Direct naar artikelinhoud
Tweede Wereldoorlog

CJO: Onderzoeken van gemeenten naar eigen rol in WO II soms onder de maat

Een ‘Stolperstein’ in Utrecht, die aangeeft waar het huis stond van een Joodse bewoonster die niet terugkeerde uit de vernietigingskampen.Beeld archieffoto AD

Tientallen gemeenten onderzoeken wat er is gebeurd met geroofd Joods vastgoed na de Tweede Wereldoorlog. Maar de kwaliteit van die onderzoeken is niet altijd voldoende, zegt het Centraal Joods Overleg (CJO).

Dat de nazi’s in 1942 begonnen met het afvoeren van Joden naar concentratiekampen was terug te zien in het Nederlandse straatbeeld. Huizen, winkels, kantoren en andere bedrijfspanden kwamen leeg te staan. Een deel werd verkocht, zonder dat de Joodse eigenaren daar iets van wisten. Gemeenten speelden daar een rol in, maar welke, dat bleef lange tijd onderbelicht. De laatste jaren neemt de aandacht toe. 39 gemeenten zijn inmiddels zelf een onderzoek begonnen naar hun rol, schrijft journalistiek platform Pointer van KRO-NCRV, dat bijhoudt welke vorderingen gemeenten maken.

De voorzitter van het Centraal Joods Overleg, Ronny Naftaniel, heeft kritiek op de kwaliteit die sommige gemeenten leveren. Op Maastricht bijvoorbeeld, dat een verkennend onderzoek uitvoerde. “Dat duurde een week en is veel te dun”, zegt Naftaniel. Maastricht keek alleen naar geïnde gemeentelijke belastingen, maar volgens Naftaniel moet de gemeente de blik verbreden.

Twijfel over teruggave

“De eerste vraag is of gemeenten hebben geholpen bij de onteigeningen in de oorlog”, zegt Naftaniel. “De tweede belangrijke vraag: hebben gemeenten zelf in de oorlogsjaren onroerend goed van Joden gekocht en hebben zij getalmd dat na de oorlog terug te geven.” 

Tegenwerking hebben Joodse eigenaren in verschillende gemeenten ondervonden. Naftaniel: “Soms lag niet de gemeente, maar de provinciale overheid dwars. In Oss bijvoorbeeld ging het om een huis dat was ingericht als burgemeesterswoning. De gemeente Oss wilde dat wel restitueren, maar de provincie ging dwarsliggen. Zo zijn er verschillende voorbeelden waarbij gemeenten geprofiteerd hebben van de roof van Joods bezit en na de oorlog er niet over piekerden dat terug te geven.”

“Dan de derde kwestie. Die gaat over de heffingen. In Amsterdam en Den Haag zijn achterstallige erfpachtbetalingen opgelegd aan Joden die terugkeerden, of aan hun familie. Het huis was in het bezit van de vaak foute oorlogsbezitters, of het stond leeg en het was door de Grundstücksverwaltung onteigend. Die betaalden geen erfpacht, geen straatgeld of rioolgeld. Dat moesten de echte eigenaren na de oorlog alsnog doen. Die onderdelen zijn niet voldoende uitgezocht. Gemeenten moeten daar naar kijken, en dat doen ze gelukkig ook in toenemende mate.”

Tot 20.000 woningen

Niet bekend is hoeveel woningen tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn onteigend. Onderzoeken gaan uit van tussen de 16.000 en 20.000 woningen. Die stonden geregistreerd bij de Niederländische Grundstücksverwaltung, waarover Naftaniel al sprak. Van 7107 woningen is bekend dat ze zijn doorverkocht. Na de oorlog konden de Joodse eigenaren via de rijksoverheid proberen hun eigendom terug te krijgen. Vaak lukte dat, maar niet altijd. Gemeenten waren niet de grootste profiteurs van onteigeningen en doorverkoop van Joods vastgoed. Vooral makelaars, notarissen en hypotheekbanken verdienden aan de doorverkoop.

Maar dat gemeenten kwalijke keuzes maakten, blijkt uit wat een studente een jaar of acht geleden aantrof toen ze in de archieven van Amsterdam werkte. “Ze kreeg dossiers in handen die moesten worden gedigitaliseerd", zegt Naftaniel. “Dat waren de bezwaardossiers van ongeveer tweehonderd Joden die na de oorlog hun huizen terug hadden gekregen. Maar de gemeente Amsterdam had over de oorlogsjaren erfpacht geheven. Toen de teruggekeerde Joden dat niet konden betalen, legde de gemeente daar nog eens een boete bovenop. Die erfpacht was al immoreel, de boete helemaal.”

Amsterdam stelde een onderzoek in en was daarmee een van de eerste die de eigen rol nader onderzocht. 

Lees ook:

Juridisch gezien is de oorlog alles behalve voorbij, dus blijft advocaat Herman Loonstein strijden

Advocaat Herman Loonstein gaat zich volhardend inzetten voor het rechtsherstel van Joodse slachtoffers en compensatie van geroofd bezit. Eigenlijk had hij daar al veel eerder aan willen beginnen.