan van Eycks’ als kunstschilder actief waren, hebben kunsthistorici over het leven van een van de grootste kunstenaars van de late Middeleeuwen vooral gespeculeerd. Het staat zelfs niet vast waar en wanneer Van Eyck is geboren.
Door een vondst in de archieven van het Vaticaan, die de afgelopen decennia toegankelijk zijn gemaakt, heeft Callewier de biografische kennis over de kunstenaar aanzienlijk kunnen vergroten. In een register van de administratie van paus Eugenius IV (1431-47) vond hij een verzoek van de schilder. Op 26 maart 1441, Van Eycks laatste levensjaar, had de kunstenaar samen met zijn vrouw Margaretha verzocht om een zogenoemde biechtbrief.
Christenen moesten destijds minstens één keer per jaar te biecht gaan bij de parochiepriester in hun geboorteplaats. Een verplichting die door de toegenomen mobiliteit in de late middeleeuwse samenleving nogal eens in de knel kwam. Sommige gelovigen kozen daarom bedelmonniken als biechtvaders. Rijken verzochten om een vergunning om voor de biecht een gekwalificeerde belijder te kiezen, in plaats van de pastoor uit hun geboorteplaats.
Die laatste mogelijkheid was alleen voor de zeer welgestelden weggelegd. Die kostte namelijk tot wel tot 30 Franse ponden. Een bedrag dat in Van Eycks toenmalige woonplaats Brugge ongeveer gelijkstond met een kwart tot een vijfde van het jaarsalaris van een vakman in de bouwsector. Voor een schilder, toen ook een vakman, een ongehoord bedrag.
Volgens Callewier is de biechtbrief een bewijs van Van Eycks uitzonderlijke status. Zijn talent en zelfbewustzijn brachten de kunstenaar volgens de historicus niet alleen in contact met de elite van zijn tijd, ze gaven hem ook toegang tot de levensstijl van deze kringen. Dat hij die kon imiteren, kan alleen mogelijk zijn geweest met een uitgebreid netwerk onder de machthebbers in de stad.
Bisdom Luik
De archiefvondst maakt meer duidelijk. Het staat nu vast dat Van Eyck is geboren in het bisdom van Luik. Maaseik, Bergeijk, Maastricht en Arendonk, vaak genoemd als zijn geboortestad, behoorden alle tot dit grote bisdom.
Ook blijkt volgens Callewier dat Van Eyck nauwe banden had met Italië. En het is het eerste tijdens Van Eycks leven opgestelde document dat bewijst dat Margaretha zijn echtgenote was. Vermoedelijk kwam ook zij uit het bisdom Luik, en zijn zij eerder gehuwd dan tot nu werd verondersteld.
Het verzoek om de biechtbrief zou er volgens Callewier op kunnen wijzen dat de kunstenaar zich zorgen maakte over zijn zielenheil. De plicht om jaarlijks te biecht te gaan schoot er bij veel christenen vaak bij in. Maar vlak voor hun dood werd de noodzaak voor een berouwvolle belijdenis beslist als urgent ervaren.
Ten tijde van Van Eycks verzoek aan de paus leed Brugge na een oproer onder een hongersnood en stierven de inwoners bij bosjes. Drieënhalve maand na zijn kostbare verzoek aan de paus overleed Jan van Eyck, ongeveer 50 jaar oud.