Terug naar de krant

Met Wim Kan op het ijs

Leeslijst column Frits Abrahams
Leeslijst

Cabaretier Paul van Vliet, inmiddels 85 jaar (nee toch), kijkt in zijn onlangs uitgekomen boek Heimwee naar morgen vooral achterom. Naar zijn Haagse jeugd, zijn studiejaren, zijn diensttijd („Het belangrijkste wat ik uit mijn diensttijd heb meegenomen is natuurlijk ‘Majoor Kees’”) en zijn theaterleven.

Ook als schrijver hanteert hij de toon die we van hem uit het theater kennen: onderhoudend, vriendelijk, rustig. Het boek bestaat uit korte stukken, soms columnachtig, soms met een verhalend karakter. Van Vliet blijft graag op enige afstand van de lezer, hij gunt ons maar een beperkte blik op zijn ziel. Dat zal ook wel de oorzaak zijn van een eerder mislukte poging om een heuse autobiografie te schrijven.

Zijn anekdotentrommel gaat open, zonder hinderlijke ijdelheid. Wat mij het meest verraste, was het verhaal ‘Mevrouw Tan’, waarin hij een seksueel avontuurtje beschrijft tijdens een tournee in 1969 langs Nederlanders in Zuid-Amerika. Na een optreden dringt zich een prachtige vrouw aan hem op, getrouwd met een Chinese chirurg, Tan genaamd. Ze geraken via de dansvloer op het damestoilet, waar zich een spontane toegift zonder publiek voltrekt. „Dat was niet niks”, zei ik hijgend, „en wat nu?” „Ga jij maar eerst”, zei Josephine. „Ik kom zo.”

In 2018, bijna vijftig jaar later, wacht weer na een optreden, nu in Den Haag, „een mooie, oude dame” hem op. Ik zal de afloop niet verklappen, maar ik voelde me even beland in een kort verhaal van Van Vliets stadsgenoot F. Springer.

Van de anekdotes zal mij verder een ervaring met Wim Kan het meest bijblijven. Van Vliet kende Kan, hij was een groot bewonderaar van hem. Met Herman van Veen besloot hij in 1971 onaangekondigd bij Kan op verjaarsvisite te gaan. Kan had een hekel aan bezoek, hij leefde met zijn vrouw Corry in een zelfgekozen isolement aan de Westeinderplas. „Wim Kan zat rechtop in bed in een wit-blauw gestreepte pyjama. Om hem heen lagen de ochtendbladen en de verjaardagspost. Hij keek nors en leek niet toegankelijk voor iets leuks.”

Toch ontdooit Kan en hij stelt zelfs voor een schaatstochtje op de plas te maken. „Het werd een onvergetelijke middag”, schrijft Van Vliet. „Wij vormden een treintje met Herman voorop, Wim Kan op ijshockeyschaatsen in het midden en ik als laatste man. Zo zwierden wij over de Westeinderplas in de winterzon. De hele lange middag tot het donker werd. En we waren gelukkig. Nooit heb ik Wim Kan zo uitgelaten, zo jong en zo grappig gezien.”

Ik heb even in de dagboeken van Wim Kan, gepubliceerd in de jaren tachtig, nagekeken hoe hij zelf op die verjaardag terugkeek.

Zaterdag 16 januari 11.10 uur. Nog te bed. „Zestig worden, hoe vindt u dat? Ach, ik zag het al een hele tijd aankomen. Vanaf donderdag allemaal uiterst zware voorstellingen, die op mijn verjaardag inbegrepen. (…) Overdag geheel onverwacht Herman van Veen en Paul van Vliet op bezoek. Zij redden zonder dat ze dat wisten de jaardag uit een soort zenuwinzinking. Met ons allen op het waterige ijs van de Westeinderplas. Beetje flauwekul schaatsen. Erg ontspannend. Gezellig, sympathiek, collegiaal.”

Wim Kan samen met zijn twee theaterzonen, die hij altijd kritisch volgde, op de bevroren Westeinderplas. Je zou er zelf ook heimwee van krijgen, gewoon naar gisteren.

Een versie van dit artikel verscheen ook in NRC Handelsblad van 10 mei 2021.

Mail de redactie

Ziet u een taalfout of een feitelijke onjuistheid?

U kunt ons met dit formulier daarover informeren, dat stellen wij zeer op prijs. Berichten over andere zaken dan taalfouten of feitelijke onjuistheden worden niet gelezen.

Maximaal 120 woorden a.u.b.
Vul je naam in